
Typologie(ën)
burgerwoning
kerk/kathedraal/basiliek
klooster/abdij
kerk/kathedraal/basiliek
klooster/abdij
Ontwerper(s)
Léopold PEPERMANS – architect – 1905
Arthur FRANÇOIS – architect, architect-landmeter – 1897
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2014-2016
id
Urban : 36728
Beschrijving
Geheel
gevormd door een burgerhuis in neo-Vlaamse renaissancestijl, ontworpen i.o.v. Gabrielle
Fontaine door architect-landmeter Arthur François in 1897, en een bidplaats in
neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl toegewijd aan het Kind Jezus en aan Onze-Lieve-Vrouw
van Voorzienigheid, n.o.v.
architect Léopold Pepermans, 1905.
Geschiedenis
De verering van het Kind Jezus, aan wie de kerk is toegewijd, verspreidde zich in de 17e eeuw vanuit Praag, waar een beeld van het Kind Jezus “miraculeus” werd genoemd. Deze verering was in de 18e eeuw nog altijd heel populair en verbreidde zich vanaf eind 19e eeuw in Europa. In België werd ze verspreid door Gabrielle Fontaine, die in 1892 het boekje L’Enfant miraculeux de Prague schreef en in 1895 het tijdschrift Petite revue de L’Enfant-Jésus oprichtte. De verzoeken tot gebeden en andere aanbevelingen stroomden binnen, en al snel werd de bouw van een eredienstruimte noodzakelijk.

In 1897 liet Gabrielle Fontaine aan de Brugmannlaan, recht tegenover de Darwinstraat, een burgerhuis bouwen (nr.117, n.o.v. architect-landmeter Arthur François), alsook een kleine kapel toegewijd aan het Kind Jezus en ingewijd op 25.10.1897. De erediensten werden geleid door de Paters Barnabieten die, in 1898, een klooster in de tuin van het huis lieten bouwen.
De kapel trok bedevaarders uit heel België aan en werd al snel te klein. In 1905 vertrouwden de Paters Barnabieten aan architect Leopold Pepermans de plannen toe voor een nieuwe neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. kerk, op de plaats van de kapel. Ze werd ingewijd op 18.10.1906.
Beschrijving
Op nr.117, opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. oorspronkelijk met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken., uitgebreid met een derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder plat dak in 1898. Gevel in witsteen met hardstenen elementen. Op de eerste verdieping, trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. bekroond door een terras met een ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. tussen stenen postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.. Decor van cabochons, diamantkoppenPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen., balustersVaasvormige spijl van een borstwering. en bas-reliëfs. Eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (1898) op de verdiepingen geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., oorspronkelijk onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... deels bewaard.

Op nr.119-121, kerk in neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl in witsteen met hardstenen elementen, lichtjes inspringend t.o.v. de rooilijn en achter ijzeren traliewerk.
Plattegrond in basiliekvorm, met een schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door zijbeuken en uitmondend in een koor van twee rechte traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een vijfzijdige abside.

De hoofdgevel bestaat uit drie delen: een centraal deel geflankeerd door twee zijbeuken. Het centrale deel wordt bekroond door een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met blindZonder opening; blind venster, schijnopening. maaswerk, bekroond door een kruis; ertegen zijn twee veelhoekige torentjes aangebouwd, links half ingewerkt, rechts doorlopend ter hoogte van de geveltop. Op de benedenverdieping, centraal, uitspringend portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., met boogvormige dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. met zuiltjes; timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. versierd met een reliëf dat het gekroonde Jezuskind voorstelt, en het opschrift «Enfant? Jésus ?Bénissez ? Nous»; het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). wordt rechts geflankeerd door een toegangsdeur onder een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak.. Boven het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., breed spitsboogvormige glas-in-loodraam met maaswerk van veellobbigeVoorzien van het aantal lobben dat door het telwoord wordt aangegeven (vb. tweelobbig, drielobbig, …) rozen dat het schip verlicht.

Ter hoogte van de linkerzijbeuk verrijst een toren van drie bouwlagen, verstevigd door steunberen, die volgens de opstandtekening door een spits moest worden bekroond; ter hoogte van de rechterzijbeuken, traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken..
De narthex en de zijbeuken worden verlicht door smalle spitsboogvormige of rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sommige per twee gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd..
Rechts tegen de kerk aangebouwd, klein bijgebouw (nr.121) van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., met op de benedenverdieping een gebogen inrijpoort die uitgeeft op een gang die naar het klooster leidt; op de verdieping, per twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met stenen tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt..
Interieur. Spitsboogvormige tongewelf verdeeld door gordelbogen met lunetten. De spitsbogen rusten in het schip op vierkante pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die op de hoeken met zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. zijn versierd, en in het koor op dubbele zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.. Centraal schip en koor met triforium; erboven, een reeks geschilderde spitsboogvormige glas-in-loodramen die de Kindsheid van Jezus voorstellen, uitgevoerd door meester-glazenier Colpaert naar kartons van schilder De Craemer.

Rijk en verscheiden interieur: zijbeuken versierd met houten biechtstoelen in art-decostijl en een gebeeldhouwde Kruisweg in expressionistischeBelangrijke Nederlandse expressionistische architectuurrichting (ca. 1913-1930) met specifieke volumewerking en decoratief baksteenmetselwerk (belvédère-baksteen) als haar voornaamste kenmerken. stijl. Triomfoog versierd met voorstellingen van Sint-Paulus, patroonheilige van de Barnabieten, en van Antoine-Marie Zaccaria, stichter van de religieuze orde. Talrijk votiefplaten gewijd aan het Heilig Hart, Onze-Lieve-Vrouw van Voorzienigheid en het Kindje Jezus van Praag.

Het oksaal rust op zuiltjes en metalen balken met neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. profielen. Galerijorgel in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl uit begin 20e eeuw (orgelbouwer Maurice Delmotte).

Klooster. Binnen het huizenblok, L-vormig bakstenen gebouw bestaande uit een eerste vleugel van twee bouwlagen, haaks op de koorafsluiting van de kerk, en een tweede vleugel van drie bouwlagen, in de lengte. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met stenen monelenStenen vensterstijl.. Oorspronkelijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. vervangen. Talrijke verbouwingen en uitbreidingen uitgevoerd in de loop van de 20e eeuw, waaronder een volledige herinrichting van het interieur in 2007.
Inschrijving op de bewaarlijst 07.03.1996
Geschiedenis
De verering van het Kind Jezus, aan wie de kerk is toegewijd, verspreidde zich in de 17e eeuw vanuit Praag, waar een beeld van het Kind Jezus “miraculeus” werd genoemd. Deze verering was in de 18e eeuw nog altijd heel populair en verbreidde zich vanaf eind 19e eeuw in Europa. In België werd ze verspreid door Gabrielle Fontaine, die in 1892 het boekje L’Enfant miraculeux de Prague schreef en in 1895 het tijdschrift Petite revue de L’Enfant-Jésus oprichtte. De verzoeken tot gebeden en andere aanbevelingen stroomden binnen, en al snel werd de bouw van een eredienstruimte noodzakelijk.
In 1897 liet Gabrielle Fontaine aan de Brugmannlaan, recht tegenover de Darwinstraat, een burgerhuis bouwen (nr.117, n.o.v. architect-landmeter Arthur François), alsook een kleine kapel toegewijd aan het Kind Jezus en ingewijd op 25.10.1897. De erediensten werden geleid door de Paters Barnabieten die, in 1898, een klooster in de tuin van het huis lieten bouwen.
De kapel trok bedevaarders uit heel België aan en werd al snel te klein. In 1905 vertrouwden de Paters Barnabieten aan architect Leopold Pepermans de plannen toe voor een nieuwe neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. kerk, op de plaats van de kapel. Ze werd ingewijd op 18.10.1906.
Beschrijving
Op nr.117, opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. oorspronkelijk met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken., uitgebreid met een derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder plat dak in 1898. Gevel in witsteen met hardstenen elementen. Op de eerste verdieping, trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. bekroond door een terras met een ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. tussen stenen postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.. Decor van cabochons, diamantkoppenPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen., balustersVaasvormige spijl van een borstwering. en bas-reliëfs. Eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (1898) op de verdiepingen geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., oorspronkelijk onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... deels bewaard.

Op nr.119-121, kerk in neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl in witsteen met hardstenen elementen, lichtjes inspringend t.o.v. de rooilijn en achter ijzeren traliewerk.
Plattegrond in basiliekvorm, met een schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door zijbeuken en uitmondend in een koor van twee rechte traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een vijfzijdige abside.
De hoofdgevel bestaat uit drie delen: een centraal deel geflankeerd door twee zijbeuken. Het centrale deel wordt bekroond door een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met blindZonder opening; blind venster, schijnopening. maaswerk, bekroond door een kruis; ertegen zijn twee veelhoekige torentjes aangebouwd, links half ingewerkt, rechts doorlopend ter hoogte van de geveltop. Op de benedenverdieping, centraal, uitspringend portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., met boogvormige dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. met zuiltjes; timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. versierd met een reliëf dat het gekroonde Jezuskind voorstelt, en het opschrift «Enfant? Jésus ?Bénissez ? Nous»; het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). wordt rechts geflankeerd door een toegangsdeur onder een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak.. Boven het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., breed spitsboogvormige glas-in-loodraam met maaswerk van veellobbigeVoorzien van het aantal lobben dat door het telwoord wordt aangegeven (vb. tweelobbig, drielobbig, …) rozen dat het schip verlicht.
Ter hoogte van de linkerzijbeuk verrijst een toren van drie bouwlagen, verstevigd door steunberen, die volgens de opstandtekening door een spits moest worden bekroond; ter hoogte van de rechterzijbeuken, traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken..
De narthex en de zijbeuken worden verlicht door smalle spitsboogvormige of rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sommige per twee gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd..
Rechts tegen de kerk aangebouwd, klein bijgebouw (nr.121) van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., met op de benedenverdieping een gebogen inrijpoort die uitgeeft op een gang die naar het klooster leidt; op de verdieping, per twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met stenen tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt..
Interieur. Spitsboogvormige tongewelf verdeeld door gordelbogen met lunetten. De spitsbogen rusten in het schip op vierkante pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die op de hoeken met zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. zijn versierd, en in het koor op dubbele zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.. Centraal schip en koor met triforium; erboven, een reeks geschilderde spitsboogvormige glas-in-loodramen die de Kindsheid van Jezus voorstellen, uitgevoerd door meester-glazenier Colpaert naar kartons van schilder De Craemer.
Rijk en verscheiden interieur: zijbeuken versierd met houten biechtstoelen in art-decostijl en een gebeeldhouwde Kruisweg in expressionistischeBelangrijke Nederlandse expressionistische architectuurrichting (ca. 1913-1930) met specifieke volumewerking en decoratief baksteenmetselwerk (belvédère-baksteen) als haar voornaamste kenmerken. stijl. Triomfoog versierd met voorstellingen van Sint-Paulus, patroonheilige van de Barnabieten, en van Antoine-Marie Zaccaria, stichter van de religieuze orde. Talrijk votiefplaten gewijd aan het Heilig Hart, Onze-Lieve-Vrouw van Voorzienigheid en het Kindje Jezus van Praag.
Het oksaal rust op zuiltjes en metalen balken met neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. profielen. Galerijorgel in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl uit begin 20e eeuw (orgelbouwer Maurice Delmotte).
Klooster. Binnen het huizenblok, L-vormig bakstenen gebouw bestaande uit een eerste vleugel van twee bouwlagen, haaks op de koorafsluiting van de kerk, en een tweede vleugel van drie bouwlagen, in de lengte. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met stenen monelenStenen vensterstijl.. Oorspronkelijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. vervangen. Talrijke verbouwingen en uitbreidingen uitgevoerd in de loop van de 20e eeuw, waaronder een volledige herinrichting van het interieur in 2007.
Inschrijving op de bewaarlijst 07.03.1996
Bronnen
Archieven
GAV/DS
117: 1239 (1897), 1243 (1897), 1318
(1898), 7132 (1921), 13181 (1936), 16498 (1954), 17831 (1961), 24145 (2007); 119-121: 3659
(1905), 7134 (1921), 10535 (1929), 20031 (1975).
Websites
Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest