Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
Émile LAMBOT – architect – 1930
Albert DEGAND – architect – 1962
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 35840
Beschrijving
Herenhuis in
Beaux-Artsstijl, n.o.v. architect Emile Lambot, 1930. Vanaf 1962 was hier de
zetel van het Aartsbisdom Mechelen-Brussel gevestigd en was dit de residentie
van Mgr. Suenens.
Halfvrijstaand gebouw van twee bouwlagen onder mansarde en plat dak. Bakstenen gevels met elementen in witsteen en hardsteen.
Straatgevel met drie symmetrische traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Vensters onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug., op de benedenverdieping gevat in een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). versierd met guirlandes en gegroefde sleutels die, op de verdieping, een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met sleutel met bloemmotief vormen met, met dezelfde achtergrond als de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van het bekronend hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Op de zijtraveeën, twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping en een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met balustersVaasvormige spijl van een borstwering. op de verdieping. Centrale travee in steen, met verdiepte schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. op de benedenverdieping. Trapezoïdale toegangsportiek, met hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. op geprofileerde kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog. en een trappenpartij, en geflankeerd door twee smalle getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Op de verdieping, balkon met holronde zijvlakken en een stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met balusters, voor een T-vormige glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. geflankeerd door smalle ramen. Travee bekroond door een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). doorbrekende halfcirkelvormige dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met venster met dezelfde vorm, met moneelStenen vensterstijl. en borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., geflankeerd door bewerkte vleugelstukken en bekroond door een imposante sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.. Kroonlijst met Dorische klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. die de omtrek van de dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. volgt, voor een verhoging van de mansarde. Laterale dakkapellen met vleugelstukken. Beglaasde smeedijzeren deur.
Getrapte achtergevel. In 1962 werd het gebouw door architect Albert Degand uitgebreid, voor rekening van de Kerkfabriek van Sint-Jacob-op-Koudenberg.
Binnen, over twee bouwlagen, grote vierkante hal met wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. met smeedijzeren leuning, onder daklicht. Achteraan, voormalige salon-veranda, in 1962 verbouwd tot kapel met daarboven het kantoor van Mgr. Suenens.
Links, garage van één bouwlaag met gevel in dezelfde materialen: bakstenen muurvlak geflankeerd door twee inrijpoorten, onder attiekmuurtje met laterale balustradesHekwerk van spijlen of balusters.. Oorspronkelijk gaf enkel de linker toegang uit op een garage, terwijl die aan de rechterkant (waarvan de poort is bewaard) naar een binnenplaats leidde.
In de uitgestrekte tuin, groot bas-reliëf tegen de achtermuur, waarschijnlijk de Val van Phaëton voorstellende, dat tot 1962 de blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muur van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. op de eerste verdieping versierde.
Halfvrijstaand gebouw van twee bouwlagen onder mansarde en plat dak. Bakstenen gevels met elementen in witsteen en hardsteen.
Straatgevel met drie symmetrische traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Vensters onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug., op de benedenverdieping gevat in een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). versierd met guirlandes en gegroefde sleutels die, op de verdieping, een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met sleutel met bloemmotief vormen met, met dezelfde achtergrond als de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van het bekronend hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Op de zijtraveeën, twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping en een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met balustersVaasvormige spijl van een borstwering. op de verdieping. Centrale travee in steen, met verdiepte schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. op de benedenverdieping. Trapezoïdale toegangsportiek, met hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. op geprofileerde kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog. en een trappenpartij, en geflankeerd door twee smalle getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Op de verdieping, balkon met holronde zijvlakken en een stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met balusters, voor een T-vormige glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. geflankeerd door smalle ramen. Travee bekroond door een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). doorbrekende halfcirkelvormige dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met venster met dezelfde vorm, met moneelStenen vensterstijl. en borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., geflankeerd door bewerkte vleugelstukken en bekroond door een imposante sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.. Kroonlijst met Dorische klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. die de omtrek van de dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. volgt, voor een verhoging van de mansarde. Laterale dakkapellen met vleugelstukken. Beglaasde smeedijzeren deur.
Getrapte achtergevel. In 1962 werd het gebouw door architect Albert Degand uitgebreid, voor rekening van de Kerkfabriek van Sint-Jacob-op-Koudenberg.
Binnen, over twee bouwlagen, grote vierkante hal met wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. met smeedijzeren leuning, onder daklicht. Achteraan, voormalige salon-veranda, in 1962 verbouwd tot kapel met daarboven het kantoor van Mgr. Suenens.
Links, garage van één bouwlaag met gevel in dezelfde materialen: bakstenen muurvlak geflankeerd door twee inrijpoorten, onder attiekmuurtje met laterale balustradesHekwerk van spijlen of balusters.. Oorspronkelijk gaf enkel de linker toegang uit op een garage, terwijl die aan de rechterkant (waarvan de poort is bewaard) naar een binnenplaats leidde.
In de uitgestrekte tuin, groot bas-reliëf tegen de achtermuur, waarschijnlijk de Val van Phaëton voorstellende, dat tot 1962 de blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muur van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. op de eerste verdieping versierde.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 41410 (1930), 73921 (1962).
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “de Smet-de Naeyer (boulevard)”, 1965.