Typologie(ën)

relicten van de stadsomwalling
museum

Ontwerper(s)

INCONNU - ONBEKEND1381-1383

Tilman-François SUYSarchitect1844

Henri BEYAERTarchitect1868-1870

N. ROGETarchitect1828

Juridisch statuut

Beschermd sinds 13 september 1990

Stijlen

Gotiek
Neogotiek

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 31454
lees meer

Beschrijving

Enig bewaarde stadspoort van de tweede omwalling (1357-1381/1383?).

Bouwaanzet van de Hallepoort - eertijds Obbrusselschepoort genoemd - doorgaans 1381-1383 gedateerd. Aan veldzijde (Sint-Gillis) ten westen beveiligd door de Thorensvijver en een natte gracht (benedenstad), ten oosten door een droge gracht (bovenstad). Ingevolge verbeteringen van de artillerie, in de 16
e eeuw ten oosten nog versterkt (figurerend op het plan van Jacob Van Deventer van na 1550); ca. 1675 aangepast en supplementair verdedigd door de bastions en het fort van Monterey, de bastions van Sint-Clara en Castel Rodrigo (bastionnering blootgelegd tijdens archeologisch - nog onuitgegeven - onderzoek naar aanleiding van de metrowerken). Na sloping van de walmuren, oprichting van linker octrooipaviljoen ten zuiden, naar ontwerp van architect J. André van 1852 : vierkant bakstenen gebouw geritmeerd door zandstenen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., met rechthoekige en korfboogopeningen; afgebroken na de opheffing van het octrooistelsel in 1860.

Poort in de loop der tijd herhaaldelijk met sloping bedreigd (onder meer vanaf 1782 door de ontmanteling van de vesten onder Jozef II, en in 1824 ingevolge de aanleg van de ringlanen), doch verhinderd door toekenning van diverse opeenvolgende bestemmingen. In 1464 functie van publieke graanzolder; militaire gevangenis onder meer in 1638, 1658, 1709 en onder het Frans Bewind. Tussen 1658 en 1709 bediend door de Lutheriaanse Kerk. Na sloping van de Steenpoort, inrichting als strafrechtelijke gevangenis in 1759: de verdiepingen werden door middel van eiken tussenschotten opgedeeld in gevangeniscellen, verhoor- en folterkamers; de keuken, gevangeniskapel en woning van de bewaker bevonden zich op de tweede verdieping. In 1828 restauratiewerken onder leiding van stadsarchitect Nicolas Roget (ontwerp van 1827) voor nieuwe bestemming als bewaarplaats van rijksarchieven: onder meer herstelling van buitenmuren, nieuwe koperen bedaking, wijziging aan muuropeningen namelijk steken van zes rechthoekige vensters aan stadszijde; aanpassing van de gewelven op de bovenste twee verdiepingen en supprimeren van de tussenschotten. Tegelijkertijd werd de nieuwe ringlaan aangelegd, waardoor de massieve (tot nog toe niet precies gedateerde) voorbouw - fungerend als verbinding tussen weergangen van walmuren - verdween, de voorheen onmiddellijk aansluitende zuidelijke bebouwing van de Hoogstraat over een lengte van ca. 65 meter werd gesupprimeerd en het niveau werd 3 meter opgehoogd, zodat de gelijkvloerse verdieping gedeeltelijk ondergronds kwam te liggen. Gebouw ingevolge functieloosheid opnieuw met sloping bedreigd, doch bij KB van 1840 verhinderd en in 1842 door de Stad aan de Staat overgedragen; nieuwe functietoekenning als Museum voor Wapens, Oudheden en Artillerie, gevolgd door aanpassingswerken in 1844 onder leiding van architect Tilman-François Suys. De zes bovengenoemde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. werden vervangen door spitsbooglichten ; voorts steken van ruim spitsboogvenster en smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de centrale gevelpartij aan veldzijde.

Nieuwe restauratieopdracht waarvoor achtereenvolgens architecten Joseph Jonas Dumont, Alphonse Balat en kolonel M.-B. Meyers en Henri Beyaert diverse projecten indienden (onder meer met omringende bebouwing cf. Beyaerts project bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis). Het goedgekeurde ontwerp van Henri Beyaert lag volledig in de lijn van de Franse restaurateur Viollet-le-Duc, die in casu in 1866 werd geadviseerd door de Secretaris van koning Leopold II. Restauratie ingezet in 1868, beëindigd in 1870. De nieuwe functie- en omgevingaanpassing loste Beyaert op door de uitschakeling van de aloude centrale verbindingsdoorgang binnenstad-buitenstad en de bouw van een rijzige, verticaliserende, centraal uitgebouwde traptoren aan stadszijde als nieuw circulatiesysteem naar de verschillende verdiepingen. In tegenstelling tot de voorheen vlakke gevelwand doorbrak hij de nieuwe gevelpartijen aan weerszijden met mime uitgespaarde spitsbogen en breed omlijste toegangspoorten. Voorts aanpassing van de wenteltrappenTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt., toevoeging van omlopende overkragende weergang
en octogonale hoektorentjes, verhoging van de bovenste bouwlaag, plaatsing van een gecombineerde steile kegel- en afgeknotte tentbedaking (in plaats van voorheen laag zadeldak). Rondom het poortgebouw werd een ruim, grosso modo halfcirkelvormig plantsoen gecreëerd.

