Typologie(ën)
kliniek/hospitaal/ziekenhuis
Ontwerper(s)
Victor HORTA – architect – 1907-1911
Victor HORTA – architect – 1930
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2018
id
Urban : 38553
Beschrijving
Gelegen in het oostelijk deel van de Brugmannsite (zie letter O op de
plattegrond), gebouw in eclectische stijl met art nouveau-invloeden naar een
ontwerp van architect Victor Horta uit 1907 en gebouwd vanaf 1911. In 1930 werd
dit gebouw aanzienlijk vergroot door Victor Horta, die twee verdiepingen en een achterliggende vleugel toevoegde. In de jaren 1960 werden tegen de drie zijgevels betonnen brandtrappen
met metalen leuningen aangebracht.
Oorspronkelijke toestand
Configuratie
Lange constructie, volledig in baksteen, van drie bouwlagen met afnemende hoogte op een half souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping.. Ze bestaat uit drie paviljoenen: een centraal paviljoen met de hoofdingang en twee bredere zijpaviljoenen. Het halve dienstsouterrain is helemaal open aan de achtergevel, dankzij de aanleg van een grote lage koer met leuning en trap. De twee hoofdgevels hebben 29 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met steekboogopeningen, waaronder vier op de uiterste paviljoenen en drie op de centrale.
Vooraan en in het midden van de hoofdvolumes bevindt zich een secundaire ingang met trappenpartij, bekroond door een terras met glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat.. Dit geheel zit gevat in eenzelfde dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. bekroond door een steekboog die ter hoogte van de gebogen aanzetstenenGeprofileerd of versierd blok (natuur)steen waarop een boog of een strek steunt. wordt ontlast door twee gietijzeren zuiltjes die op het terras rusten. Boven elke bouwlaag bevinden zich bakstenen tongewelfjes die, op de benedenverdieping, rusten op een hardstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). die uitmondt in waterspuwersUitstekende buis of gooteinde voor de afvoer van hemelwater, vaak in de vorm van een dierlijk of diabolisch monster. voor de afwatering van het terras. De borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van het terras rust op een metalen balk en wordt gevormd door fijne verticale staven in hetzelfde materiaal. Deze inrichting treffen we ook aan in de overeenkomstige as op de achtergevel, maar hier gespreid over drie bouwlagen: een deur in het halve souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., een groot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping, eenzelfde terras op de eerste verdieping.
De zijgevel van het linkerpaviljoen heeft vijf venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping en een halve souterrain, de drie centrale op de benedenverdieping afwisselend gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan twee smallere. Op de verdiepingen, één middentravee van drielichten. Eenzelfde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over de hele hoogte van de tegenoverliggende gevel; drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. op de benedenverdieping geflankeerd door twee kleine lage venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
De licht hellende zadeldaken hebben een zinkbedekking. De zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. van de paviljoenen zijn transversaal en worden bekroond door een klein plat frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in simili. Dezelfde steen is gebruikt voor de hollijst van de houten kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Enkele luchtkokers doorbreken het dak.
Binnenindeling
Elke bouwlaag wordt in de lengte doorkruist door een gang die, in het halve souterrain en in de twee volgende bouwlagen, wordt afgesneden door twee dwarse gangen die aan de inspringende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) uitmonden. Het linkerdeel van de benedenverdieping bevat consultatie- en leszalen, het directiekantoor en de bibliotheek, terwijl aan het uiteinde een grote vergaderzaal ligt (een refter volgens oorspronkelijk ontwerp) waar de vijf al vermelde gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. het daglicht binnenlaten. Rechts en op de twee verdiepingen bevinden zich rijen chambrettes, en achteraan, op de hoeken van het centrale paviljoen, de sanitaire ruimten. Het halve souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. bevat een grote eetkamer (een naaikamer volgens oorspronkelijk ontwerp) onder de vergaderzaal, naast diverse dienstlokalen. Het centrale paviljoen huisvest het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., dat gul wordt verlicht door drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere..
