Typologie(ën)

gelijkvloers met handelszaak
opbrengsthuis

Ontwerper(s)

Antoine MENNESSIERarchitect1877

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Neogotiek

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 33509
lees meer

Beschrijving

Neogotisch rijhuis, drie bouwlagen + entresol en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder gecombineerde bedaking (loodrecht op en parallel met straat, leien) met uitgewerkte houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., op gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. gesigneerd architect Antoine Mennessier en op banderol gedateerd 1877. Door Stad Brussel gerenoveerd in 1982. 

Bak- en natuurstenen puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met rijk decor ontleend aan het gotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. repertorium: toepassing van de Brugse travee(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën.; geprofileerde spits- en korfbooglijsten met kruisbloemen(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel)., bladwerk en gebeeldhouwde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en drielob- en driepastraceringen op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; griffioenen ter schraging van het bel-etagebalkon. Verder muurvlechtingen en sierankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief., op de entresol als initialen G en D (vermoedelijk van de bouwheer Georges Dubosch). Pui met Corintische gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. hoekzuilen onder brede overspannende boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden., onderbroken voor het in de puilijst opgenomen entablement met bewerkte consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. van verdwenen (?) of geplande beelden; centraal uitstalraam volgens geveltekening in zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. verfraaid door gebeeldhouwde figuren; aanvankelijk privédeur links met beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam., geheng en bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden..

Bronnen

Archieven
SAB/OW 10614 en 10620 (1877).

Tijdschriften
L’Emulation, 1884, jg. 9, kol. 89, pl. 28.