Typologie(ën)
kantoorgebouw
Ontwerper(s)
Alfred CHAMBON – architect – 1930-1934
Paul HANKAR – architect – 1888-1889
Henri BEYAERT – architect – 1888-1889
Henri VAN DIEVOET – architect – 1901
Alban CHAMBON – architect – 1910-1918
Alfred CHAMBON – architect – 1946-1953
Marcel LAMBRICHS – architect – 1972-1975
Jacques WYBAUW – architect – 1980-1986
A. J. DE DONCKER – architect – 1980-1986
Philippe SAMYN – ingenieur-architect – 1980-1986
Walter BRESSELEERS – architect – 1980-1986
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van het Hedendaags Erfgoed (Urbat - 1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Kern
van het gebouwencomplex op het bouwblok Wolvengracht/Zilverstraat/Kreupelenstraat/Warmoesberg,
in meerdere fasen uitgebouwd vanaf eind het einde van de 19e eeuw tot
heden.
Financiële instelling gesticht in 1865, vanuit de in 1850 opgerichte «Algemene
Lijfrentekas». Aanvankelijk gevestigd in het «Hotel Marnix» aan de Eikstraat,
tot de bouw van een nieuwe zetel in 1872-1874 aan het De Brouckèreplein (zie
aldaar nr. 31).
Bouw
van een nieuwe hoofdzetel - de huidige zeven rechtertraveeën - met aanpalende directeurswoning heden
gesloopt aan de Wolvengracht, naar ontwerp van architect Henri Beyaert van
1888-1889, met medewerking van architect Paul Hankar inzonderheid voor het smeedwerk,
in gebruik genomen in 1893.
Uitbreiding naar ontwerp van architect H. Van
Dievoet van 1901, beëindigd in 1904 : vleugel van acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aansluitend op
de gelijktijdig aangepaste directeurswoning; vleugel van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de
Kreupelenstraat. Heden op een deurrisaliet na gesloopt.
Uitbreiding naar
ontwerp van architect Alban Chambon van 1910-1912, beëindigd in 1918 :
vergroting en volledige vernieuwing van Beyaerts lokettenzaal (1910); nieuwe
vleugel van in totaal eenendertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan Wolvengracht, Zilverstraat en
Kreupelenstraat (1912). Heden resteren de zes linkertraveeën in het verlengde
van de Beyaertvleugel en de hoekrotonde, voorts gesloopt.
Uitbreiding naar
ontwerp van architect Alfred Chambon van 1930, voltooid in 1934. Heden de
centrale vleugel van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Kreupelenstraat.
Vervolgens bouw van een nieuw bankcomplex naar ontwerp van architect Alfred
Chambon van 1946-1947, ingehuldigd in 1953 (zie nr. 48), na afbraak van de
directeurswoning en aanpalende Van Dievoetvleugel. Hoekblok
Kreupelenstraat/Warmoesberg naar ontwerp van architecten Marcel Lambrichs, C.
Grochowski en D. de Laveleye, van 1972- 1975. Nieuwe vleugel Zilverstraat/Kreupelenstraat
naar ontwerp van architecten Jacques Wybauw, A.J. De Doncker, Philippe Samyn en
Architektenbureau Walter Bresseleers, van 1980-1986, na afbraak van het
binnenblok van de Beyaertvleugel, de Alban Chambon- en Van Dievoetvleugel aan
Zilverstraat en Kreupelenstraat.
Complex in dezelfde periode verder uitgebouwd op de bouwblokken
Kreupelenstraat/Broekstraat/Koolstraat, onder meer het hoekblok Kreupelenstraat/Broekstraat/Peterseliestraat
naar ontwerp van Lambrichs, Grochowski en de Laveleye, van 1969-1973.
Grondige restauratie van het huidige Directiegebouw of «Hotel», naar ontwerp
van Guido Jan Bral (Restaurateurs Collectief) in samenwerking met
architectenbureau VDHV & Assoc., in 1990. Reiniging en herstel van buitenparementen, schrijn-
en bronswerk, dakbedekking en loden koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is.. Opfrissing en hernieuwde
stoffering van het interieur in de geest van het oorspronkelijke opzet.
Aanvulling van ontbrekende elementen, onder meer het glasraam van de hal door
S. Blondeel, naar schetsen van Chambon.
Beyaert-vleugel.
Oorspronkelijk bankgebouw met dubbelhuisopstand en lagere directeurswoning met
eenvoudige enkelhuisopstand, in eclectische stijl met klassieke
renaissance-inslag. Een laat werk van Beyaert, oorspronkelijk met een markante
lokettenzaal gekenmerkt door een dragend ijzeren skelet onder beglaasde
kap. Monumentale lijstgevel van Euvillesteen, met souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., drie bouwlagen,
oorspronkelijk zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (leien). Horizontale geleding in twee
registers met rechthoekige muuropeningen. Massieve geboste benedenbouw op hoge
vlakke sokkel, afgelijnd met een geprofileerde puilijst doorlopend over de
balkons. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met diamantkopsleutel en rijk uitgewerkt gesmeed ijzeren hek,
portaal met leeuwenkopsleutel. Bovenbouw met verkleinende ordonnantie,
gekenmerkt door de ritmische aaneenschakeling van alternerend vooruitspringende
vlakke, en verdiepte bewerkte traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met balkon en dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Op de
hoofdverdieping aedicula-vensters met gecanneleerde Ionische zuilen, entablement
met
guirlande en driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met schelp, balkon met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en voluutconsoles.
Op de tweede verdieping aansluitend ingesnoerde pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en entablement.
Hoofdgestel
met cordon, friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met alternerend vlakke en guirlandepanelen, en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met
klossen en tandlijst. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en bolornament.
Borstweringen oorspronkelijk versierd met tweetalige opschriften : «werkzaamheid – matigheid - soberheid -
spaarzaamheid», verdwenen bij de uitbreidingswerken.
In het interieur, suite van drie bewaarde directievertrekken met rijke
afwerking, gekenmerkt door monumentale marmeren schouwen, lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en
casementplafonds, met een vermenging van Lodewijk XVI- en
empire-stijlelementen.
Alban Chambonvleugel.
Uitbreiding van het Beyaertgebouw met doorlopende ordonnantie over zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Aansluitend hoekrotonde (Zilverstraat) van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met pilastermarkering
en koepelbekroning, als monumentaal accent voor de Beyaertvleugel, met meer
uitgesproken «Beaux-Arts »-inslag. Benedenbouw met lagere sokkel en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.,
rondbogig hoekportaal met acanthussleutel en perron; afwijkend smeedwerk van
vleugeldeur en hekken met korenaren, vrouwenhoofd in stralenkrans en monogram
ECR (Caisse Générale d’Epargne et de Retraite). Vlakke bovenbouw, de meer opengewerkte
hoektraveeën gemarkeerd door een balkon met doorlopende balustradeHekwerk van spijlen of balusters., trofeeën
met fakkel, laurierkransen en opschriften : «labor» en «pax», en een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met
architraaf en trigliefen. Lekdrempels op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., en ijzeren
borstweringen op de tweede verdieping. Attiekbalustrade met vazen. KoepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. :
ronde trommel met axiaal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. binnen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., vrouwenhoofd, hoofdgestel
met stafwerkfries en topstuk met cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. waarin bijenmotief; koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. (lood)
met zes ribben, oeil-de-boeufs en fraaie meerledig ingesnoerde bekroning met
rijk floraal decor. Tot voor kort aansluitende lagere vleugel (Zilverstraat)
met gelijkaardige opstand als de latere Alfred Chambonvleugel, door een tweede
hoekrotonde met lantaarnkoepel verbonden met de Van Dievoetvleugel (Kreupelenstraat)
waarvan nog een resterend deurrisaliet.
Monumentaal interieur, gekenmerkt door een similiparement met verzorgde
detailafwerking; integraal bewaard inclusief meubilair en
verlichtingsarmaturen. Zoals aan het exterieur werden ook in het interieur het
monogram ECR en het oude embleem van de A.S.L.K. de bijenkorf naast typische
symbolen subtiel verwerkt. Ronde inkomhal met koepelgewelf, tweede vestibule
met bronzen beeldengroep door R Du Bois (1905); trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met
marmeren bordestrap met gesmeed ijzeren leuning; fraaie marmeren mozaïekbevloering.
