Typologie(ën)
kliniek/hospitaal/ziekenhuis
Ontwerper(s)
Jean-Pierre CLUYSENAAR – architect – 1845-1855
Paul SAINTENOY – architect – 1909-1910
INCONNU - ONBEKEND – 1904-1905
Paul SAINTENOY – architect – 1930-1933
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoromaans
Neo-Tudor
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31452
Beschrijving
Blindengesticht
opgericht door de Société Royale
de Philantropie met een legaat van baron L.F. de Gendt de
Lenglentier (1773-1843), naar ontwerp van architect Jean-Pierre Cluysenaar, in
1845-1855. Oorspronkelijk complex in neo-Tudorstijl, met elementen verwijzend
naar de Rundbogenstijl, met capaciteit van 84 bedden, gevormd door een U-vormig
hoofdgebouw en afzonderlijk wasserijpaviljoen omringd door een afsluitmuur.
Terrein begrensd door Zuidlaan, Aanaardingsstraat en Blaesstraat. Eerste
voorontwerp van 1845, aanvankelijk ter vervanging van de blekerij Le Noyer in de Huidevettersstraat,
tweede ontwerp van 1847, vereenvoudigd derde ontwerp en definitieve plannen van
1848. Grondwerken aangevat in 1849, eigenlijke bouw in 1852, voltooid en in gebruik
genomen in 1855. Toevoeging van een rooklokaal aan de oostzijde in 1904-1905,
nieuw toegangshek en portiersloge (gesloopt) in 1909. Toevoegingen naar ontwerp
van architect Paul Saintenoy : administratiepaviljoen (gesloopt) en infirmerie
aan de oostzijde in 1909-1910; nieuwe wasserij op de hoek
Aanaardingsstraat/Blaesstraat in 1930-1933; verhoging van de vroegere
infirmerie in 1935-1937. Grondige aanpassing, verhoging en uitbreiding aan zuidzijde
naar ontwerp van architect P. Dhaeyer vanaf 1957.
Hoofdgebouw. Sobere architectuur, volledig opgetrokken in baksteen met eerder schaars gebruik van hardsteen voor plint, kordons, omlijstingen en decoratieve elementen. Oorspronkelijk volkomen symmetrische opstand met geaccentueerde middenpartij aan het voorplein ; twee bouwlagen, middenvleugel met negen, zijvleugels met zeven bij drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Horizontale geleding, midden- en hoekpartijen gemarkeerd door ingediepte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Regelmatige registersVensterstrook in een topgevel. van rondboogopeningen in geriemde omlijsting, de bovenvensters verbonden door een geprofileerd kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. Typische afgeronde stichtersplaketten. Beëindiging door een uitkragende bogenfries op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., kordon en kantelen. Rijker middenrisaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), ingedeeld door geringde colonnetten met acanthuskapiteel, afgewerkt als puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met klimmende bogenfriezen en kantelen, blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. rondboogarcade met zelfde colonnetten en uurwerk in top. Octogonale klokkentoren met door kordons belijnde basis; alternerend rondbogige galmgaten en blindnissen onder blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. vierpas, gevat in lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). met bogenfries en frontaal; geribte spits, bol en kruis. Bij de verbouwing vanaf 1957 werden de zijvleugels doorgetrokken tot de Zuidlaan en onderling verbonden door een lage vleugel en portiek. Behouden rondbogenordonnantie op begane grond; gewijzigde bovenverdiepingen met bijkomend niveau binnen de oorspronkelijke bouwhoogte, rechthoekige vensters in oplopende omlijstingen, kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Ongewijzigd middenrisaliet met uitzondering van de gekanteelde bekroning. Behouden zijgevels, afgezien van latere aanbouwen : zelfde opstand als aan pleinzijde, zonder omlijstingen; onversierde achtergevel.
Interieur. Oorspronkelijk mannen- en vrouwenafdeling met refter, infirmerie en werkplaats op de benedenverdieping, slaapzalen op de verdiepingen, gescheiden door de behouden centrale kapel. Rechthoekige zaalkerk van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met pseudo-zijbeuken, omlopend tweeledig wandschema gemarkeerd door rondbogen, colonnetten met acanthuskapiteel en entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. per registerVensterstrook in een topgevel.; vlakke zoldering met profileringen en rozetten. Oorspronkelijke tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met ijzeren roeden; aan altaarzijde glas-in-loodvulling (begin 20e eeuw) in de bovenste, glas-in-beton (Blanpain en Massonet, 1971) in de onderste geleding.
