Typologie(ën)
kapel
klooster/abdij
klooster/abdij
Ontwerper(s)
Émar COLLÈS – architect – 1891
G. Willy REYNS – architect – 1965
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neogotiek
Modernisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1997-2004
id
Urban : 5725
Beschrijving
Vierde klooster van de ‘Koninklijke Karmelitessen' of ‘Geschoeide karmelitessen' sinds haar stichting in 1607.
Perceel met bomen door Mej. Thiernesse rond 1889-1890 aan de orde geschonken.
Neogotisch complex met kapel (A) en aansluitend slotklooster (B, C, D) rond rechthoekige binnentuin en achterliggende tuin i.o.v. de orde en n.o.v. Émar Collès, 1891.
Vrij sober bakstenen complex onder leien daken met plintenHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., dorpelsOnderdorpel van een deur. en dekstenenNatuurstenen of keramische plaat, op bijvoorbeeld een geveltop, om het onderliggend metselwerk tegen regen te beschermen. in hardsteen. Kleinschalige verbouwingen in 1903 en 1936.

Lausannestraat nr. 22 (F), belangrijke L-vormige uitbreiding (E) van de W-kloostervleugel (C) met aansluitend appartementsgebouw (F) i.o.v. de Zusters Karmelieten en n.o.v. Willy Reyns, 1965.
Kapel sinds 1966 overgedragen aan vzw Parochiale Werken van Sint-Gillis. N-kloostervleugel en klokkentoren (D) rond dezelfde periode gesloopt.
Kapel (A) achter rooilijn, oorspronkelijk afgesloten door muur met poort en rechts geflankeerd door klokkentoren en aansluitende N-kloostervleugel. Niet-georiënteerde, eenbeukige kapel van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. tussen puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. en afgesloten door driezijdig koor (a) met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder afgewolfdZadeldak waarvan de nok niet tot de geveleinden doorloopt, maar met korte driehoekige eindschilden (wolfeinden) wordt afgewolfd. zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., rechts sacristie (b). N-puntgevel tussen versneden steunberen met in eerste bouwlaag portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met spitse opening tussen overhoekse steunberen, puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met drielobbigeVoorzien van het aantal lobben dat door het telwoord wordt aangegeven (vb. tweelobbig, drielobbig, …) nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld. en bekronende kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).; in tweede bouwlaag groot drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder spitse ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast. en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. drielobbigeVoorzien van het aantal lobben dat door het telwoord wordt aangegeven (vb. tweelobbig, drielobbig, …) venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sierankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. en bekronend hardstenen kruis. Zijgevels geritmeerd door versneden steunberen met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder spitsboog.
Interieur: schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder kruisribbengewelf op halfzuiltjes; koor afgesloten van rest van kapel.
Mobilair: veertien staties n.h.v. Bonaventure Feuillien, 1967, schilderingen op leisteen, 30 x 30 cm.

Klooster met vleugels van twee bouwlagen, Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën. onder spitsboog met maaswerk, met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Door sloop van N-gevel, nu T-vormig grondplan. Z-kloostervleugel (B) met zes Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën. aan tuinzijde en vijf vergelijkbare traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan binnentuin, maar voorafgegaan door kloostergang van één bouwlaag onder lessenaardak met centraal spitsboogvormige deur, geflankeerd door telkens twee drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en geritmeerd door versneden steunberen.
Langs kapel vergelijkbare kloostergang van één bouwlaag en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en aansluitend twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee bouwlagen met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in eerste bouwlaag en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op verdiepingen.
W-kloostervleugel (C) met aan binnentuin acht Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën. en aan tuinzijde zeven met spitsboogvormige deur in laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); lange achterliggende galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. van één bouwlaag onder lessenaardak.

