Typologie(ën)

universiteit
gelijkvloers met handelszaak

Ontwerper(s)

Émar COLLÈSarchitect1911

Carleer F.architect1858

INCONNU - ONBEKEND1866-1867

Juridisch statuut

Beschermd sinds 17 juni 2010

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 33626
lees meer

Beschrijving

Als middelbare handelsschool namelijk «Ecole de Commerce et d’Industrie» in 1858 naar ontwerp van architect F. Carleer opgetrokken, met rechthoekige inplanting van neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. vleugels, ten zuidoosten van de hoekhotels met stallingen (Kruidtuinlaan/Broekstraat) zogenaamd «de Vinck de Deux- Orp» en «de Marnix».

Hotels geannexeerd in 1866/1867, in 1911 gesloopt en vervangen door huidig L-vormig hoekgebouw. Instituut, sinds 1890 met universitaire faculteit, voornamelijk in de loop van de 20e eeuw uitgebreid met bijkomende afdelingen, waarvoor diverse verbouwingen en nieuwbouw, heden reikend tot de Ommegangstraat. 

Hoekcomplex met neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. inslag, opgetrokken in 1911-1912 naar ontwerp van architect E. Collès. Vier bouwlagen + entresol en totaal twintig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok evenwijdig met de straat, leien) met dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.; afgeronde torenvormige hoekpartij met bijkomende bouwlaag onder koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., verhoogd met octogonale lantaarn1. Bovenste, opengewerkte bekroning van een dakkoepel of toren; schrijlings op nok van een dak gelegen wordt het dakruiter genoemd. - 2. Lichtbron met glazen ruiten. met spits . Gevels met natuur- en similisteenbekleding, horizontaal belijnd door druip- en kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., paarsgewijze tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., in kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. over derde en vierde bouwlagen; imitatiebanden op begane grond + entresol, laatst genoemde grotendeels met gewijzigde indeling cf. vierlichten onder I-balkenIJzeren latei met I-profiel.. Benadrukte oorspronkelijke inkompartij in licht risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., met, in twee bouwlagen hoge rondboogomlijsting, rechthoekige vleugeldeur en rondbogig bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden., onder balustradebalkon op uitgelengde voluutconsoles, lambrekijnen en paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. met opschrift «facultes Saint LOUIS»; onderbroken frontonlijst voor rechthoekige dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder boogfronton met siervaas. Uiterst rechtertravee (Broekstraat) met traphal cf. verspringende bouwlagen. Gedeeltelijk aangepaste begane grond; behouden rondboogarcade in hoekpartij, uitstalramen met oorspronkelijk houtwerk en neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. binneninrichting van apothekerspui. Achtergevel herhaaldelijk verbouwd; bewaarde ordonnantie op eerste twee bouwlagen : dubbele pilastergeleding, geprofileerde cordons, toegang tot vestibule en eretrap in rondboogomlijsting onder boog- en rechte druiplijst en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..

Op binnenplaats : rechthoekige neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. vleugel van 1857-1858 naar ontwerp van architect F. Carleer (cf. supra), in 1923 aangepast door architect André. Drie bouwlagen onder gecombineerd zadel- en schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. (pannen) met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.; bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevels van negen op drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. deels op doorgetrokken lekdrempels; rond- boogarcade met dito openingen met verbonden imposten op begane grond.

Aan Broekstraat (nr. 109-119) : uitbreiding met glas- en betonconstructies van 1969 naar ontwerp van architecten R. Bastin en V. Kockerols, waaronder ten zuiden met polyvalente zaal; door laatst genoemde architecten ten oosten klassengebouw voor lager onderwijs van ca. 1971, in 1976 uitgebreid met annexe met interieurdecor door tekenaar Peyo, en betonnen afsluitingsmuur met dambordpatroon aan straatzijde, van 1972.

Bronnen

Tijdschriften
SAB/OW15623 (1821, 1911-1912), 31686 (1923), 82458 en 83175 (1869), 82786 (1971), 85341 (1976), 83012 (1972).

Publicaties en studies
Art d’Eglise, nr. 150, 1970, p. 24-27.
Institut Saint-Louis Bruxelles. Liber Memorialis, 75e anniversaire 1858-1933.
Revue de Saint-Louis, juni 1978.