Voormalige huizen en ateliers van de beeldhouwers Désiré Jacobs en Mathieu Desmaré
de Smet de Naeyerlaan 583, 585
Typologie(ën)
woning met kunstenaarsatelier
Ontwerper(s)
Alphonse GROOTHAERT – architect – 1911-1913
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 35843
Beschrijving
Voormalige huizen en
ateliers van de beeldhouwers Désiré Jacobs en Mathieu Desmaré, bijna identiek
volgens spiegelbeeldschema, in art-nouveaustijl en met asymmetrische
compositie, n.o.v. architect Alphonse Groothaert, 1911-1913. Gesigneerd op de benedenverdieping, op
de plaats waar de twee gevels samenkomen, “ALPH. /
Groothaert / architecte / 1913”. Deze huizen werd gelauwerd in de
gevelwedstrijd die de gemeente voor de jaren 1911-1913 organiseerde.
In juli 1911 ontwierp de architect voor elke opdrachtgever een woning van twee bouwlagen met een gevel in baksteen en natuursteen en met, aan de achterzijde van een binnenplaats, een beeldhouwatelier van één bouwlaag. Hij herwerkte zijn ontwerp in december van datzelfde jaar en opteerde toen voor gevels in Euvillesteen. In 1913 voorzag de architect elke woning, toen in aanbouw, van een tweede verdieping, ter vervanging van het attiekmuurtje met bas-reliëf van het oorspronkelijk plan.
Gevels versierd met een weelderig bas-reliëfdecor van onder meer kastanjetakken en -bladeren. Steekboog- of korfboogopeningen onder spitsboogvormige boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam.. Lekdorpels met spuwerUitmonding van een goot of waterbekken waarlangs overtollig water wordt afgevoerd.. Toegangstravee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.. Inrijpoort, met gekoofde dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind., onder een gebroken archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. met tandfries; kegelvormige schamppalen. Drie keldervensters onder doorlopende archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Drielichten op de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., dat van de benedenverdieping onder een archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. die identiek is aan die van de deur. Bow-window geritmeerd door vier fijne zuiltjes op druiper en voorzien van muuropeningen met dezelfde dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. als die van de deur. Op de tweede verdieping, glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met smeedijzeren borstwering geflankeerd door twee blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muuropeningen die een nis vormen voor bas-reliëfs met de voorstelling van een naakte man en vrouw, ten voeten uit. Doorlopende, met kastanjebladeren versierde gekoofde kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). die boven de hoofdtraveeënBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. een boogvormig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. vormt en wordt doorbroken door korte gegroefde pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) op druiper en met geometrisch topstuk. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... . Raamwerk met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met roedeverdeling en gekleurd glas, op de verdiepingen met gewelfde dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op.. Bewerkte deuren met plantendecor en trapezoïdale ramen met smeedijzeren traliewerk.
Smeedijzeren tuinhek bewaard op nr.583.
Op de benedenverdieping, oorspronkelijk, ontvangkamer vooraan en keuken achteraan, afgeboord door het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. Op de eerste verdieping, salon en eetkamer in enfilade. Werkkamer op de toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., gevolgd door het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. onder daklicht dat naar de tweede verdieping leidt, gevolgd door een badkamer. Vier kamers in de laatste bouwlaag.
Achteraan, beeldhouwateliers met gevels van baksteen en cement, thans ingrijpend verbouwd of afgebroken. Oorspronkelijk, op nr. 583, drie volumes in enfilade onder een opengewerkt zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., het centrale groter. Op nr. 585, twee analoge volumes, een klein en een groot atelier, dat laatste met mezzaninebalkon met korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en een houten borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., bereikbaar via een wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt..
In juli 1911 ontwierp de architect voor elke opdrachtgever een woning van twee bouwlagen met een gevel in baksteen en natuursteen en met, aan de achterzijde van een binnenplaats, een beeldhouwatelier van één bouwlaag. Hij herwerkte zijn ontwerp in december van datzelfde jaar en opteerde toen voor gevels in Euvillesteen. In 1913 voorzag de architect elke woning, toen in aanbouw, van een tweede verdieping, ter vervanging van het attiekmuurtje met bas-reliëf van het oorspronkelijk plan.
Gevels versierd met een weelderig bas-reliëfdecor van onder meer kastanjetakken en -bladeren. Steekboog- of korfboogopeningen onder spitsboogvormige boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam.. Lekdorpels met spuwerUitmonding van een goot of waterbekken waarlangs overtollig water wordt afgevoerd.. Toegangstravee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.. Inrijpoort, met gekoofde dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind., onder een gebroken archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. met tandfries; kegelvormige schamppalen. Drie keldervensters onder doorlopende archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Drielichten op de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., dat van de benedenverdieping onder een archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. die identiek is aan die van de deur. Bow-window geritmeerd door vier fijne zuiltjes op druiper en voorzien van muuropeningen met dezelfde dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. als die van de deur. Op de tweede verdieping, glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met smeedijzeren borstwering geflankeerd door twee blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muuropeningen die een nis vormen voor bas-reliëfs met de voorstelling van een naakte man en vrouw, ten voeten uit. Doorlopende, met kastanjebladeren versierde gekoofde kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). die boven de hoofdtraveeënBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. een boogvormig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. vormt en wordt doorbroken door korte gegroefde pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) op druiper en met geometrisch topstuk. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... . Raamwerk met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met roedeverdeling en gekleurd glas, op de verdiepingen met gewelfde dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op.. Bewerkte deuren met plantendecor en trapezoïdale ramen met smeedijzeren traliewerk.
Smeedijzeren tuinhek bewaard op nr.583.
Op de benedenverdieping, oorspronkelijk, ontvangkamer vooraan en keuken achteraan, afgeboord door het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. Op de eerste verdieping, salon en eetkamer in enfilade. Werkkamer op de toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., gevolgd door het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. onder daklicht dat naar de tweede verdieping leidt, gevolgd door een badkamer. Vier kamers in de laatste bouwlaag.
Achteraan, beeldhouwateliers met gevels van baksteen en cement, thans ingrijpend verbouwd of afgebroken. Oorspronkelijk, op nr. 583, drie volumes in enfilade onder een opengewerkt zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., het centrale groter. Op nr. 585, twee analoge volumes, een klein en een groot atelier, dat laatste met mezzaninebalkon met korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en een houten borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., bereikbaar via een wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt..
Bronnen
Archieven
SAB/IP II 684 (1903-1915).
SAB/OW 583: Laken 1680 (1911-1913), Laken 1698 (1913); 585: Laken 1679 (1911-1913), Laken 1700 (1913).