Typologie(ën)
herenhuis
portiek/poort
bijgebouwen
portiek/poort
bijgebouwen
Ontwerper(s)
Barnabé GUIMARD – 1782-1785
INCONNU - ONBEKEND – 1861-1864
Louis MONTOYER – 1782-1784
D. CARPENTIER – architect – 1860-1862
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Classicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2021
id
Urban : 39909
Beschrijving
Opgetrokken in
1782-1784 als refugehuis van de Sint-Gertrudisabdij van Leuven, onder leiding
van architect Louis Montoyer. Omvatte de portiekmuur met links poort - als
gemeenschappelijke doorgang met het Herenhuis Walckiers (nr. 12) - en drie
venstertraveeën, waar achterin aanleunend het klein refugehuis, met
binnenplaats en een parallel met noordelijke dienstgebouw, een tweede poort
rechts en het hoekpaviljoen als groot refugehuis, aan de Hertogsstraat
afgesloten door een tuinmuur. Bezittingen van de abdij onder Frans Bewind in
1797 openbaar verkocht: het klein refugehuis wordt Hotel d’Aubrémé, vanaf 1811 met inbegrip van de aanpalende
poortdoorgang links en de dienstwoning van het Herenhuis Walckiers (cf. nr.
12); het groot refugehuis wordt achtereenvolgens eigendom van J.B. Paulée,
prins L.-E. de Ligne (1812) en senator J. Engler (1834).
Herenhuis in 1847 opgekocht door de Staat voor het onderbrengen van ministeriële departementen, gevolgd door aanzienlijke aanpassings- en uitbreidingswerken in 1861-1864.
Grondige verbouwing en splitsing van het vroegere Herenhuis d’Aubrémé (nr. 14): gedeeltelijk terug geannexeerd bij nr. 12, gedeeltelijk bij het hoekpaviljoen nr. 16; hierbij bleef enkel nog het huidige bureau van de Secretaris-Generaal van Financiën in zijn vroegere toestand bewaard. Gelijktijdig aanpassing en restauratie van het hoekpaviljoen nr. 16.
Sloop van de achterin gelegen stallingen, de woningen aan de Orangeriestraat en de tuinmuur aan de Hertogsstraat: vervangend M-vormig gebouwencomplex (cf. supra) in aansluiting op de herenhuizen nr. 12-16, met homogene gevelwand aan de Henri Beyaertstraat (zie aldaar).
Hoekpaviljoen met drie in hoogte afnemende bouwlagen en voorgevel van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met door imitatiebanden gelijnde benedenbouw boven plint met keldergaten. Geaccentueerde middentravee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., doorgetrokken in het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met gelede architraaf en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., beëindigd door een dakvenster met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. onder pseudoboogfronton. Extra markering door verticaal gelede panelen in de penanten, een decoratief entablement boven het bel-etagedeurvenster en een hardstenen Lodewijk XVI-balkon met siervazen, op dubbele uitgelengde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met rozetmotief. Ordonnantie voorts met rechthoekige bovenvensters in brede geriemde omlijsting en panelen op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in de zijtraveeën. Verdiepte getraliede rechthoekige benedenvensters in geprofileerde omlijsting met diamantkopsluitstenen en panelendecor onder de lekdrempels op gegroefde consoles. Gelijkaardig steekboogvenster in de rondboognis van het middenrisaliet.
Gevelopstand en -decor aan de Hertogsstraat in dertien traveeën en aan de Henri Beyaertstraat in drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) naar patroon van de voorgevel Wetstraat nr. 16, naar ontwerp van architect D. Carpentier (1860/1862). Symmetrische compositie met zelfde panelendecor, balkons met siervazen en entablementvensters in de geaccentueerde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bijkomend driehoekig fronton in het drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. (Hertogsstraat) en penantgevelstructuur (Henri Beyaertstraat). Gebouwen vrijwel onmiddellijk, na de werken, betrokken in 1864: nr. 14 door het departement van Financiën (in 1966 naar ontwerp van architect R. Bastin verhoogd met een glazen constructie); nr. 16 door het departement van Justitie, vanaf 1938 tot op heden door het Kabinet en de diensten van de Eerste Minister.
Paviljoen met grotendeels behouden interieur uit het laatste kwart van de 18e eeuw. Toegang via poort en vestibule met centraal koepelgewelf in stuc. Westelijke ingang geflankeerd door twee gecanneleerde hardstenen Dorische zuilen. Trapzaal met muurbelijning door middel van imitatiebanden. Indrukwekkende eretrap met houten Lodewijk XVI-trappaal en dito leuning verfraaid met smeedijzeren panelen met lauwerkransmotief. Verder behouden stucdecor, parketvloeren met decoratief inlegwerk en marmeren 18e-eeuwse schoorsteenmantels in de statige salons.
Herenhuis in 1847 opgekocht door de Staat voor het onderbrengen van ministeriële departementen, gevolgd door aanzienlijke aanpassings- en uitbreidingswerken in 1861-1864.
Grondige verbouwing en splitsing van het vroegere Herenhuis d’Aubrémé (nr. 14): gedeeltelijk terug geannexeerd bij nr. 12, gedeeltelijk bij het hoekpaviljoen nr. 16; hierbij bleef enkel nog het huidige bureau van de Secretaris-Generaal van Financiën in zijn vroegere toestand bewaard. Gelijktijdig aanpassing en restauratie van het hoekpaviljoen nr. 16.
Sloop van de achterin gelegen stallingen, de woningen aan de Orangeriestraat en de tuinmuur aan de Hertogsstraat: vervangend M-vormig gebouwencomplex (cf. supra) in aansluiting op de herenhuizen nr. 12-16, met homogene gevelwand aan de Henri Beyaertstraat (zie aldaar).
Hoekpaviljoen met drie in hoogte afnemende bouwlagen en voorgevel van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met door imitatiebanden gelijnde benedenbouw boven plint met keldergaten. Geaccentueerde middentravee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., doorgetrokken in het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met gelede architraaf en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., beëindigd door een dakvenster met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. onder pseudoboogfronton. Extra markering door verticaal gelede panelen in de penanten, een decoratief entablement boven het bel-etagedeurvenster en een hardstenen Lodewijk XVI-balkon met siervazen, op dubbele uitgelengde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met rozetmotief. Ordonnantie voorts met rechthoekige bovenvensters in brede geriemde omlijsting en panelen op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in de zijtraveeën. Verdiepte getraliede rechthoekige benedenvensters in geprofileerde omlijsting met diamantkopsluitstenen en panelendecor onder de lekdrempels op gegroefde consoles. Gelijkaardig steekboogvenster in de rondboognis van het middenrisaliet.
Gevelopstand en -decor aan de Hertogsstraat in dertien traveeën en aan de Henri Beyaertstraat in drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) naar patroon van de voorgevel Wetstraat nr. 16, naar ontwerp van architect D. Carpentier (1860/1862). Symmetrische compositie met zelfde panelendecor, balkons met siervazen en entablementvensters in de geaccentueerde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bijkomend driehoekig fronton in het drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. (Hertogsstraat) en penantgevelstructuur (Henri Beyaertstraat). Gebouwen vrijwel onmiddellijk, na de werken, betrokken in 1864: nr. 14 door het departement van Financiën (in 1966 naar ontwerp van architect R. Bastin verhoogd met een glazen constructie); nr. 16 door het departement van Justitie, vanaf 1938 tot op heden door het Kabinet en de diensten van de Eerste Minister.
Paviljoen met grotendeels behouden interieur uit het laatste kwart van de 18e eeuw. Toegang via poort en vestibule met centraal koepelgewelf in stuc. Westelijke ingang geflankeerd door twee gecanneleerde hardstenen Dorische zuilen. Trapzaal met muurbelijning door middel van imitatiebanden. Indrukwekkende eretrap met houten Lodewijk XVI-trappaal en dito leuning verfraaid met smeedijzeren panelen met lauwerkransmotief. Verder behouden stucdecor, parketvloeren met decoratief inlegwerk en marmeren 18e-eeuwse schoorsteenmantels in de statige salons.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 10331 (1860, 1862), 74018 (1966).
Publicaties en studies
CHRISTENS R., Het Hotel van Financiën. Geschiedenis van een huis, Tielt, 1987.