Typologie(ën)
bijgebouwen
Ontwerper(s)
Jules BRUNFAUT – architect – 1899
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Herenhuis in neo-Venetiaanse renaissance, gesigneerd op gevel ‘J(ules) Brunfaut archte', 1899.
Symmetrische gevel in witsteen van drie bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Rondboogvensters, op verdieping volgens verkleinende ordonnantie. Composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt.. Op benedenverdieping grote muuropeningen met geblokte omlijsting; beglaasde koetspoort onder grote sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met blazoen van opdrachtgever Henri Torley. Op eerste verdieping Venetiaanse tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met balustradeHekwerk van spijlen of balusters.; halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. en laterale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met metopenAl of niet versierd vlak tussen de trigliefen van een fries. uitgewerkt als leeuwenkop. Op tweede verdieping tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en onder hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met lamberkijnDraperie in guirlandevorm, al dan niet met kwasten; vaak geschilderd of nagebootst in hout, metaal, ... met ovale medaillonsRonde of ovale cartouche.. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst.. Attiekbalustrade.
Bakstenen achtergevel van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met elementen in simili-natuursteen en hardsteen. Linker traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., onder rondbogen op benedenverdieping; inspringende derde bouwlaag met rechts afgeronde toegang tot terras. Rechter traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) hoger met voornamelijk rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Interieur. Koetspoort leidt naar binnenplaats. Kamers in enfilade, naast gang naar eiken trap verlicht door glasraam in neorenaissanceArchitectuurstijl (ca. 1860-1914) die zich inspireert op de renaissance, een kunststroming ontstaan in het Italië van de 15e eeuw en die er o.m. op gericht was de bouwkunst van de Grieks-Romeinse oudheid te doen herleven. met putti en rozen. Marmeren mozaïekvloeren naar antiek voorbeeld. Parketvloeren in visgraatverband.
Kamer aan straatzijde uitgevend op halfronde ruimte die toegang verleent tot centrale empirekamer met lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … met inlegwerk (gevlekte esdoorn, eik), rozerode marmeren schouwmantel onder gemaroufleerd doek waarop een meisje met ara, omgeven door pioenen; portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met bruinrode marmeren zuilen vormt overgang naar achterste kamer.
Prachtige achterbouw met stallen en koetshuis in eclectische stijl n.o.v. Jules Brunfaut, respectievelijk 1901 en 1903.
Nu woning n.o.v. arch. De Smedt en Ramon, 1993. Bestaande uit drie gebouwen U-vormig geschikt rond binnenplaats elegant overdekt met beglaasde ijzeren structuur en bekroond door windvaanDraaibare, metalen versiering op een daknok of torenspits in de vorm van een vaan die de windrichting aanwijst. en twee siervazen; gebouwen dringen perceel van nr. 129 in.
Links niet belendend gebouw in neorenaissanceArchitectuurstijl (ca. 1860-1914) die zich inspireert op de renaissance, een kunststroming ontstaan in het Italië van de 15e eeuw en die er o.m. op gericht was de bouwkunst van de Grieks-Romeinse oudheid te doen herleven.; twee bouwlagen en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bakstenen gevel met elementen in similinatuursteen op witstenen sokkel. Op benedenverdieping deur tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en venstertjes onder één latei en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere.; tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. op verdieping; houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). onder centrale fraai uitgewerkte schoorsteen tussen vleugelstukken en onder gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken.; zijgevel met staldeuren en tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. op verdieping.
Klein gebouw van twee bouwlagen sluit binnenkoer; bakstenen gevel met elementen in simili-natuursteen en bekroond door beglaasde ijzeren structuur; op verdieping centrale rondboogdeur onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en smeedijzeren loopbrug die gebouwen met elkaar verbindt.
Bronnen
Archieven
GASG/DS 1868 (1899), 42 (1901), 220 (1903), 174 (1993).
Publicaties en studies
Bonnet, D., Jules Brunfaut 1852-1942, (Mémoire Institut supérieur d'architecture de l'état La Cambre), Brussel, 1985, pp. 196-202.
Tijdschriften
'Hôtel, chaussée de Charleroi, à Bruxelles, architecte J. Brunfaut', L'Émulation, 1902, pl. 1-2.