Op de bel-etage, gelambriseerde wachtkamer en raadzaal. Ruime ovale zaal in
neo-Lodewijk XVI-stijl, geïnspireerd op de rotonde van het Koninklijk Paleis te
Laken : omringd door Corinthische zuilen, waartussen stucreliëfs met emblemen,
onder de brede kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; marmeren schouw en polychroom marquetterie-parket.
Bewaard meubilair, met name de raadstafel en -zetels, een savonnerie tapijt, kroonluchters van verguld brons en kristal
met art nouveau-inslag. Borstbeelden van de opeenvolgende voorzitters van de
Raad van Beheer, en van de prinsen Léopold (Antoine
Courtens) en Karel (J. de Bremaecker), geschilderde portretten van de prinsen Philippe (L. De Winne) en Albert (J. Laudy).
Alfred Chambon-vleugel
(Kreupelenstraat). Opgevat als ruim beglaasde skeletstructuur met
«Beaux-Arts»-decor, uitgewerkt in hardsteen. SouterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., twee bouwlagen,
attiek en pseudomansarde (koper) met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. Opstand geritmeerd door midden- en
hoekrisalieten binnen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met guirlandes; belijnd door de sokkel en het
hoofdgestel met stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte., panelen, balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en vazen. Brede drielichtindeling
; ijzeren hekken en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Nr. 48. «Algemene Spaar- en Lijfrentekas», uitbreiding van de hoofdzetel
(zie nr. 46). Imposant complex naar ontwerp van architect Alfred Chambon van
1946-1947, ingehuldigd in 1953. Samenstel van U-vormig gebouw en rotonde, in
classicerende stijl met sterke zin voor monumentalisme,
en kenmerkend gebruik van natuursteen in combinatie met koper voor de gevels.
Vijf tot zeven bouwlagen waaronder attiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. . Functioneel kantoorgebouw
met voor de tijd vooruitstrevende technische installaties en verzorgde buiten-
en binnenafwerking. U-vormig gebouw met lagere voorbouwen, aan weerszijden
ronde traptorens met gedrukte koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., achteraan vierkant met opengewerkte
spits; «lichthof» met lokettenzaal op de begane grond, afgesloten door een
concave blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. wand met aan weerszijden van het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). doorlopend basreliëf
door beeldhouwer O. Jespers; bovenbouw met verticaliserende geleding door
kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., boven het entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. doorgetrokken in de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Markante
bronzen vleugeldeur met email-inlegwerk. Rotonde met rondbogenarcade waarin
decoratieve bronzen hekken, en horizontaliserende vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters., onderbroken
door vlaggenmasten op consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Inwendig opgebouwd uit kantoorplateau’s met
omlopende gang, verticaal verbonden door voornoemde trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met
respectievelijk wentel- en bordestrap waarvan twee met centrale liftschacht.
Goed bewaarde binneninrichting; lokettenzaal met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. in maillechort en
glasmozaïek, directievertrekken en ronde vergaderzaal op de eerste verdieping.
Bronnen
Archieven
AVB/TP 2114 (1888-1893), 373 (1901-1904), 5340 (1910), 1860 (1912-1918), 43192 (1930-1934), 61290-61292 (1946-1953).
A.S.L.K., Hoofdzetel, Archief dienst Gebouwen.
A.A.M., Fonds Alb. Chambon.
Publicaties en studies
Gedenkboek 1865-1965 van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas van België, Brussel, 1965..
Tijdschriften
NOVGORODSKY, L., "Les nouveaux bureaux de la Caisse Générale d’Épargne et de Retraite de Bruxelles, architecte : Alfred Chambon", La Technique des Travaux, 1953, nr 9-10, pp. 269-286; nr 11-12, pp. 361-372.
BRAL G., "Over het ontstaan en de restauratie-renovatie van het ASLK-Directiegebouw te Brussel". M&L, 1991, 1, p. 25-40).