Lagere school Emile Bockstael en Atheneum Emile Bockstael
Félix Sterckxstraat 18
Reper-Vrevenstraat 80-100
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Pierre GILLET – architect, ingenieur-architect – 1910
Jean-François HOEBEN – architect – 1928
Marcel LAMBRICHS – architect – 1950-1970
Juan MEYERS – architect – 1950-1970
Bruno BOULANGER – architect – 1950-1970
Mark VANTHOURNOUT – architect – 1950-1970
ATELIER D'ARCHITECTURE ET D'URBANISME – architectenbureau – 1950-1970
Lucien-Jacques BAUCHER – architect – 1950-1970
Jo. F. DRAPS – architect – 1950-1970
LIBOIS – architect – 1950-1970
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1869 werd een eerste gemeentelijke lagere school in Laken opgericht, in een thans verdwenen deel van de Heizelstraat. Ze werd gesloopt in het kader van de aanleg van het park van Laken. In 1890 werden voorlopige gebouwen opgetrokken in het bouwblok tussen de Félix Sterckxstraat en de Reper-Vrevenstraat. In 1910 stelde gemeentelijk ingenieur-architect Pierre Gillet een ontwerp voor de school voor dat in het midden van het bouwblok voorzag in twee lange parallelle volumes met klassen, verspringend ingeplant, haaks op de Reper-Vrevenstraat. Het westelijke volume (A), met acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), was bestemd voor de meisjesschool (School nr.27) en de kleuterschool (School nr.18), terwijl het oostelijke volume (B), met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bestemd was voor de jongensschool (School nr.26). Toen burgemeester Emile Bockstael de school in 1912 inhuldigde, waren slechts zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van het westelijke volume en drie van het oostelijke voltooid. Dat laatste volume werd in of kort na 1916 met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) uitgebreid, het equivalent van één klaslokaal.
In 1928 ontwierp architect J.-F. Hoeben een grote uitbreiding van de school naar de Sterckxstraat en de Reper-Vrevenstraat. Hij voerde er echter slechts een deel van uit, na 1930: een analoge uitbreiding van elk volume in noordelijke richting, met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voor het westelijke volume en drie voor het oostelijke, en de toevoeging van twee kantoren aan elk volume aan de achtergevel.
In 1956 ontwierp architect Marcel Lambrichs een complex bestemd voor de crèche en de kleuterschool (C), met speelplaats aan de Félix Sterckxstraat, verbonden met de jongensschool; het werd in 1962 gebouwd. In 1959, nadat de Stad Brussel had beslist de vierde graden tot middelbare scholen om te vormen, werd een nieuwe uitbreiding van het geheel gepland (D), ditmaal aan de Reper-Vrevenstraat, waarvan de eerste steen in 1961 werd gelegd, naar een plan hoogstwaarschijnlijk van de hand van Lambrichs. Het had een U-vormige plattegrond rond een speelplaats en was met de jongensschool verbonden. In 1964 ontwierp Lambrichs bijgebouwen (E) bestemd voor de sanitaire ruimten, vestiaires en douches; ze verbonden de crèche en de kleuterschool met de meisjesschool. In dezelfde periode werd in het verlengde van de meisjesschool een nieuw klasgebouw (F) opgetrokken. Het aldus uitgebreide complex werd in 1966 door burgemeester Lucien Cooremans ingehuldigd.
In 1969 vestigde architect Juan Meyers een paviljoen (G) aan het westelijke uiteinde van het complex, loodrecht op de Reper-Vrevenstraat, dat in 1970 naar deze straat werd verlengd door architect Bruno Boulanger. In datzelfde jaar tekende die laatste de plannen voor een klasgebouw (H) in de as van de toegang aan de Reper-Vrevenstraat, dat in 1982 van een tweede verdieping werd voorzien door architect Mark Vanthournout. In 1972 ontwierp het Atelier d’Architecture et d’Urbanisme een plan voor de uitbreiding in drie fasen van de scholengroep, hoofdzakelijk aan de Reper-Vrevenstraat. Fase I betrof de huidige Kakelbontschool op nr.100 (I), fase II een klasgebouw (J) dat achteraan naar de meisjesschool terugweek, en fase III een sportzaal op een parking aan de Reper-Vrevenstraat (K), waartegen een klasgebouw werd aangebouwd (L). Bij die gelegenheid werd de hoek tussen het gebouw aan de straat en dat uit 1961 (D) versierd met een fresco van Paul De Gobert dat de Koninklijke SerresBroeikast. voorstelt. In 1976 verbond hetzelfde Atelier de sportzaal met het klasgebouw (I) via een doorgang met conciërgewoning (M).
De gebouwen aan de Félix Sterckxstraat (C) huisvesten nog altijd een crèche en de Ecole Primaire Emile Bockstael, terwijl de kleuterklassen naar de Heizelstraat nr.110 zijn overgebracht, een in 2014 ingehuldigd passiefgebouw ontworpen door bureau Nimptsch Architekten. De rest van het complex wordt ingenomen door het Athénée Emile Bockstael, behalve nr.100 Reper-Vrevenstraat, waarin zich de Kakelbontschool bevindt.
Beschrijving
Volumes uit 1910, vergroot in 1928 (A en B) – architect P. Gillet; architect J.-F. Hoeben
Het ontwerp uit 1910, met invloed van de eclectische stijl, bestond uit klasgebouwen (met al geplande uitbreiding) in baksteen, hardsteen en witsteen, met bijna identieke plattegrond en gevel. Het gebouw voor de meisjes was langer omdat het ook de kleuterschool bevatte. Gebouwen van twee bouwlagen boven een souterrainverdieping die vooraan grotendeels door een Engelse koer wordt afgeboord, onder een hoog leistenen zadeldak met talrijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. aan de kant van de speelplaats, afgesloten door uitspringende topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met schouderstukken. Talrijke schoorsteenkokers doorbreken de topgevels en de voorgevels.
Het volume met de meisjesschool en de kleuterschool (A) moest op termijn op de benedenverdieping bestaan uit – v.l.n.r. en gelegen langs een gang achteraan – een brede speelzaal en twee klassen (kleuterschool), een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en drie klassen voor de meisjes; op de verdieping moesten de trap en de gang leiden naar zeven klassen, de twee aan de linkerkant boven de speelzaal. De Engelse koer, met afgeronde hoeken, wordt onderbroken vóór de ingang van de speelzaal, uiterst links, en die van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht..
De voorgevel wordt geritmeerd door traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met gevarieerde breedte, afgeboord door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.: één muuropening (trappenhuis), twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen (traveeën van de speelzaal) of drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen (de grote klassen). Dit ritme wordt hernomen in de souterrainverdieping. Achteraan, om de gangen te verlichten en tussen analoge pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., kortere traveeën met één vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., behalve aan de kant van de speelzaal, met dubbele venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Op hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., voorgevel met enkelvoudige of gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. met onderdorpels in banden. Het horizontale karakter wordt nog versterkt door de visuele verlenging van de witstenen voetstukken en imposten van de stijlen door middel van kettingen in witte baksteen. Dezelfde horizontaliteit vinden we terug in de opeenvolging van getoogde ontlastingsbogenBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast. met witstenen aanzetstenenGeprofileerd of versierd blok (natuur)steen waarop een boog of een strek steunt. en booggewelven in witte baksteen, maar met diamantkopvormige hardstenen sluitstenen. De borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. zijn voorzien van ventilatiegaten in witte baksteen, de pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., met ankers met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer., met trekgaten voor de schoorstenen. De kortere venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die op de lager gelegen binnenplaats uitgeven, sluiten aan bij de hogere venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., maar dan zonder bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Een houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. rust op een uitkragende bakstenen friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). die door steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. wordt onderbroken.
Op de achtergevel, die wordt doorsneden door een stenen band tussen de bouwlagen maar bijna zonder decor, opeenvolging van muuropeningen, ook onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. en met een aparte stenen onderdorpel.
De puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. hebben schouderstukken met consoles en afgeschuinde hardstenen aandaken. De schoorsteenpijpenHet boven het metselwerk of dak uitstekende deel van een schoorsteen. zijn behandeld als aediculaVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning. met gebogen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., ook in hardsteen.
Het volume met de jongensschool (B) vertoont eenzelfde architectuur, met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van drieledige muuropeningen, de laatste twee rond die van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en met een enkelvoudige muuropening. De souterrainverdieping is hier slechts op de drie linkertraveeën vrij.
Enkel de zes linkertraveeën van de meisjesschool en de vier rechtertraveeën van de jongensschool werden aan de vooravond van het interbellum gebouwd. De gebouwen werden na 1930 verlengd, met twee eenheden elk, die van de meisjes met een Engelse koer, die van de jongens zonder, van elkaar gescheiden door een tweede trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. Analoge architectuur, maar I-balkenIJzeren latei met I-profiel. vervangen door gewapend beton. Van de toegang is het impost vervangen door de beglaasde borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping. Aan elk binnenplaatsje achteraan werden twee lage, breed verlichte bijgebouwen in dezelfde stijl toegevoegd, bestemd voor kantoren, overwegend in de as van de toegangen.
De twee trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. uit 1910 zijn oorspronkelijk. Bovengronds hebben ze twee rechte metalen trapdelen met een rechthoekig raam, een bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. dat onrechtstreeks door het impostvenster van de toegang wordt verlicht, en een overloop die toegang geeft tot de achterliggende gang. De smeedijzeren trapleuningen met art-nouveau-accenten zijn gemaakt van een netwerk van staven dat wordt hernomen op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. die de impostvensters beschermen. Het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. van de jongensschool van na 1930 heeft dezelfde configuratie maar is volledig in beton behandeld, inclusief volle, met granito beklede leuningen.
Gebouwen ontworpen van de jaren 1950 tot de jaren 1970
Ontwerpen van architect Marcel Lambrichs, ingehuldigd in 1966
Gebouwen met betonstructuur, onder plat dak of dak met een heel lichte helling. De gevels, waarvan sommige zijn versierd met vlakken van baksteen en geprefabriceerde kwartsplaten, worden geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. rond grote muuropeningen met borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. bekleed met opstaande crèmekleurige keramiekplaten. Metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., met geometrische verdelingen, deels bewaard.
Aan de Sterckxstraat bestaat het complex van de crèche en de kleuterschool (C) uit twee L-vormige hoofdvolumes van twee bouwlagen, rond een speelplaats aan de straat. Het volume evenwijdig aan de straat bevat de klaslokalen, het haakse volume een refter op de benedenverdieping. De binnenplaats wordt aan de linkerkant afgeboord door een overdekte doorgang. Twee vleugels in het verlengde van het evenwijdige volume vormen de verbinding met de meisjes- en jongensschool. Het volume aan de kant van de meisjesschool bevat onder meer een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en de portiersloge, het volume aan de kant van de jongensschool een refter en een dokterslokaal.
L-vormig volume met, aan de speelplaats vooraan, gevels met op de benedenverdieping, ter hoogte van het impost, een platte doorlopende luifel die de luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. van de overdekte doorgang verlengt. Verdiepingen behandeld als loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. met beglaasde metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en metalen zuiltjes waarop een plat dak rust. De loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. van het volume evenwijdig aan de straat is gedeeltelijk open. Drie centrale vlaggenmasten. De gevel aan de achterste speelplaats van dit volume heeft eenzelfde luifel op de benedenverdieping. Haaks volume met bakstenen gevel aan straatzijde, met twee lage vensterregisters.
Binneninrichting bewaard. Gang met klassen met raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met gekleurde borstweringen.
Aan de straat, links, toegang met twee muurvlakken in L-vorm waarop een platte luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. rust. Doorgang onder plat betonnen dak dat rechts rust op door een borstwering verbonden metalen zuiltjes, en links op een met keramiek beklede muur. Aan deze zijde, dak met veelhoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., recht boven parterres met dezelfde vorm. Speelplaats afgesloten door een hardstenen muurtje onder een hek met verticale staven.
Aan de Reper-Vrevenstraat bestaat het U-vormige complex (D) uit drie volumes, met in het midden een overdekte speelplaats, die een binnenplaats binnen het bouwblok afbakenen. Ze hebben één bouwlaag, behalve het volume met klassen gelegen in het verlengde van de jongensschool, met twee bouwlagen. Aan deze kant heeft het volume aan de straat elf traveeën; de centrale verlichten een hoge turn- en feestzaal, de eerste drie zijn blindZonder opening; blind venster, schijnopening. en stemmen overeen met de scène, de laatste is breder en bevat de toegangsportiek, onder een verdieping die wellicht voor de conciërge was bestemd. Het volume in de as van de toegang bevat een gang die wordt verlicht door een daklicht op metalen zuiltjes. Speelplaats oorspronkelijk met vrije muuropeningen.
Binneninrichting bewaard. Muren van geprefabriceerde kwartsplaten.
Bijgebouwen met de sanitaire ruimten, vestiaire en douches (E) verbinden de crèche en de kleuterschool met de meisjesschool. In de sanitaire ruimten is de bekleding in lichtblauwe keramiek oorspronkelijk.
Klasgebouw (F)
In het verlengde van de meisjesschool, klasgebouw met betonstructuur en met drie bouwlagen onder plat dak. Tussen bakstenen topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., gevels van drie traveeën geritmeerd door betonnen banden rond houten raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met borstweringen van lichtblauwe sandwichpanelenKunststoffen gevelplaat, bestaande uit een isolerende kern tussen twee platen (vandaar 'sandwich'). Bekendste uitvoering, Glasal, gemaakt op basis van cement en versterkingsvezels, met een glad zijdeglans oppervlakte en verkrijgbaar in een tiental verschillende kleuren. en met kleine, naar buiten openende vleugels.
Binnen, trap met treden van gepolijst granito en metalen leuningen. Chemielokaal met oorspronkelijk meubilair.
Paviljoen (G) – architect Juan Meyers, 1969; architect Bruno Boulanger, 1970
Gebouw (H) – architect Bruno Boulanger, 1970; architect Mark Vanthournout, 1982
Twee analoge klasgebouwen met betonstructuur, met respectievelijk een en drie bouwlagen onder plat dak. Gevels van wit uitgewassen beton, geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Paviljoen met bakstenen zijgevels. Oorspronkelijk houten schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... ; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met naar buiten openend bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden..
Gebouwen van het Atelier d’Architecture et d’Urbanisme, ontworpen in 1972
Gebouwen met betonstructuur onder plat dak. Gevels in baksteen en beton. Hellende ramen met smalle, naar buiten openende vleugels. Houten schrijnwerk bewaard; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met eveneens naar buiten openende vleugels. Interieurs allemaal in baksteen en ruw beton.
Inspringend t.o.v. de Reper-Vrevenstraat, rechthoekige sportzaal (K) die via een lager volume, met twee trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., is verbonden met een parallel klasgebouw (L) van drie bouwlagen. Sportzaal met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. bakstenen gevels waarvan de hoeken door uitspringende betonblokken worden bekroond, onder hellende daklichten ter hoogte van het driedimensionale gebinte, waarop een plat dak rust. Inrijpoort links aan de straat. Rechts, in de achteruitbouwstrook, lang gebogen bekken met een gekromde betonwand, bestemd voor planten. In de hoek gevormd door de topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van het gebouw uit 1956, fresco van Paul De Gobert, thans in slechte staat.
Binnen, souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en lage begane grond gebruikt als parkeerruime, onder de hoge sportzaal.
Het volume met de trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. heeft aan de westkant een voorstevenvormige gevel op kolom, met een beglaasd bovendeel.
Tussen bakstenen topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., gevel van het achtervolume (L) geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en voorzien van een vensterregister met doorlopende afgeschuinde borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in beton. Begane grond volledig opengewerkt met een hellende glaspartij. Op de westgevel, kleine voorstevenvormige uitsprong waarvan de beglaasde zuidkant de gangen verlicht. Aan het oostelijke uiteinde daarvan, lichtkoker boven een toegang vanuit het gebouw uit 1961 (D).
Tussen de sportzaal (K) en de Kakelbontschool (I), doorgang (M) met hellende beglazing, rustend op een imposante ovale drager in baksteen met daarin een wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt., rechts geflankeerd door de portiersloge.
Op de verdieping, gang aan de straatkant, conciërgewoning aan de kant van de binnenplaats.
Gebouw van de Kakelbontschool (I) met drie bouwlagen. Links op de straatgevel, bakstenen voorbouw met uitsprongen onderbroken door smalle betonnen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met daarin de toegang onder een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak., de sanitaire ruimten en het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. Tussen bakstenen topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., gevels geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en voorzien van vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met doorlopende afgeschuinde borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in beton. Aan straatzijde, geleidelijk inspringende bouwlagen, de begane grond volledig opengewerkt met een schuine glaspartij.
Gang evenwijdig aan de straat, met aan beide zijden klassen. Sanitaire ruimten met oorspronkelijke bekleding van oranje keramiektegels.
Terugwijkend naar de meisjesschool, klasgebouw (J) van één bouwlaag, met een vensterregisterDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. op een afgeschuinde uitspringende borstwering.
Bronnen
Archieven
SAB/NPP Q26 (1928-1935).
SAB/OW 57141 (1910), 59072 (1916), 59002 (1928-1930), 72626 (1928-1930), 93174 (1956), 93174 (1964), 81005 (1969), 82674 (1970), 81802 (1970), 94618 (1972-1977), 93174 (1972-1982), 85379 (1976), 91317 (1982).
Publicaties en studies
DUVOSQUEL, A., Athénée Emile Bockstael. 25 ans. 1960-1985, Stad Brussel, 1985, pp. 27-28.
LOZE, P., Paul De Gobert, Atelier Vokaer, 1983, p. 123.