Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
H. SNEIDERS – architect – 1927
F. VANDENDAEL – architect – 1959
Richard VANDENDAELE – architect – 1959
François THOMISSE – architect – 1946
INCONNU - ONBEKEND – 1909
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neogotiek
Modernisme
Art deco
naoorlogs modernisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 35949
Beschrijving
Schoolcomplex
voor middelbaar onderwijs, met rond een trapezoïdale binnenplaats de oorspronkelijke
gebouwen uit 1909, in neogotische stijl, vanaf 1927 uitgebreid door architect
H. Sneiders, en modernistische gebouwen uit 1959, naar
de plannen van de architecten Fr. en R. Vandendael. Kort vóór 1930 werd de instelling uitgebreid met een
aanpalende woning (nr. 46), en in 1931 met een huis voor een kinderbewaarplaats
(nr. 48), allebei in art-decostijl, het tweede door aannemer J. Kinnard Coffé. Wegens plaatsgebrek aan de Félix Sterckxstraat liet
het instituut in 1989 een gymnastiekzaal in postmodernistische stijl bouwen op
nr. 111 Stevens-Delannoystraat.
Geschiedenis
Als jongere afdeling van de Zusters der Christelijke Scholen van Vorselaar vestigden de Zusters van de Heizel zich in 1899 in de gelijknamige wijk. In 1909 namen ze hun intrek in de Félix Sterckxstraat, en naast hun huis lieten ze een lagere meisjesschool bouwen, die in 1911 werd ingehuldigd. De congregatie leverde ook het onderwijzend personeel voor twee andere katholieke scholen in de buurt, de school Kristus Koning Mutsaard in 1927 (zie Paul Jansonstraat nr. 51) en de school van het Goddelijk Kind Jezus in de tuinwijk Verregat in 1929 (zie Magnolialaan nr. 2). Naarmate deze wijk dichter bevolkt raakte, werd de lagere school aan de Félix Sterckxstraat in de loop der jaren geregeld uitgebreid. In 1927 werd het schoolgebouw verhoogd met een eerste verdieping (n.o.v. architect H. Sneiders), dan met een tweede in 1946 (n.o.v. architect François Thomisse). In 1959 (n.o.v. architecten Fr. en R.Vandendael) werd de school uitgebreid aan de kant van de Félix Sterckxstraat, terugwijkend naar de oorspronkelijke vleugel zodat een trapeziumvorm ontstond. Rond 1984-1985 werd het Institut Maris Stella een gemengde middelbare school, terwijl de lagere school werd overgebracht naar de Stevens-Delannoystraat, in de voormalige lagere jongensschool Saint-Lambert, waarmee ze fuseerde (zie Stevens-Delannoystraat).
Beschrijving
Oorspronkelijk gebouw
Oorspronkelijk bestond het instituut uit gebouwen in baksteen en hardsteen, met aan de straatkant een symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. met twee blinde topgevels verbonden door een omheiningsmuur met portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).. Achter de linkergevel bevond zich een kort gebouw dat wellicht als conciërgewoning diende (in 1928 “klaslokaal” genoemd), dat (al?) werd gevolgd door een vleugel met een speelplaats en sanitaire ruimten. Achter de rechtergevel bevond zich een klasgebouw zonder verdieping en onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Rechts stond ook een woonhuis voor de zusters, met één verdieping en een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan de straatkant. Het geheel bevestigde de typisch katholieke voorliefde voor de neogotische stijl. De twee topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. waren voorzien van spitsboog- of accoladevormige arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., ook het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). was spitsboogvormig; alle topgevels waren getrapt en de omheiningsmuur was versierd met een boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. en imitatie kantelen. Vier klassen, elk verlicht door drie venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., bereikbaar aan de kant van de binnenplaats via twee toegangen met gang. Een groot deel van hun gevel is bewaard: fijne onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in afgeschuinde steen; lichtjes inspringende muuropeningen in steekboogarcade; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met een fijn kruisraam van afgeschuinde steen op waterlijst, dubbele latei met accolades, borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met twee verluchtingsopeningen (gedicht); deuren zonder stenen verdeling maar onder een latei met dubbele accolade; gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. ankers in de vorm van een met lelies versierd Grieks kruis.
