Typologie(ën)
relicten van de stadsomwalling
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1000-1299
Stijlen
Romaans
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30130
Beschrijving
Overblijfsel van de eerste stadsomwalling (11e
-13e eeuw). Verkeerdelijk zo genoemd naar de, volgens de legende, vermelde gevangenisplaats (in werkelijkheid was
dit de nabijgelegen Steenpoort) van Fr. Anneessens (1660-1719), deken van de
gilde der Vier Gekroonden.
Hoektoren met flankerende traptoren en bewaarde muurgedeelten : 5 m ten noordoosten 13 m 50 ten noordwesten Later aangepast en geïntegreerd in de omringende bebouwing; ontmanteld in 1957 (noord-zuid-verbinding) en door de Stad gerestaureerd in 1967 onder leiding van architect J. Rombaux. Opgetrokken uit zandsteen, met latere toevoegsels van baksteen.
Toren enigszins afwijkend van de overige bewaarde torens door de hoekinplanting: hoefijzervormige plattegrond, uitgelengd en versmallend aan keelzijde. In zijn huidige vorm drie bouwlagen hoog, met ontruimde uitgebogen funderingsbasis met onregelmatig steenverband. Aan stadszijde geopend door twee ruime spitsbogen met verkleinende ordonnantie. Veldzijde gedeeltelijk uitgehold ingevolge latere aanleunende bebouwing. Oorspronkelijk platform met weergang vermoedelijk in 16e eeuw gewijzigd met bijkomende bouwlaag van baksteen, aan veldzijde doorbroken door deels gedichte en deels getraliede gedrukte spitsboogvensters en afgedekt met kegelvormige spits (leien). Hoge eerste bouwlaag resultaat van denivellatie en supprimeren van de vroegere kelderverdieping; heden afgesloten door middel van ijzeren hekwerk. Overwelving door middel van gedrukt spitsbooggewelf overgaand in halfkoepelgewelf, aanzettend boven kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. Vijf schietgaten met vernauwende wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere. naar veldzijde toe. rechthoekige doorgangen – één met lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. op kwartronde karbelen - geven ten oosten en ten westen, via een trap uitgespaard in de muurdikte, respectievelijk toegang tot weergang walmuur en traptoren. Bovenverdieping met gelijkaardige overwelving. Aanleunende rechthoekige constructie ten westen met ingebouwde wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt., overgaand in octogonale bovenbouw van bak- en zandsteen, vermoedelijk daterend uit 16e eeuw. Verleent toegang tot twee bovenste waltoren verdiepingen
Gedeeltelijk bewaarde verdedigingsmuren met thans zichtbare funderingen : ruw gehouwen metselwerk en steunbogen van onregelmatige vorm (ten oosten met baksteenopvulling). Muren aan stadszijde geritmeerd door ruime rondbogige spaarbogen; halve boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. ten oosten en twee bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. ten westen Gelijkaardige schietgaten als in toren. Licht overkragende gekanteelde weergang geschraagd door kwartronde karbelen.
Hoektoren met flankerende traptoren en bewaarde muurgedeelten : 5 m ten noordoosten 13 m 50 ten noordwesten Later aangepast en geïntegreerd in de omringende bebouwing; ontmanteld in 1957 (noord-zuid-verbinding) en door de Stad gerestaureerd in 1967 onder leiding van architect J. Rombaux. Opgetrokken uit zandsteen, met latere toevoegsels van baksteen.
Toren enigszins afwijkend van de overige bewaarde torens door de hoekinplanting: hoefijzervormige plattegrond, uitgelengd en versmallend aan keelzijde. In zijn huidige vorm drie bouwlagen hoog, met ontruimde uitgebogen funderingsbasis met onregelmatig steenverband. Aan stadszijde geopend door twee ruime spitsbogen met verkleinende ordonnantie. Veldzijde gedeeltelijk uitgehold ingevolge latere aanleunende bebouwing. Oorspronkelijk platform met weergang vermoedelijk in 16e eeuw gewijzigd met bijkomende bouwlaag van baksteen, aan veldzijde doorbroken door deels gedichte en deels getraliede gedrukte spitsboogvensters en afgedekt met kegelvormige spits (leien). Hoge eerste bouwlaag resultaat van denivellatie en supprimeren van de vroegere kelderverdieping; heden afgesloten door middel van ijzeren hekwerk. Overwelving door middel van gedrukt spitsbooggewelf overgaand in halfkoepelgewelf, aanzettend boven kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. Vijf schietgaten met vernauwende wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere. naar veldzijde toe. rechthoekige doorgangen – één met lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. op kwartronde karbelen - geven ten oosten en ten westen, via een trap uitgespaard in de muurdikte, respectievelijk toegang tot weergang walmuur en traptoren. Bovenverdieping met gelijkaardige overwelving. Aanleunende rechthoekige constructie ten westen met ingebouwde wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt., overgaand in octogonale bovenbouw van bak- en zandsteen, vermoedelijk daterend uit 16e eeuw. Verleent toegang tot twee bovenste waltoren verdiepingen
Gedeeltelijk bewaarde verdedigingsmuren met thans zichtbare funderingen : ruw gehouwen metselwerk en steunbogen van onregelmatige vorm (ten oosten met baksteenopvulling). Muren aan stadszijde geritmeerd door ruime rondbogige spaarbogen; halve boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. ten oosten en twee bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. ten westen Gelijkaardige schietgaten als in toren. Licht overkragende gekanteelde weergang geschraagd door kwartronde karbelen.
Bronnen
Archieven
SAB/NPP, A 17.
Publicaties en studies
MARTINY V.-G., DIERKENS-AUBRY F., Bruxelles. L’architecture des origines à 1900, Brussel, 1980, p. 24.
Tijdschriften
COMBAZ P., DE BEHAULT A., «La première enceinte de Bruxelles» (A.S.R.A.B., dl. 1, 1888, p.174-176).