Uitbreidingen in aangepaste stijl, met lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., bogenfriezen en rondboogopeningen: cf. rookzaal van één bouwlaag, begane grond van de vroegere infirmerie - oorspronkelijk met slechts één bouwlaag -, en wasserij met drie bouwlagen. Verhoging van de vroegere infirmerie, twee verdiepingen + solarium, in modernistische stij : baksteen- en simili-banden, pilasterindeling, balkon en rechthoekige openingen.
Monument voor de filantroop Robert Halot (1873-1931) en gedenkplaten voor Paul de Groux (1907-1939) en voor de Société Coopérative des Charbonniers Bruxellois op de oostelijke binnenplaats.
Hoofdgebouw. Sobere architectuur, volledig opgetrokken in baksteen met eerder schaars gebruik van hardsteen voor plint, kordons, omlijstingen en decoratieve elementen. Oorspronkelijk volkomen symmetrische opstand met geaccentueerde middenpartij aan het voorplein ; twee bouwlagen, middenvleugel met negen, zijvleugels met zeven bij drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Horizontale geleding, midden- en hoekpartijen gemarkeerd door ingediepte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Regelmatige registersVensterstrook in een topgevel. van rondboogopeningen in geriemde omlijsting, de bovenvensters verbonden door een geprofileerd kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. Typische afgeronde stichtersplaketten. Beëindiging door een uitkragende bogenfries op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., kordon en kantelen. Rijker middenrisaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), ingedeeld door geringde colonnetten met acanthuskapiteel, afgewerkt als puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met klimmende bogenfriezen en kantelen, blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. rondboogarcade met zelfde colonnetten en uurwerk in top. Octogonale klokkentoren met door kordons belijnde basis; alternerend rondbogige galmgaten en blindnissen onder blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. vierpas, gevat in lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). met bogenfries en frontaal; geribte spits, bol en kruis. Bij de verbouwing vanaf 1957 werden de zijvleugels doorgetrokken tot de Zuidlaan en onderling verbonden door een lage vleugel en portiek. Behouden rondbogenordonnantie op begane grond; gewijzigde bovenverdiepingen met bijkomend niveau binnen de oorspronkelijke bouwhoogte, rechthoekige vensters in oplopende omlijstingen, kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Ongewijzigd middenrisaliet met uitzondering van de gekanteelde bekroning. Behouden zijgevels, afgezien van latere aanbouwen : zelfde opstand als aan pleinzijde, zonder omlijstingen; onversierde achtergevel.
Interieur. Oorspronkelijk mannen- en vrouwenafdeling met refter, infirmerie en werkplaats op de benedenverdieping, slaapzalen op de verdiepingen, gescheiden door de behouden centrale kapel. Rechthoekige zaalkerk van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met pseudo-zijbeuken, omlopend tweeledig wandschema gemarkeerd door rondbogen, colonnetten met acanthuskapiteel en entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. per registerVensterstrook in een topgevel.; vlakke zoldering met profileringen en rozetten. Oorspronkelijke tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met ijzeren roeden; aan altaarzijde glas-in-loodvulling (begin 20e eeuw) in de bovenste, glas-in-beton (Blanpain en Massonet, 1971) in de onderste geleding.
Uitbreidingen in aangepaste stijl, met lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., bogenfriezen en rondboogopeningen: cf. rookzaal van één bouwlaag, begane grond van de vroegere infirmerie - oorspronkelijk met slechts één bouwlaag -, en wasserij met drie bouwlagen. Verhoging van de vroegere infirmerie, twee verdiepingen + solarium, in modernistische stij : baksteen- en simili-banden, pilasterindeling, balkon en rechthoekige openingen.
Monument voor de filantroop Robert Halot (1873-1931) en gedenkplaten voor Paul de Groux (1907-1939) en voor de Société Coopérative des Charbonniers Bruxellois op de oostelijke binnenplaats.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 30410-30411 (1845-1855), 20080 (1904-1905), 16743 (1909-1910), 41259 (1930- 1933), 45745 (1935-1937), 71426 (1957); A.A., 1852, vol. 50, rep. 29-31.
Tijdschriften
MICHIELS J., A propos de la Maison des Aveugles (Les Marolles, 1984, 1, p. 19-24).