Kliniek Sint-Michiel
Linthoutstraat 150-152-154
Léon de Lantsheerestraat 19
Charles Degrouxstraat 69
d'Oultremontstraat 54-56
Typologie(ën)
kliniek/hospitaal/ziekenhuis
Ontwerper(s)
Victor HORTA – architect – 1923
Hubert MARCQ – architect – 1895
Fernand SYMONS – architect – 1913
Émile VERHAEGEN – architect, architectenbureau – 1985
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Postmodernisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Etterbeek (DMS-DML - 1994-1997)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 14197
Beschrijving
Medisch complex gelegen tussen Linthoutstraat, Léon De Lantsheerestraat, Charles De Grouxstraat en d'Oultremontstraat.
Hoofdgevel in neo-renaissancestijl van rode baksteen, natuursteen, arduin en simili-natuursteen. Opgetrokken in 1895, 1913 en 1923 n.o.v. de arch. Hubert MARCQ, Fernand SYMONS en Victor HORTA.
Twee of drie bouwlagen en in totaal twintig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op arduinen plint met talrijke rechthoekige kelderopeningen, voorafgegaan door 'cours anglaises'.
Het eerste deel (1895) telt twee bouwlagen + souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarvan drie eindigend op puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. die halverwege onderbroken worden door pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en bekroond door overhoekse topstukken. De bredere centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) wordt op de begane grond verlicht door een groot steekboogvenster onder korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. waarboven decoratief paneel in blauwe hardsteen. Op de verdieping en in geveltop rechthoekige drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere.. In de twee smallere zijtraveeën gelijkaardige organisatie; verdiepte panelen afgewisseld door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries).. Eerste en laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op eerste verdieping voorzien van kleine tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst.; grote bekronende opengewerkte dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met windveer. Decoratief metselwerk in timpanenMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd..
In 1913 tekende Ferand SYMONS plannen voor het tweede gedeelte ter vervanging van een vleugel die te klein geworden was. Het ingangsgedeelte wordt gevormd door een imposante rechthoekige voorsprong met grote rondboogdeur waarboven rechthoekig tweelicht, met bewerkte arduinen zuil als tussenstijl. Gelijkaardig vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. links van deur, onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. en in bekronende centrale geveltop. Hier wordt het tweelicht voorafgegaan door balkon met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. dat voorsprong bekroont. Hierachter vierkante toren onder koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. met lantaarn. Vervolgens vier identieke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): steekboogvensters in verdiepte bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. op begane grond, rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. tussen lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). op eerste verdieping. Bekronende puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is.. BlindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogfriezenReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. tussen muuropeningen van verdiepingen. Talrijke elementen in blauwe hardsteen. Een belangrijke voorsprong van twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met afgeschuinde hoeken sloot de tweede bouwfase af.
In 1985 werden de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de begane grond vervangen door een arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met groot portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). n.o.v. arch. Emile VERHAEGEN (arch. bureau Emile VERHAEGEN, NV). Op de verdiepingen eenvoudige rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de vorm van al dan niet dubbele kloosterkozijnen, voorzien van decoratieve timpanenMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd.. Breed bekronend balkon met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. tussen postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en overhoekse pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. In laatste bouwlaag gelijkaardige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Attiekmuur met kantelen. Grote sierankers.
Victor HORTA hield zich bezig met de derde bouwfase van de hoofdgevel en met de gevel in de L. De Lantsheerestraat (voorsprong met afgeschuinde zijden). Aan hoofdgevel voorsprong van vier bijna identiek traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): steekbogig drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. op begane grond (uitgezonderd de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waar ingangsportiek in 1985 werd vervangen door eenvoudig venster). Op verdiepingen drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), rechthoekig of steekboogvenster in overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Boven houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en treden.
Voorsprong met gelijkvormige muuropeningen op de hoek van de L. De Lantsheerestraat. Gevel met drie bouwlagen + souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verlicht door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. zoals die van hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel..
In 1961 en 1985 werden moderne vleugels toegevoegd in de L. De Lantsheerestraat.
De laatste uitbreiding in Postmodernistische stijl behelst een vleugel in de Charles De Grouxstraat en de d'Oultremontstraat naar het ontwerp van het architectenbureau Emile Verhaegen.
Hoofdgevel in neo-renaissancestijl van rode baksteen, natuursteen, arduin en simili-natuursteen. Opgetrokken in 1895, 1913 en 1923 n.o.v. de arch. Hubert MARCQ, Fernand SYMONS en Victor HORTA.