Opstanden
Het gros van het gebouw is in oranjerode baksteen opgetrokken, met decoratieve effecten in witgetinte baksteen. Bijna alle muuropeningen zijn steekboogvormig en hebben onderdorpels in hardsteen, net als de muurdammen van de gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Op de voorgevel wordt een sokkel in hetzelfde materiaal onderbroken door de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van het halve souterrain, die door een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. van oranjerode bakstenen worden bekroond. Op de achtergevel, in dezelfde bouwlaag, zijn de bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. gemaakt van witgetinte baksteen en worden ze verbonden door een band in dezelfde kleur. Elders zijn de omlijstingen eveneens wit, de stijlen met hoekblokken, de onderdorpels beklemtoond door een imitatietandfries. De dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. van de inspringende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) zijn wit. Op de benedenverdieping zijn de onderste hoekblokken verbonden door banden in drie lagen. Op de eerste verdieping zijn de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. niet met elkaar verbonden, terwijl de bovenste hoekblokken op de tweede verdieping worden verlengd door twee identieke banden, drieledig boven de strekse bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.; tussen de banden loopt een rasterpatroon in de twee kleuren.
Op de achterste hoeken van het centrale paviljoen zijn gestapelde drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan een terugwijkend vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in de zijkant van de uitbouw.
Het integraal bewaarde raamwerk van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en van de glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. van het halve souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. is grotendeels T-vormig, met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. verdeeld door twee verticale roeden. De smalste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. hebben een gewone dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op.. De muuropeningen in de versmallingen zijn dubbele kruisramen.
Interieur
De vloer van de bovenste bouwlagen en de centrale trap is in lichtgrijs granito, met randen in een dambordpatroon van zwart en wit marmer. De metalen leuningen hebben verticale staven. De plafonds van de grote zalen aan de linkerkant rusten op twee gietijzeren zuilen (thans aan het zicht onttrokken of vervangen).
Uitbreiding van 1930
Configuratie
Toevoeging van twee verdiepingen met afnemende hoogte. De nieuwe achtervleugel werd haaks ingeplant, tegen het centrale paviljoen, en heeft zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over zes bouwlagen, één travee en één bouwlaag meer dat op het ontwerp. De oorspronkelijke uitbouw is ingewerkt in een nieuwe, sterker uitspringende uitbouw. De rest van de vleugel is minder hoog en een beetje breder en sluit op de rest aan in een bochtige hoek. De daken van de toevoegingen zijn analoog aan de oude en hernemen de afgeplatte frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op de paviljoenen.
Binnenindeling
De nieuwe verdiepingen zijn ingedeeld in chambrettes. In de achterhoeken van het centrale paviljoen bevinden zich de sanitaire voorzieningen (toiletten, baden), volgens het overeenkomstige plan van de oorspronkelijke bouwlagen. Ze worden verlicht door een herneming van de muuropeningen van die laatste. Het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. opent naar een doorgang geflankeerd door sanitaire ruimten of dienstlokalen links en een lift rechts. De eerste ontvangen daglicht via twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., de lift via een muuropening met kruiskozijnen en ondoorschijnend glas. Deze lokalen maken nog deel uit van de verlenging van de uitbouw. In het grote volume mondt de doorgang uit op een refter in de lagere bouwlaag en op een grote slaapzaal in de hogere bouwlagen.
Opstanden
De uitbreiding werd in dezelfde materialen uitgevoerd, maar met oranjerode bakstenen in een bruinere tint. Op het hoofdgebouw kopieert de vierde, nieuwe verdieping de muuropeningen van de tweede. De vijfde kopieert die van de derde, maar hier worden de muuropeningen verbonden door twee zware, minder verfijnde registersVensterstrook in een topgevel. in witgetinte baksteen. De eerste drie bouwlagen van de nieuwe vleugel nemen de decoratieve behandeling van de aanpalende gevels over, die van de derde bouwlaag wordt tot aan de top herhaald. De zijgevel van de vleugel is blindZonder opening; blind venster, schijnopening. in de eerste twee bouwlagen, waarvan de eerste langs het plantsoen loopt; een middentravee met muuropeningen die analoog zijn aan die van de gevels verlicht de overige bouwlagen. Het raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. is vergelijkbaar met het oude.
De trap werd verlengd naar oorspronkelijk ontwerp en de nieuwe doorgangen werden met beige keramiek betegeld.
Oorspronkelijke toestand
Configuratie
Lange constructie, volledig in baksteen, van drie bouwlagen met afnemende hoogte op een half souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping.. Ze bestaat uit drie paviljoenen: een centraal paviljoen met de hoofdingang en twee bredere zijpaviljoenen. Het halve dienstsouterrain is helemaal open aan de achtergevel, dankzij de aanleg van een grote lage koer met leuning en trap. De twee hoofdgevels hebben 29 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met steekboogopeningen, waaronder vier op de uiterste paviljoenen en drie op de centrale.
Vooraan en in het midden van de hoofdvolumes bevindt zich een secundaire ingang met trappenpartij, bekroond door een terras met glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat.. Dit geheel zit gevat in eenzelfde dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. bekroond door een steekboog die ter hoogte van de gebogen aanzetstenenGeprofileerd of versierd blok (natuur)steen waarop een boog of een strek steunt. wordt ontlast door twee gietijzeren zuiltjes die op het terras rusten. Boven elke bouwlaag bevinden zich bakstenen tongewelfjes die, op de benedenverdieping, rusten op een hardstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). die uitmondt in waterspuwersUitstekende buis of gooteinde voor de afvoer van hemelwater, vaak in de vorm van een dierlijk of diabolisch monster. voor de afwatering van het terras. De borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van het terras rust op een metalen balk en wordt gevormd door fijne verticale staven in hetzelfde materiaal. Deze inrichting treffen we ook aan in de overeenkomstige as op de achtergevel, maar hier gespreid over drie bouwlagen: een deur in het halve souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., een groot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping, eenzelfde terras op de eerste verdieping.
De zijgevel van het linkerpaviljoen heeft vijf venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping en een halve souterrain, de drie centrale op de benedenverdieping afwisselend gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan twee smallere. Op de verdiepingen, één middentravee van drielichten. Eenzelfde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over de hele hoogte van de tegenoverliggende gevel; drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. op de benedenverdieping geflankeerd door twee kleine lage venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
De licht hellende zadeldaken hebben een zinkbedekking. De zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. van de paviljoenen zijn transversaal en worden bekroond door een klein plat frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in simili. Dezelfde steen is gebruikt voor de hollijst van de houten kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Enkele luchtkokers doorbreken het dak.
Binnenindeling
Elke bouwlaag wordt in de lengte doorkruist door een gang die, in het halve souterrain en in de twee volgende bouwlagen, wordt afgesneden door twee dwarse gangen die aan de inspringende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) uitmonden. Het linkerdeel van de benedenverdieping bevat consultatie- en leszalen, het directiekantoor en de bibliotheek, terwijl aan het uiteinde een grote vergaderzaal ligt (een refter volgens oorspronkelijk ontwerp) waar de vijf al vermelde gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. het daglicht binnenlaten. Rechts en op de twee verdiepingen bevinden zich rijen chambrettes, en achteraan, op de hoeken van het centrale paviljoen, de sanitaire ruimten. Het halve souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. bevat een grote eetkamer (een naaikamer volgens oorspronkelijk ontwerp) onder de vergaderzaal, naast diverse dienstlokalen. Het centrale paviljoen huisvest het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., dat gul wordt verlicht door drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere..
Opstanden
Het gros van het gebouw is in oranjerode baksteen opgetrokken, met decoratieve effecten in witgetinte baksteen. Bijna alle muuropeningen zijn steekboogvormig en hebben onderdorpels in hardsteen, net als de muurdammen van de gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Op de voorgevel wordt een sokkel in hetzelfde materiaal onderbroken door de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van het halve souterrain, die door een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. van oranjerode bakstenen worden bekroond. Op de achtergevel, in dezelfde bouwlaag, zijn de bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. gemaakt van witgetinte baksteen en worden ze verbonden door een band in dezelfde kleur. Elders zijn de omlijstingen eveneens wit, de stijlen met hoekblokken, de onderdorpels beklemtoond door een imitatietandfries. De dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. van de inspringende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) zijn wit. Op de benedenverdieping zijn de onderste hoekblokken verbonden door banden in drie lagen. Op de eerste verdieping zijn de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. niet met elkaar verbonden, terwijl de bovenste hoekblokken op de tweede verdieping worden verlengd door twee identieke banden, drieledig boven de strekse bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.; tussen de banden loopt een rasterpatroon in de twee kleuren.