De gevel van het huis van de zusters is nagenoeg onveranderd gebleven en heeft drie traveeën onder een stenen trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met hoekpinakels. In de eerste twee bouwlagen, muuropeningen onder rechte latei en omlijst met een torusProfiel dat in doorsnede van kwartrond tot meer dan halfrond is (halfovaal of halfhartvormig)., onder een ontlastingsboog met timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd., dubbel en rondboogvormig op de benedenverdieping, getoogd op de eerste verdieping. De onderste muuropeningen lichtjes inspringend in spitsboogarcades, de bovenste bekroond door een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). van drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. spitsbogen. Stenen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. ter hoogte van de onderdorpels en aan de voet van de geveltop, met zes steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en een eveneens door een torus omlijst spitsboogvenster. Geprofileerd eikenhouten raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met compacte roedeverdeling. De dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op. van de deur is versierd met een boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. met schelpen, de onderste panelen zijn versierd met briefpanelen.
Uitbreidingen van 1928
De voormalige conciërgewoning (?) en de klasgebouwen werden uitgebreid met een verdieping, opnieuw onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., en van de woninggevel werden enkel de oorspronkelijke blinde arcades verlengd. Op de overeenkomstige gevel van de klaslokalen werden de arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. onder nieuwe bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. verlengd, met spitsbogen aan de zijkant en twee rondboogfriezen op de centrale arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn.. Drie identieke venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. verlichtten de nieuwe bouwlaag, met een onderdorpel met bakstenen festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden. en een latei onder een steekboogvormige ontlastingsboog.
Aan de speelplaats, veertien venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping, met bakstenen platte lijst en onderdorpel op festoenen, lichtjes inspringend onder een uitkragende bakstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., gescandeerd door korte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en met hergebruik van de oorspronkelijke houten hollat. Links werd een laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gepland, in dezelfde stijl als de overige en bestemd voor een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. dat naar de gangen achteraan zou leiden. Die traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) lijkt echter niet te zijn uitgevoerd, al evenmin als een klein aansluitend kantoor. De wijzigingen uit 1928 zijn nog gedeeltelijk zichtbaar in het huidige opstanden van de klasgebouwen.
Verhoging van het klasgebouw in 1946
De verhoging was enkel voor de linkerhelft van het gebouw gepland maar werd op een groter aantal traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de straatkant uitgevoerd. De venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. aan de binnenplaats zijn identiek aan die uit 1928 en worden afgebakend door de verlengingen van de pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Het lage zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. wordt aan de linkerkant door een schild doorbroken. De ingreep is nog duidelijk merkbaar aan de verschillende kleuren van de gekozen bakstenen.
Verbouwingen en uitbreidingen van 1959
Het instituut breidde aanzienlijk uit en maakte tabula rasa met al haar oorspronkelijke structuren, met uitzondering van het klasgebouw en de woning, hoewel het klasgebouw zijn topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. aan de straatkant verloor ten voordele van de verlenging van de verdieping in 1946. Zo kreeg de gevel een laatste bouwlaag in baksteen in een duidelijk verschillende tint, met drie vensters aansluitend bij die uit 1928. Terzelfder tijd werden drie identieke vensters aangebracht in de tot dan toe blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. benedenverdieping.
Met een plattegrond in onregelmatige U-vorm, geheel van gebouwen van drie bouwlagen in rode en gele baksteen en architectonisch beton, onder een platform met fijne betonnen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Het eerste gebouw, aan de straat en tegen het oorspronkelijke klasgebouw, bevat, links van een brede toegang en kantoren en boven elkaar een feestzaal, een refter en een turnzaal. De gevel is volledig van beton en is bekleed met tegels; de vensterregisters zitten gevat in een structuur van fijne stijlen. Aan de binnenplaats is de gevel eenvoudiger, overwegend in baksteen: de vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. hebben een betonnen moneelStenen vensterstijl. en doorlopende lateien en onderdorpels, en ze worden doorbroken door muurdammen met gevarieerde breedte. Het terugwijkende linkervolume, overwegend in baksteen, bevat een lichtjes inspringend trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., een overdekte speelplaats met toiletten, en twee verdiepingen met kantoren en een gang achteraan. Op de gevel wordt het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. over vier bouwlagen verlicht door drie gekoppelde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., gevat in een gemeenschappelijke betonnen omlijsting, met borstweringen in opstaande gele bakstenen. Het volume achteraan is hoofdzakelijk voor de klaslokalen voorbehouden. Oorspronkelijk omvatte de benedenverdieping een overdekte speelplaats verbonden met de vorige en met de ondiepe binnenplaats achteraan, maar die werd door klaslokalen vervangen. Op de verdiepingen, klassen en kantoren langs een gang vooraan, aansluitend op die van de aanpalende vleugel. De lokalen zijn bereikbaar via een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. gelegen in de scherpe rechterhoek van de grote speelplaats. De gevel van het gebouw neemt de schema’s en materialen van het vorige gebouw over, maar dan met een andere indeling: hier vormen de uiteinden twee kwartcirkelvormige voorbouwen, met in de rechter voorbouw de al vermelde trappen en hun toegang, en in de linker een aansluiting op de gang op de begane grond en één kantoor per verdieping. Hun opstand, met vier gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen (drie boven de toegang), is analoog aan die van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. van de vorige vleugel. De rest van de opstand, die met de gangen overeenstemt, bestaat thans uit twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters..
Binnen is het gros van de oorspronkelijke afwerking, met wand- en vloertegels in diverse kleuren bewaard gebleven, evenals de beglaasde binnenwanden van de klaslokalen. De twee trappen met schalmgatHet vrije, open gedeelte in een trappenhuis., het ene rechthoekig, het andere halfrond, zijn kenmerkend voor de jaren 1950-1960, met hun tegels in granito en hun metalen leuningen met geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. staven en met plastic beklede handlijstenGeprofileerde lijst op een borstwering of tegen een muur bevestigd, waaraan men zich met de hand kan vastgrijpen..
Het tuintje van de achteruitbouwstrook wordt thans afgesloten door een lage buisreling op een hardstenen sokkel.
Recente vernieuwingen
Schrijnwerk volledig vervangen, in gelakt aluminium of in pvc.
Geschiedenis
Als jongere afdeling van de Zusters der Christelijke Scholen van Vorselaar vestigden de Zusters van de Heizel zich in 1899 in de gelijknamige wijk. In 1909 namen ze hun intrek in de Félix Sterckxstraat, en naast hun huis lieten ze een lagere meisjesschool bouwen, die in 1911 werd ingehuldigd. De congregatie leverde ook het onderwijzend personeel voor twee andere katholieke scholen in de buurt, de school Kristus Koning Mutsaard in 1927 (zie Paul Jansonstraat nr. 51) en de school van het Goddelijk Kind Jezus in de tuinwijk Verregat in 1929 (zie Magnolialaan nr. 2). Naarmate deze wijk dichter bevolkt raakte, werd de lagere school aan de Félix Sterckxstraat in de loop der jaren geregeld uitgebreid. In 1927 werd het schoolgebouw verhoogd met een eerste verdieping (n.o.v. architect H. Sneiders), dan met een tweede in 1946 (n.o.v. architect François Thomisse). In 1959 (n.o.v. architecten Fr. en R.Vandendael) werd de school uitgebreid aan de kant van de Félix Sterckxstraat, terugwijkend naar de oorspronkelijke vleugel zodat een trapeziumvorm ontstond. Rond 1984-1985 werd het Institut Maris Stella een gemengde middelbare school, terwijl de lagere school werd overgebracht naar de Stevens-Delannoystraat, in de voormalige lagere jongensschool Saint-Lambert, waarmee ze fuseerde (zie Stevens-Delannoystraat).
Beschrijving
Oorspronkelijk gebouw
Oorspronkelijk bestond het instituut uit gebouwen in baksteen en hardsteen, met aan de straatkant een symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. met twee blinde topgevels verbonden door een omheiningsmuur met portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).. Achter de linkergevel bevond zich een kort gebouw dat wellicht als conciërgewoning diende (in 1928 “klaslokaal” genoemd), dat (al?) werd gevolgd door een vleugel met een speelplaats en sanitaire ruimten. Achter de rechtergevel bevond zich een klasgebouw zonder verdieping en onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Rechts stond ook een woonhuis voor de zusters, met één verdieping en een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan de straatkant. Het geheel bevestigde de typisch katholieke voorliefde voor de neogotische stijl. De twee topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. waren voorzien van spitsboog- of accoladevormige arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., ook het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). was spitsboogvormig; alle topgevels waren getrapt en de omheiningsmuur was versierd met een boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. en imitatie kantelen. Vier klassen, elk verlicht door drie venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., bereikbaar aan de kant van de binnenplaats via twee toegangen met gang. Een groot deel van hun gevel is bewaard: fijne onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in afgeschuinde steen; lichtjes inspringende muuropeningen in steekboogarcade; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met een fijn kruisraam van afgeschuinde steen op waterlijst, dubbele latei met accolades, borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met twee verluchtingsopeningen (gedicht); deuren zonder stenen verdeling maar onder een latei met dubbele accolade; gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. ankers in de vorm van een met lelies versierd Grieks kruis.
De gevel van het huis van de zusters is nagenoeg onveranderd gebleven en heeft drie traveeën onder een stenen trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met hoekpinakels. In de eerste twee bouwlagen, muuropeningen onder rechte latei en omlijst met een torusProfiel dat in doorsnede van kwartrond tot meer dan halfrond is (halfovaal of halfhartvormig)., onder een ontlastingsboog met timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd., dubbel en rondboogvormig op de benedenverdieping, getoogd op de eerste verdieping. De onderste muuropeningen lichtjes inspringend in spitsboogarcades, de bovenste bekroond door een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). van drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. spitsbogen. Stenen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. ter hoogte van de onderdorpels en aan de voet van de geveltop, met zes steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en een eveneens door een torus omlijst spitsboogvenster. Geprofileerd eikenhouten raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met compacte roedeverdeling. De dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op. van de deur is versierd met een boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. met schelpen, de onderste panelen zijn versierd met briefpanelen.
Uitbreidingen van 1928
De voormalige conciërgewoning (?) en de klasgebouwen werden uitgebreid met een verdieping, opnieuw onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., en van de woninggevel werden enkel de oorspronkelijke blinde arcades verlengd. Op de overeenkomstige gevel van de klaslokalen werden de arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. onder nieuwe bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. verlengd, met spitsbogen aan de zijkant en twee rondboogfriezen op de centrale arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn.. Drie identieke venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. verlichtten de nieuwe bouwlaag, met een onderdorpel met bakstenen festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden. en een latei onder een steekboogvormige ontlastingsboog.
Aan de speelplaats, veertien venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping, met bakstenen platte lijst en onderdorpel op festoenen, lichtjes inspringend onder een uitkragende bakstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., gescandeerd door korte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en met hergebruik van de oorspronkelijke houten hollat. Links werd een laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gepland, in dezelfde stijl als de overige en bestemd voor een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. dat naar de gangen achteraan zou leiden. Die traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) lijkt echter niet te zijn uitgevoerd, al evenmin als een klein aansluitend kantoor. De wijzigingen uit 1928 zijn nog gedeeltelijk zichtbaar in het huidige opstanden van de klasgebouwen.
Verhoging van het klasgebouw in 1946
De verhoging was enkel voor de linkerhelft van het gebouw gepland maar werd op een groter aantal traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de straatkant uitgevoerd. De venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. aan de binnenplaats zijn identiek aan die uit 1928 en worden afgebakend door de verlengingen van de pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Het lage zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. wordt aan de linkerkant door een schild doorbroken. De ingreep is nog duidelijk merkbaar aan de verschillende kleuren van de gekozen bakstenen.
Verbouwingen en uitbreidingen van 1959
Het instituut breidde aanzienlijk uit en maakte tabula rasa met al haar oorspronkelijke structuren, met uitzondering van het klasgebouw en de woning, hoewel het klasgebouw zijn topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. aan de straatkant verloor ten voordele van de verlenging van de verdieping in 1946. Zo kreeg de gevel een laatste bouwlaag in baksteen in een duidelijk verschillende tint, met drie vensters aansluitend bij die uit 1928. Terzelfder tijd werden drie identieke vensters aangebracht in de tot dan toe blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. benedenverdieping.
Met een plattegrond in onregelmatige U-vorm, geheel van gebouwen van drie bouwlagen in rode en gele baksteen en architectonisch beton, onder een platform met fijne betonnen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Het eerste gebouw, aan de straat en tegen het oorspronkelijke klasgebouw, bevat, links van een brede toegang en kantoren en boven elkaar een feestzaal, een refter en een turnzaal. De gevel is volledig van beton en is bekleed met tegels; de vensterregisters zitten gevat in een structuur van fijne stijlen. Aan de binnenplaats is de gevel eenvoudiger, overwegend in baksteen: de vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. hebben een betonnen moneelStenen vensterstijl. en doorlopende lateien en onderdorpels, en ze worden doorbroken door muurdammen met gevarieerde breedte. Het terugwijkende linkervolume, overwegend in baksteen, bevat een lichtjes inspringend trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., een overdekte speelplaats met toiletten, en twee verdiepingen met kantoren en een gang achteraan. Op de gevel wordt het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. over vier bouwlagen verlicht door drie gekoppelde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., gevat in een gemeenschappelijke betonnen omlijsting, met borstweringen in opstaande gele bakstenen. Het volume achteraan is hoofdzakelijk voor de klaslokalen voorbehouden. Oorspronkelijk omvatte de benedenverdieping een overdekte speelplaats verbonden met de vorige en met de ondiepe binnenplaats achteraan, maar die werd door klaslokalen vervangen. Op de verdiepingen, klassen en kantoren langs een gang vooraan, aansluitend op die van de aanpalende vleugel. De lokalen zijn bereikbaar via een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. gelegen in de scherpe rechterhoek van de grote speelplaats. De gevel van het gebouw neemt de schema’s en materialen van het vorige gebouw over, maar dan met een andere indeling: hier vormen de uiteinden twee kwartcirkelvormige voorbouwen, met in de rechter voorbouw de al vermelde trappen en hun toegang, en in de linker een aansluiting op de gang op de begane grond en één kantoor per verdieping. Hun opstand, met vier gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen (drie boven de toegang), is analoog aan die van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. van de vorige vleugel. De rest van de opstand, die met de gangen overeenstemt, bestaat thans uit twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters..
Binnen is het gros van de oorspronkelijke afwerking, met wand- en vloertegels in diverse kleuren bewaard gebleven, evenals de beglaasde binnenwanden van de klaslokalen. De twee trappen met schalmgatHet vrije, open gedeelte in een trappenhuis., het ene rechthoekig, het andere halfrond, zijn kenmerkend voor de jaren 1950-1960, met hun tegels in granito en hun metalen leuningen met geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. staven en met plastic beklede handlijstenGeprofileerde lijst op een borstwering of tegen een muur bevestigd, waaraan men zich met de hand kan vastgrijpen..
Het tuintje van de achteruitbouwstrook wordt thans afgesloten door een lage buisreling op een hardstenen sokkel.
Recente vernieuwingen
Schrijnwerk volledig vervangen, in gelakt aluminium of in pvc.
Bronnen
Archieven
SAB/OW Laken 1753 (1909), 53000 (1927), 38548 (1931), 59983 (1945-1946), 71222 (1959), 73140 (1961).