Twee of drie bouwlagen en in totaal twintig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op arduinen plint met talrijke rechthoekige kelderopeningen, voorafgegaan door 'cours anglaises'.
Het eerste deel (1895) telt twee bouwlagen + souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarvan drie eindigend op puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. die halverwege onderbroken worden door pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en bekroond door overhoekse topstukken. De bredere centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) wordt op de begane grond verlicht door een groot steekboogvenster onder korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. waarboven decoratief paneel in blauwe hardsteen. Op de verdieping en in geveltop rechthoekige drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere.. In de twee smallere zijtraveeën gelijkaardige organisatie; verdiepte panelen afgewisseld door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries).. Eerste en laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op eerste verdieping voorzien van kleine tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst.; grote bekronende opengewerkte dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met windveer. Decoratief metselwerk in timpanenMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd..
In 1913 tekende Ferand SYMONS plannen voor het tweede gedeelte ter vervanging van een vleugel die te klein geworden was. Het ingangsgedeelte wordt gevormd door een imposante rechthoekige voorsprong met grote rondboogdeur waarboven rechthoekig tweelicht, met bewerkte arduinen zuil als tussenstijl. Gelijkaardig vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. links van deur, onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. en in bekronende centrale geveltop. Hier wordt het tweelicht voorafgegaan door balkon met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. dat voorsprong bekroont. Hierachter vierkante toren onder koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. met lantaarn. Vervolgens vier identieke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): steekboogvensters in verdiepte bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. op begane grond, rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. tussen lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). op eerste verdieping. Bekronende puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is.. BlindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogfriezenReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. tussen muuropeningen van verdiepingen. Talrijke elementen in blauwe hardsteen. Een belangrijke voorsprong van twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met afgeschuinde hoeken sloot de tweede bouwfase af.
In 1985 werden de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de begane grond vervangen door een arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met groot portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). n.o.v. arch. Emile VERHAEGEN (arch. bureau Emile VERHAEGEN, NV). Op de verdiepingen eenvoudige rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de vorm van al dan niet dubbele kloosterkozijnen, voorzien van decoratieve timpanenMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd.. Breed bekronend balkon met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. tussen postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en overhoekse pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. In laatste bouwlaag gelijkaardige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Attiekmuur met kantelen. Grote sierankers.
Victor HORTA hield zich bezig met de derde bouwfase van de hoofdgevel en met de gevel in de L. De Lantsheerestraat (voorsprong met afgeschuinde zijden). Aan hoofdgevel voorsprong van vier bijna identiek traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): steekbogig drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. op begane grond (uitgezonderd de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waar ingangsportiek in 1985 werd vervangen door eenvoudig venster). Op verdiepingen drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), rechthoekig of steekboogvenster in overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Boven houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en treden.
Voorsprong met gelijkvormige muuropeningen op de hoek van de L. De Lantsheerestraat. Gevel met drie bouwlagen + souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verlicht door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. zoals die van hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel..
In 1961 en 1985 werden moderne vleugels toegevoegd in de L. De Lantsheerestraat.
De laatste uitbreiding in Postmodernistische stijl behelst een vleugel in de Charles De Grouxstraat en de d'Oultremontstraat naar het ontwerp van het architectenbureau Emile Verhaegen.
Bronnen
Archieven
GAEtt./OW 5104 (1895), 7734 (1897), 5999 (1913), 3135, 3691 (1923), 3691 (1923, L. De Lantsheerestraat), 8162 (1926), 5104 (1929), 5769, 6292 (1930), 7524 (1935), 782 (1935, L. De Lantsheerestraat), 924 (1937, de Lantsheerestraat), 1278 (1939), 3487 (1946, L. De Lantsheerestraat), 1881 (1948, L. De Lantsheerestraat), 269 (1956), Inschr. Reg. 1328 (1961), 2140 (1967, L. De Lantsheerestraat), 2889 (1976, L. De Lantsheerestraat), 2955 (1977), 3704 (1985).
Publicaties en studies
MEIRE, R. J., Histoire d'Etterbeek, Musin, Brussel, 1981, pp. 70, 103 en 136.
Publicaties en studies
MEIRE, R. J., Histoire d'Etterbeek, Musin, Brussel, 1981, pp. 70, 103 en 136.