Op de achterste hoeken van het centrale paviljoen zijn gestapelde drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan een terugwijkend vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in de zijkant van de uitbouw.
Het integraal bewaarde raamwerk van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en van de glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. van het halve souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. is grotendeels T-vormig, met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. verdeeld door twee verticale roeden. De smalste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. hebben een gewone dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op.. De muuropeningen in de versmallingen zijn dubbele kruisramen.
Interieur
De vloer van de bovenste bouwlagen en de centrale trap is in lichtgrijs granito, met randen in een dambordpatroon van zwart en wit marmer. De metalen leuningen hebben verticale staven. De plafonds van de grote zalen aan de linkerkant rusten op twee gietijzeren zuilen (thans aan het zicht onttrokken of vervangen).
Uitbreiding van 1930
Configuratie
Toevoeging van twee verdiepingen met afnemende hoogte. De nieuwe achtervleugel werd haaks ingeplant, tegen het centrale paviljoen, en heeft zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over zes bouwlagen, één travee en één bouwlaag meer dat op het ontwerp. De oorspronkelijke uitbouw is ingewerkt in een nieuwe, sterker uitspringende uitbouw. De rest van de vleugel is minder hoog en een beetje breder en sluit op de rest aan in een bochtige hoek. De daken van de toevoegingen zijn analoog aan de oude en hernemen de afgeplatte frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op de paviljoenen.
Binnenindeling
De nieuwe verdiepingen zijn ingedeeld in chambrettes. In de achterhoeken van het centrale paviljoen bevinden zich de sanitaire voorzieningen (toiletten, baden), volgens het overeenkomstige plan van de oorspronkelijke bouwlagen. Ze worden verlicht door een herneming van de muuropeningen van die laatste. Het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. opent naar een doorgang geflankeerd door sanitaire ruimten of dienstlokalen links en een lift rechts. De eerste ontvangen daglicht via twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., de lift via een muuropening met kruiskozijnen en ondoorschijnend glas. Deze lokalen maken nog deel uit van de verlenging van de uitbouw. In het grote volume mondt de doorgang uit op een refter in de lagere bouwlaag en op een grote slaapzaal in de hogere bouwlagen.
Opstanden
De uitbreiding werd in dezelfde materialen uitgevoerd, maar met oranjerode bakstenen in een bruinere tint. Op het hoofdgebouw kopieert de vierde, nieuwe verdieping de muuropeningen van de tweede. De vijfde kopieert die van de derde, maar hier worden de muuropeningen verbonden door twee zware, minder verfijnde registersVensterstrook in een topgevel. in witgetinte baksteen. De eerste drie bouwlagen van de nieuwe vleugel nemen de decoratieve behandeling van de aanpalende gevels over, die van de derde bouwlaag wordt tot aan de top herhaald. De zijgevel van de vleugel is blindZonder opening; blind venster, schijnopening. in de eerste twee bouwlagen, waarvan de eerste langs het plantsoen loopt; een middentravee met muuropeningen die analoog zijn aan die van de gevels verlicht de overige bouwlagen. Het raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. is vergelijkbaar met het oude.
De trap werd verlengd naar oorspronkelijk ontwerp en de nieuwe doorgangen werden met beige keramiek betegeld.
Bronnen
Archieven
Archief van het OCMW van
de Stad de Brussel/Werken ziekenhuisinstellingen, Brugmann Ziekenhuis.
SAB/OW 39381 (1928).
Werken
HEUSQUIN, CH., L’Hôpital Brugmann de l’Assistance Publique
de Bruxelles, Commissie van Openbare Onderstand van Brussel, Brussel, 1930.
HORTA, V., Hôpital Brugmann à Jette-Saint-Pierre, Administratie der Godshuizen en Hulpen van
Brussel, s.d.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid