Sint-Pieterscollege
Léon Theodorstraat 161-163-167-171
Jean-Baptiste Verbeyststraat 21-25
de Smet de Naeyerlaan 229
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Maurice DE GRAEVE – architect
A. CASTEELS – architect – 1935
A. CASTEELS – architect
Ant. PODEVAIN – 1904-1908
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Jette - historische kern (DPC-DCE - 2020-2023)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Scholencomplex met Nederlands- en Franstalige kleuter-, basis-en middelbare schoolafdelingen aan de Léon Théodorstraat 161-171, de de Smet de Naeyerlaan 229 en de Jean-Baptiste Verbeyststraat 21-25. Eerste gebouwen opgericht in 1904-1908 in neogotische stijl n.o.v. architect Ant. Podevain langs de Léon Théodorstraat. Vanaf de jaren 1920 tot heden worden talrijke nieuwe gebouwen, vergrotingen en verbouwingen voorzien ter uitbreiding en modernisering van het scholencomplex (ondermeer naar ontwerp van architecten A. Casteels en Maurice De Graeve en naar ontwerp van architect Ravestijn).
Geschiedenis
De abt Alphonse Cooreman, professor in het klein seminarie van Mechelen, kreeg in 1902 de opdracht om in Jette een Franstalige school op te richten voor jongens: het Collège Saint-Pierre, dat hulde bracht aan de patroonheilige van de parochie. De eerste leerlingen werden tijdelijk ondergebracht in een gebouw langs de Wemmelse steenweg nr. 184. In 1904 tekende architect Ant. Podevain plannen voor nieuwe schoolgebouwen die werden goedgekeurd door het diocesaan comité en nog hetzelfde jaar werden opgericht in neogotische stijl die de christelijke waarden van de school moest vertegenwoordigen. Het eerste gebouw bevond zich op nr. 167 van de Léon Théodorstraat (A) en bestond uit een refectorium en woningen voor de professoren terwijl het tweede gebouw met klaslokalen en een kapel, zich evenwijdig met het eerste bevond maar binnenin het perceel gelegen was (B, thans afgebroken en vervangen door een ander gebouw). Een eerste uitbreiding van de school vond plaats in 1905-1906 via de aanwerving van de aanpalende gebouwen in neoclassicistische stijl langs de Léon Théodorstraat nr. 163-165 en 171 (C), waardoor de school een brede straatgevel kreeg. In 1908 werd in het verlengde van nr. 171 van de L. Théodorstraat een neogotisch gebouw opgericht waarin klassen en een tweede, grotere kapel werden ondergebracht (D).
In 1937 ontstond een Nederlandstalige sectie van het college: het Sint-Pietersgesticht. Tijdens deze periode bleef het aantal leerlingen toenemen waardoor een reeks schoolgebouwen binnenin het perceel werden toegevoegd die een groot deel van het bouwblok zouden innemen en uiteindelijk tot aan de Jean-Baptiste Verbeysstraat en de de Smet de Naeyerlaan zouden reiken. Zo werd in 1927 het gebouw in het verlengde van de L. Théodorstraat nr. 171 nogmaals verlengd met een hoger gebouw van vier bouwlagen waarin een binnenkoer, klaslokalen en slaapkamers voor het internaat werden voorzien (n.o.v. architect Maurice De Graeve) (E).
Het gebouw (F) aan de zuidelijke zijde van het binnengebied en evenwijdig met de gebouwen D en E dateert van 1935 naar ontwerp van architect A. Casteels. Loodrecht op dit gebouw en langs de westelijke perceelsgrens werden twee gelijkaardige vleugels toegevoegd in de jaren 1950 (G) terwijl het eerste gebouw met één bouwlaag werd verhoogd.
Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef de bouwnijverheid van het college zich verderzetten. In 1948 ontwierp architect Ravestijn een nieuwe ingang van de school langs de de Smet de Naeyerlaan nr. 229 waarbij een spitsboogvormig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). zich aan de hoek van de laan bevond en de zopas heraangelegde Jean-Baptiste Verbeystraat werd voorzien van een bakstenen muurtje met hekwerk.
Het gebouw van één bouwlaag achter de nr. 163-165 van de Léon Théodorstraat dateert van 1962 en voorzag een grote refter (H). Van dezelfde periode dateert het hoge gebouw met verticale vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. op de de Smet de Naeyerlaan nr. 229 waarin zich een zwembad en gymnastiekzaal bevinden (I).
Het hedendaags gebouw met klaslokalen langs de Jean-Baptiste Verbeyststraat nr. 25 (G) dateert van 2020 en vervangt een ouder gebouw van 1972 (J). In dat jaar werd het college in twee gesplitst; beide Nederlands- en Franstalige Sint-Pietersscholen werden autonoom en kregen hun eigen gebouwen toebedeeld.
Rond 1985 werden enkele gebouwen van het Sint-Pieterscollege, met name deze binnenin het perceel, sterk verbouwd tot een nieuw geheel in postmoderne stijl. De gebouwen B en D werden afgebroken en voorzien van nieuwe, hogere gebouwen terwijl het gebouw E sterke renovatiewerken onderging en een nieuwe vleugel dit geheel afsloot (K).