Poort in 1975 om veiligheidsredenen gesloten, en sindsdien leegstaand en zonder bestemming, geïsoleerd te midden van de drukke verkeersring, recent (1984-1985) omringd door een betonnen en geplaveide wandelaanleg met gekasseid voorplein met geometrisch patroon (tegenover Hoogstraat), beboomde parterres en centraal ten zuiden een arduinen pomp. Restauratie- en renovatieproject voor herbestemming als Folkloremuseum, annexe aan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, in 1991 ingezet, in opdracht van de Regie der Gebouwen, naar ontwerp van architect M. Bollen (studiegroep JAR); hierbij werd onder meer de vroegere poortdoorgang heropend. Archeologisch onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (K.C.M.L., M. de Waha, A. De Poorter; resultaten nog te publiceren).

Gotische halfcirkelvormige stadspoort van vier bouwlagen onder afgeknotte bedaking, met licht uitspringende noordelijke gevelpartij onder evenwijdig zadeldak, uitgebouwde toren onder kegelspits en centraal poortrisaliet ten zuiden onder steil schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Geheel opgetrokken uit baksteen met parementGevel- of muurbekleding. van natuursteen, thans gedeeltelijk met klimop begroeid.

Aan stadszijde : eerste bouwlaag gestut door hoeksteunberen met uitgeschuinde sokkel. Rondbogige toegangspoorten ingeschreven in getoogde profielomlijsting, onder trapvormige bekroningen, verfraaid met wapenschilden van hertog Wenceslas (links) en van de stad Brussel (rechts). Twee bouwlagen hoge gedrukte spitsboognissen waarin opeenvolgend spitsboogvensters met Y-tracering, in geprofileerde dito omlijsting, en zelfde tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met driekwartdeelzuil. Bekronende uitkragende octogonale hoektorentjes met schietgaten en kantelen, op trapvormige consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Imposante, centraal uitgebouwde ronde traptoren met uitgeschuinde basis en doorbroken door tweelichten, smalle rechthoekige en spitsbooglichten; overkragende uitkijk op getrapte kraagstenen en geopend door schietgaten en rechthoekige luikjes. Centrale gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met Belgisch wapenschild, jaartal mdccclxx en «L’Union fait la Force».

Veldzijde begrensd door een diepe gracht, vóór de poortdoorgang. Beneden : spitsboog van voormalige poortdoorgang, tot voor kort nog gehalveerd en afgesloten door een buikige sokkel met ijzeren hekbekroning, thans hergeopend; bewaard systeem met mezekooien van voormalige ophaalbrug. Markant centraal risaliet met afgeschuinde hoeken, vanaf de bovenverdieping, en gevelhoge korfboognis, onder steile schildvormige bedaking met dakvorst en windwijzer. Behouden oorspronkelijk metselwerk tot ietwat boven de lichte overkraging. Op de bovenverdiepingen, ruim rondbogig opgedeeld drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. (van vóór 1868-1870), ter vervanging van het vroegere, ingeschreven in dito spaarboog; erboven, smalle gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. spitsbooglichten, ter vervanging van oorspronkelijke. Licht uitkragende bovenste bouwlaag, met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en centraal zoldervenster met puntgeveltje.

Zijmuren met smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en schietgaten, vernieuwd door Beyaert. Originele dispositie van telkens vier schietgaten per bouwlaag in afgeronde muurpartij; bij sondering weergevonden elementen van tweede oostelijke schietgat op eerste bouwlaag : ondiep en verwijdend, aangepast aan het evoluerend vuurgeschut (waarvan in het interieur nog bewaarde getuigen daterend vanaf midden 15e eeuw). Rechte muurpartijen in licht risaliet overeenkomstig de vroegere aarden walbreedte : « schietgaten » grotendeels resulterend uit opeenvolgende inbreng en aanpassing van de openingen voor trappen, door Beyaert. Ten oosten, eerste verdieping met toegang tot weergang van walmuur; hoger geplaatste deur (1868-1870) als doorgang tot walmuur, verwijzend naar de oorspronkelijke intra muros, gedicht door de ophoging van het straatniveau ingevolge de nieuw aangelegde ringlaan. Licht uitkragende oorspronkelijke weergang op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., zonder mezekooi; aangepast door Beyaert : omlopende gekanteelde weergang in overkraging op getrapte consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., verbonden door gedrukte spitsboogjes; schietgaten et ezelsruggen.

Interieur
Oorspronkelijke gelijkvloerse verdieping heden opgesplitst door tussenvloer. Kelderverdieping onder bakstenen tongewelven (19e eeuw).Gelijkvloerse verdieping, met hergeopende poortdoorgang onder spitsbooggewelf en hoger gedrukt spitsbooggewelf, met gaten voor tegengewichten en kettingen van vroegere ophaalbrug, sleuven van valpoort en bovenste hengselsSmeedijzeren beslag waarmee deuren, ramen of luiken worden opgehangen. van vleugelpoort. In de centrale doorgang bijkomende toegangen tot de vroegere wachtposten met nog behouden overwelving en thans zichtbaar oorspronkelijk gelijkvloers niveau; huidige trappen ter vervanging van de oorspronkelijke tussen wachtposten en doorgang.

Diverse driebeukige bovenverdiepingen voorheen slechts toegankelijk via combinatie van bordes- en wenteltrappenTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt., ten oosten en ten westen uitgespaard in de muurdikte; treden aangepast aan nieuwe niveau-indeling (1868- 1870). Eerste bovenverdieping met gewitte bakstenen kruisribgewelven; zandstenen kapiteelloze zuilen, muurcolonnetten en -pilasters, spitsbogige scheibogen en gewelfribben met tenietlopend profiel; sterk gehavende oorspronkelijke gebeeldhouwde gewelfsleutels; acht schietgaten onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft.. Ten westen toegang tot weergang. Fraaie renaissance-schouw uit de 16e eeuw (naar verluidt afkomstig van Mechelen), met albasten reliëfs met jachttafereel, driekwartzuilen deels gecanneleerd en deels versierd met loofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren.. Barokke stenen deuromlijsting, vermoedelijk van omstreeks 1639, afkomstig uit het voormalige Visverkopershuis : rechtstanden met visafbeeldingen in reliëf, bekronend plastisch volutenentablement waarin Spaans wapen, bewerkte houten vleugeldeur met in panelen voorstelling van Onz-Lieve-Vrouw en Sint- Pieter en Paulus en fraai ijzerbeslag. Twee bovenste verdiepingen met bepleisterde graatgewelven en platte gordelbogen, op zuilen en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met lijstkapiteel. Uitzicht tweede verdieping voornamelijk resulterend van aanpassingen door Roget; van derde verdieping door Beyaert. Zolderverdieping onder indrukwekkend houten dakgebint.

Sierlijk uitgewerkte wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. onder stergewelf, met op sluitsteen «Henri/Beyaert/architecte». Hardstenen spil opengewerkt door spitsbogen en ijzerwerk. Aan de penanten hardstenen driekwartzuilen met loofwerkkapitelen, fungerend als sokkels voor de dertien bronzen beelden van historische personnages, uitgevoerd door beeldhouwers J. Cuypers, V. De Haen, I. De Rudder, E. Namur, A. Van den Kerckhove, van Pottelsberghe, A.-J. Van Rasbourgh, naar de tekeningen van schilder X. Mellery.


Bronnen

Archieven
SAB/OW32277 (1827); A.A., 1852, vol. 50, rep. 53 en 55.
Archief K.C.M.L, dossier 4422.
Fonds Viollet-le 
Duc (ontoegankelijk) Archeologische en archivalische gegevens verstrekt door M. de Waha.

Publicaties en studies
BLONDEL 
E.J., La prison de la Porte de Hal (1759-1824), Brussel, 1943.
Straten en Stenen, Brussel 1982, p. 57-58, 284. 
Studiegroep JAR. Hallepoort. Voorstudie en rehabilitatie van het 14de eeuwse poortgebouw, i.o.v. Ministerie van Openbare Werken, Bestuur der Gebouwen, Direktie Brussel, Berchem, 1985.
Travaux d’architecture exécutés en Belgique par Henri Beyaert, gravés par J. & F. Neirinck, I, pl. 2- 12.
VAN MALDERGHEM J., Restauration de la Porte de Hal à Bruxelles, Description et Histoire, Brussel, 1903.

Tijdschriften
DE WAHA M., DE POORTER A., "La porte de Hal" (Les Marolles, 1991, 3, p. 8-11).
MACOIR G., "Le Musée Royal d’Armes et d’Armures de la Porte de Hal à Bruxelles" (A.S.R.A.B., dl. 3, 1927, p. 67-111).