Lausannestraat nr. 22 (F). Vier bouwlagen en vijf tot zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bakstenen muurdammenParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. onder zwart geschilderde betonnen lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt.. Verdiepte rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., geschrankt in bouwlagen aangebracht. Rechts rechthoekige deur, links geflankeerd door Mariabeeld.
Perceel met bomen door Mej. Thiernesse rond 1889-1890 aan de orde geschonken.
Neogotisch complex met kapel (A) en aansluitend slotklooster (B, C, D) rond rechthoekige binnentuin en achterliggende tuin i.o.v. de orde en n.o.v. Émar Collès, 1891.
Vrij sober bakstenen complex onder leien daken met plintenHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., dorpelsOnderdorpel van een deur. en dekstenenNatuurstenen of keramische plaat, op bijvoorbeeld een geveltop, om het onderliggend metselwerk tegen regen te beschermen. in hardsteen. Kleinschalige verbouwingen in 1903 en 1936.
Lausannestraat nr. 22 (F), belangrijke L-vormige uitbreiding (E) van de W-kloostervleugel (C) met aansluitend appartementsgebouw (F) i.o.v. de Zusters Karmelieten en n.o.v. Willy Reyns, 1965.
Kapel sinds 1966 overgedragen aan vzw Parochiale Werken van Sint-Gillis. N-kloostervleugel en klokkentoren (D) rond dezelfde periode gesloopt.
Kapel (A) achter rooilijn, oorspronkelijk afgesloten door muur met poort en rechts geflankeerd door klokkentoren en aansluitende N-kloostervleugel. Niet-georiënteerde, eenbeukige kapel van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. tussen puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. en afgesloten door driezijdig koor (a) met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder afgewolfdZadeldak waarvan de nok niet tot de geveleinden doorloopt, maar met korte driehoekige eindschilden (wolfeinden) wordt afgewolfd. zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., rechts sacristie (b). N-puntgevel tussen versneden steunberen met in eerste bouwlaag portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met spitse opening tussen overhoekse steunberen, puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met drielobbigeVoorzien van het aantal lobben dat door het telwoord wordt aangegeven (vb. tweelobbig, drielobbig, …) nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld. en bekronende kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).; in tweede bouwlaag groot drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder spitse ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast. en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. drielobbigeVoorzien van het aantal lobben dat door het telwoord wordt aangegeven (vb. tweelobbig, drielobbig, …) venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sierankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. en bekronend hardstenen kruis. Zijgevels geritmeerd door versneden steunberen met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder spitsboog.
Interieur: schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder kruisribbengewelf op halfzuiltjes; koor afgesloten van rest van kapel.
Mobilair: veertien staties n.h.v. Bonaventure Feuillien, 1967, schilderingen op leisteen, 30 x 30 cm.
Klooster met vleugels van twee bouwlagen, Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën. onder spitsboog met maaswerk, met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Door sloop van N-gevel, nu T-vormig grondplan. Z-kloostervleugel (B) met zes Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën. aan tuinzijde en vijf vergelijkbare traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan binnentuin, maar voorafgegaan door kloostergang van één bouwlaag onder lessenaardak met centraal spitsboogvormige deur, geflankeerd door telkens twee drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en geritmeerd door versneden steunberen.
Langs kapel vergelijkbare kloostergang van één bouwlaag en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en aansluitend twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee bouwlagen met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in eerste bouwlaag en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op verdiepingen.
W-kloostervleugel (C) met aan binnentuin acht Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën. en aan tuinzijde zeven met spitsboogvormige deur in laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); lange achterliggende galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. van één bouwlaag onder lessenaardak.
Lausannestraat nr. 22 (F). Vier bouwlagen en vijf tot zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bakstenen muurdammenParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. onder zwart geschilderde betonnen lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt.. Verdiepte rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., geschrankt in bouwlagen aangebracht. Rechts rechthoekige deur, links geflankeerd door Mariabeeld.
Interieur: op verdieping van Z.O.-vleugel (E), kapel met kleine onregelmatige betonnen venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met gekleurd glas (claustra).
Bronnen
Archieven
GASG/DS 3704 (1891); 293 (1903); 106 (1936); 51 (1965); 22 (1966).
KIK, M701138-M701140, 165939B, 165717B-165719B.
Verzameling postkaarten Dexia Bank.
Publicaties en studies
GASG/DS 3704 (1891); 293 (1903); 106 (1936); 51 (1965); 22 (1966).
KIK, M701138-M701140, 165939B, 165717B-165719B.
Verzameling postkaarten Dexia Bank.
Publicaties en studies
CAPELLE, P., VAN INNIS, G., OSAER, T., Kerken te Brussel, Mechelen, 1995, p. 73.
COEKELBERGHS, D., JANSSENS, W., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie Brabant, Kanton Sint-Gillis, KIK, Brussel, 1979, p. 14.
KEMPENEERS, J., Histoire d'Obbrussel Saint-Gilles, éd. Publimonde, Brussel, 1962, pp. 113-115.