De Franstalige Collège Saint-Pierre kocht in 1985 het nr. 153 van de Léon Théodorstraat om er de lagere school in onder te brengen (L). Dit gebouw werd sterk gerenoveerd tot een postmodern geheel naar ontwerp van de architecten Marc Vanden Bossche, Joëlle Houde, Marc Lacour en Jean-Paul Verleyen.
De school kent een trieste geschiedenis van verschillende leraar-priesters die verzet boden tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen de Duitse bezetting. Sommigen lieten hierbij het leven nadat ze werden gearresteerd en gedeporteerd naar Duitsland, waaronder Priester Paul Le Roux en Priester Victor De Sloover, beiden geëxecuteerd door onthoofding op 7 juni 1944. Zij werden geëerd met een straat in de gemeente.
Beschrijving
Nr. 163-165 Léon Théodorstraat (C) Twee gebouwen in neoclassicistische stijl met symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., ca. 1890 gebouwd als woning en vanaf 1905-1906 in gebruik als schoolgebouw.
Rechthoekige muuropeningen op de benedenverdieping, getoogd op de verdiepingen.
Nr. 163 Twee bouwlagen. Muuropeningen benedenverdieping met houten hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. waarin rolluiken. Twee dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Nr. 165 Drie bouwlagen. Frans balkonBorstwering tussen de dagkanten van een naar binnen openslaand venster dat tot de vloer doorloopt. met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de eerste verdieping.
Nr. 167 Léon Théodorstraat (A) Schoolgebouw in neogotische stijl met symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. van drie bouwlagen naar ontwerp van architect Ant. Podevain, 1904.
Bakstenen gevel met breukstenenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. plint en elementen in hardsteen. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. waarin anker(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. met letters SP van Saint-Pierre. Rechthoekige muuropeningen onder ijzeren latei en met Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën.. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). bestaande uit spitsbogen. Twee kleine dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Nr. 169 Léon Théodorstraat (C) Gebouw in eclectische stijl, ca. 1890 gebouwd als woning en vanaf 1905-1906 in gebruik als schoolgebouw. Met één bouwlaag verhoogd in 1922.
Opstand van drie bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Muuropeningen onder korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen.. Eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breder met rechthoekige muuropening op de benedenverdieping en balkon met ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de eerste verdieping. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met siermetselwerk tussen tweede en derde verdieping.
Nr. 171 Léon Théodorstraat (C) Gebouw in eclectische stijl met polychroom parementGangbaar geveltype in België tussen 1890 en 1914, gekenmerkt door een speelse verwerking van kleurrijke materialen en tal van ornamenten; vaak gevels met een asymmetrische compositie. en asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., ca. 1890. Als woning gebouwd en vanaf 1905-1906 in gebruik als schoolgebouw.
Twee bouwlagen onder mansarde. Bakstenen gevel met hardstenen elementen. Balkon met gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Getoogde muuropeningen. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst.. Houten deur bewaard. Mansarde met twee dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..Gebouwen D, E, B en K Gebouwengroep in postmoderne stijl van ca. 1985. Gebouw D, B en K nieuwbouw, terwijl gebouw E een sterke renovatie is van een gebouw van 1927 (n.o.v. architect Maurice De Graeve).
Drie loodrechte schoolgebouwen binnenin het bouwblok die samen een U vormen waartussen een binnenkoer. Drie en vier bouwlagen onder plat dak. Gevels in rode en bruine bakstenen met elementen in beton. Rechthoekige muuropeningen, af en toe onderbroken door oculusvensters.
Gebouwen D en E met telkens drie brede traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van elkaar gescheiden door een trapezoïdale voorbouw in beton waarin grote, gestapelde muuropeningen en bekroond door monogram met letters SP. Hoogste bouwlaag met bovenvenster opgevat als doorlopend vensterregisterDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters.. Gebouw E met binnenkoer op de benedenverdieping en twee erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. in de muurdammen die op de benedenverdieping starten met een rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. en waarvan de tweede met gestapelde bouwlagen.
Gebouw B: Gevel langs de binnenkoer gelijkaardig als de gebouwen D en E. Gevel langs de J.-B. Verbeyststraat met soberdere gevelritmering. Rechthoekige muuropeningen. Gelijkvloerse portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). die naar de binnenkoer leidt.
Gebouw K: Brede, rechthoekige muuropeningen op de drie eerste bouwlagen, kleinere, rechthoekige muuropeningen op de bovenste bouwlaag.
Portaal langs de Smet de Naeyerlaan en Jean-Baptiste Verbeystraat Spitsboogvormige portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). in geelgekleurde baksteen bedekt met rode dakpannen en bekroond met initialen SP. Hekwerk langs de Jean-Baptiste Verbeystraat met bakstenen muurtje geritmeerd door postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en twee hogere, nisvormige constructies onder rode dakpannen. Tweede postmodern portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). langs de J.-B. Verbeyststraat in beton waarin nisvormige boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. onder zadeldakje met rode dakpannen. Hekwerk deels verdwenen door nieuwbouw op nr. 25 van de J.B. Verbeyststraat.
Bronnen
Archieven
CLAISSE, M., A. DE SMET, J.P. DE SMET e.a., Un collège …. Un quartier …, 1988.
PAULUS, G., Jette, Guides des communes de la Région Bruxelloise, CFC-éditions, Bruxelles, 2000, p. 17.