Typologie(ën)

woning met kunstenaarsatelier

Ontwerper(s)

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Neo-Vlaamse renaissance

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

1997-2004

id

Urban : 7320
lees meer

Beschrijving

Hoekgebouw in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz.. Naar verluidt in 1885 het atelier van de schilder Fernand Khnopff.

Gevel in traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). bak- en zandsteenstijl. Twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Sint-Bernardusstraat, hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Bronstraat; oorspronkelijk aansluitend op structuur met één bouwlaag en vier venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..

Benedenverdieping meermaals volledig gewijzigd: verbouwd tot handelszaak in 1949 n.o.v. arch. A. Trefois et A. Nottebaert, met fraai afgeronde vitrine met centrale winkeldeur; vanaf 1965 benzinestation (arch. Michel Barbier); momenteel restaurant n.o.v. arch. C. Van De Velde (2000).

Smalle linkertravee in Sint-Bernardusstraat, vroeger op verdiepingen voorzien van erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.; vandaag volledig gewijzigd. In overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.. HoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. geflankeerd door telkens traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met kruisvensterVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld. onder korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen.; gebeeldhouwde friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met koolbladeren op hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Daarnaast licht risaliterendeRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. trapgevelsGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met kruisvensterVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld. onder klein rechthoekige; bredere trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. in Sint-Bernardusstraat met drie kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.. HoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. met drie ongelijke vakken: links smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.; vervolgens twee kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld. met dubbele stijl, kruiskozijn; balkon met spietorentjes op stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; bekronende overhoekse trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met gotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.. TentdakDak met vier dakvlakken die in één punt samenkomen (tentdak); onttopt tot een vierzijdig plat dak vormt het een paviljoendak. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met uitspringend kapgebintMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten).. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ...  vervangen.

Bronnen

Archieven
GASG/DS 1642 (1885), 1050 (1965), - (2000).

Publicaties en studies

EYLENBOSCH, A., LEBRUN, G., Dictionnaire raisonné des rues de Saint-Gilles, éd. Les Rencontres Saint-Gilloises, Brussel, 1989, p. 256.

Tijdschriften
LACOSTE, H., ‘ L'atelier Fernand Khnopff ', L'Émulation, 3, 1927, pp. 39-40.

‘ Publicité SAGE-Idéal Standard ', Rythme, 7, 1950, p. III.