Terplaststraat 28, 30, 32, 34, 36, 38, 40, 42, 44
Duikerstraat 3, 5-7, 9-11, 13, 1
Charles Ramaekersstraat 4
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Adolphe PUISSANT – architect – 1921
Joseph DIONGRE – architect – 1921
Jean-Baptiste DEWIN – architect – 1921
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Erfgoedinventaris van de sociale woningbouw (La Fonderie - 2005)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denk bijvoorbeeld aan het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke landschappen die uit verschillende componenten zijn samengesteld voorkomen.
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Dit geheel maakt deel uit van een groot complex van sociale woningen ontworpen in 1921 en 1932 dat het grootste deel inneemt van het bouwblok afgebakend door de Alfred Stevensstraat, de Charles Ramaekersstraat, de Duikerstraat en de Terplaststraat. Het geheel omvat 254 woningen en werd in 1980-1982 gerenoveerd (n.o.v. architecten Ph. Samyn en M.Vanden Bossche). De achtergevels werden voorzien van een voorbouw en werden volledig met baksteen bekleed. Toen werd ook de binnenkant van het blok heringericht, toegankelijk via inrijpoorten tussen nr. 11 en 13 Duikerstraat en op nr. 35 Alfred Stevensstraat, met kronkelige wegen en een overdekte centrale zone, inrichtingen die in 2010 werden gerenoveerd, toen ook een gemeenschapshuis werd ingericht.
Het geheel bestaat uit uiteenlopende gebouwtypen, door verschillende architecten ontworpen, in groepen van twee, drie of zes. Aan de Terplaststraat springen de gebouwen in t.o.v. de rooilijn, met voortuintjes die oorspronkelijk door een hek werden afgesloten. De meeste gebouwen hebben vier bouwlagen onder plat dak. De eenheid van het complex wordt verzekerd door het gebruik van oranjekleurige baksteen, versierd met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen in simili, witsteen en/of hardsteen. Schrijnwerk vervangen.
Op nr. 28 tot 32 Terplaststraat, drie bijna identieke gebouwen n.o.v. architect Jean-Baptiste Dewin. Symmetrische opstanden van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). De centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met de toegang, is verspringend en behandeld in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.. Ze bevat een open portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met muurtjes bekroond door paren korte bolle zuilen of, op het centrale gebouw, het beeld van een zittende aap die een vrucht eet, met daarop het platte houten dak. Deur onder getande latei. In een inspringende omlijsting, hoog vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat het trappenhuis verlicht, opgedeeld door twee doorlopende monelenStenen vensterstijl. en onderbroken door borstweringspanelen. Bovenaan, paneel met geometrisch keramiekdecor. Op de zijtraveeën, drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. vensters gescheiden door dubbele kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met panelen versierd met eenzelfde decor van tegels van gekleurd glas. Borstweringen met geprofileerde paneel. Houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met drieledige kraagstenen en met een gebogen hollat op de zijtraveeën. Raamwerk oorspronkelijk met vleugels met roedeverdeling.
Binnen, twee woningen volgens spiegelbeeldschema per bouwlaag. Gemeenschappelijke ruimte en kamer vooraan, twee kamers en een vestiaire met toilet achteraan, uitgevend op een terras.
Op nr. 34 tot 36 Terplaststraat, drie identieke gebouwen n.o.v. architect Jean-Baptiste Dewin. Geritmeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., symmetrische opstanden van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale toegangstravee verspringend. Beraapte verdiepingen (“bepleisterd met vochtwerend cement”). Lateien en balkonplatforms in gewassen kiezelbeton. De toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. doorbreekt de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Deur met kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog. met volute. Op de traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rond de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), driehoekige balkons met geprofileerde bakstenen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Smalle buitenste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), eveneens met geprofileerde bakstenen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Kordonbanden versierd met bakstenen zaagtandfriezen ter hoogte van de bovenlichten. Oorspronkelijke breed uitkragende kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., trapezoïdaal ter hoogte van de traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met balkons.
Binnen, twee woningen volgens spiegelbeeldschema per bouwlaag. Gemeenschappelijke ruimte en kamer vooraan, twee kamers en een “berghok-wasplaats” achteraan, uitmondend op een loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. die toegang geeft tot een toilet.
Op nr. 38 tot 42 Terplaststraat, drie analoge gebouwen n.o.v. architect Adolphe Puissant. Symmetrische opstanden van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. verspringend. Op nr. 38 en 42, traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rond de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gekenmerkt door een trapezoïdale gestapelde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. van twee bouwlagen bekroond door een terras met stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en met een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). doorbrekende rondbogige bekroning. Op nr. 40, drie centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) behandeld in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., onder een kroonlijst doorbrekende gebogen bekroning. Op de toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., deur onder een platte houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. met dubbele kraagstenen, verdiepingen inspringend. Omlijstingen van de deuren, platforms en lateien van de erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. en van de traveeën in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in gewassen kiezelbeton. Decor van uitspringende en inspringende bakstenen en tandlijsten op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., de hoeken en de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Borstweringen van de erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. en traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geprofileerd met een drievoudige groef die een provisieruimte verlucht. Oorspronkelijke houten kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Binnen, twee woningen volgens spiegelbeeldschema per bouwlaag. Gemeenschappelijke ruimte en kamer vooraan, twee kamers en een wasplaats achteraan, uitmondend op een loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. die toegang geeft tot een toilet.
Op nr. 44 Terplaststraat en 13 Duikerstraat, twee gebouwen n.o.v. architect Adolphe Puissant, met eenzelfde gevel, in een visuele continuïteit met die op nr. 38 tot 42, van dezelfde auteur. Opstand van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Terplaststraat, een brede hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. met gekoppelde vensters, en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Duikerstraat, de laatste twee niet voorzien op het plan en al kort nadien toegevoegd, misschien tijdens de bouw van nr. 1 tot 9 van de straat. Linkerdeel van het geheel, tot en met de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Duikerstraat, met vier bouwlagen onder plat dak; rechterdeel met drie bouwlagen onder zadeldak. Aan de Terplaststraat, tweede en vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., rond de toegang in hetzelfde vlak. Hoektravee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. en bekroond door twee topstukken. Aan de Duikerstraat, eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met trapezoïdale gestapelde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. van twee bouwlagen bekroond door een terras met stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. De tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met de toegang, is verspringend en inspringend op de verdiepingen. Op de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), brede rondboogvormige inrijpoort die naar de binnenzijde van het bouwblok leidt (hek vervangen). De laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met eveneens een ingang, is smal en verspringend (nr. 11). Met uitzondering van deze laatste, toegangsdeuren onder platte houten luifel met dubbele kraagstenen. Omlijstingen van de deuren, platforms en lateien van de erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. en van de traveeën in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in gewassen kiezelbeton. Decor van uitspringende en inspringende bakstenen en tandlijsten op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., de hoeken en de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Borstweringen van de erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. en van de traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geprofileerd met drievoudige groef die een provisieruimte verlucht. Drie houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. aan de Duikerstraat. Raamwerk oorspronkelijk met roedeverdeling, dat van toegangstraveeënTravee waarin de toegang is ondergebracht. met glas-in-lood.
Binnen, op nr. 44, twee woningen per bouwlaag. Gemeenschappelijke ruimte en kamer vooraan, een of twee kamers en een wasplaats achteraan, uitmondend op een loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. die toegang geeft tot een toilet.
Op nr. 1 Duikerstraat – 4 Charles Ramaekersstraat, 3, 5-7, 9-11 Duikerstraat, zes gebouwen n.o.v. architect Joseph Diongre. Benedenverdieping van het hoekgebouw en verdiepingen van de overige gebouwen beraapt. Lateien en balkonplatforms in gewassen kiezelbeton. Balkons met opengewerkte bakstenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Borstweringen en friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met geprofileerd decor van bakstenen. Oorspronkelijke, breed uitspringende kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met kraagstenen.
Aan de Duikerstraat, vijf huizen van drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. en twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de eerste vier identiek volgens spiegelbeeldschema. Verspringende toegangstraveeënTravee waarin de toegang is ondergebracht. bekroond door een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met topstuk met volute op de eerste vier huizen. Travee geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en met gewelfde bekroning die uitmondt in volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. op het laatste huis. Op de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., rondboogvenster op de benedenverdieping, driehoekig balkon op de eerste verdieping. Kleine houten dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Op de eerste drie huizen, toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. verbouwd tijdens de renovatie van 1980-1982: deur verbouwd tot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., muuropeningen verplaatst, die van de dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. dichtgemetseld.
Op de hoek, gebouw van vier bouwlagen onder plat dak. Eén travee aan de Duikerstraat, een hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw., en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Ramaekersstraat. Op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met rechthoekig centraal balkon. Op de hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw., kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). doorbrekende trapezoïdale erker met getrapte boogvormige bekroning (oorspronkelijk met decor van bakstenen); centrale glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met opengewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Aan de Ramaekersstraat, eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met gekoppelde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., de tweede als toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. en met rechthoekige balkons. Deur onder luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. met gebogen hardstenen korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken.. Beraapte benedenverdieping, thans beschilderd. Twee etalages aan weerszijden van de hoek, opgedeeld door respectievelijk twee en één gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. kolom(men) op een halfronde sokkel. Toegang geflankeerd door etalages, recent nog voorzien van hun oorspronkelijke raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., met friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van glas-in-loodraam en bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met roedeverdeling.
Binnen, oorspronkelijk, eerste vier huizen in de Duikerstraat met één woning per bouwlaag, met gemeenschappelijke ruimte vooraan, twee kamers en een wasplaats achteraan, uitgevend op een terras met toilet en provisieruimte. In het vijfde huis, kamer vooraan en gemeenschappelijke ruimte achteraan, met buitentoilet. Hoekgebouw met twee woningen per verdieping.
Bronnen
Archieven
AAM/fonds Adolphe Puissant.
Archief van de Lakense Haard.
SAB/OW Terplaststraat 28 tot 42, Duikerstraat 1-3 – Charles Ramaekersstraat 4, Duikerstraat 5 tot 11: 42798 (1921); Terplaststraat 44 – Duikerstraat 13: 42741 (1921).
Publicaties en studies
CEL HISTORISCH ERFGOED VAN DE STAD BRUSSEL, Brusselse wandelingen. 3. Arbeiderswoningen en sociale huisvesting in Laken, 1998, pp. 14-15.
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Le logement ouvrier et social à Laeken. Etude historique et architecturale débouchant sur des propositions de mesures de protection, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1997, pp. 84-91.
Tijdschriften
L’Habitation à Bon Marché, 1924, 11.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid