Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Léon Emmanuel GOVAERTS – architect – 1924
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Voormalige IJskelders van Sint-Gillis. Uitgebreid industrieel complex met verschillende gebouwen van diverse bouwdata en met diverse bestemmingen.
De ijskelders komen tot stand dankzij de samenwerking tussen Clément Craninckx, slager en sinds 1872 promotor van de IJskelders van Elsene, en Elzasser industrieel Metzger.
De ijskelders, op huidig nr. 18, vormt het grootste ensemble van dit type binnen de Brusselse regio. Ze is gebouwd in 1874, dus vóór de officiele aanleg van de straat. Oorspronkelijk ‘Glacières de Saint-Gilles' genoemd, zoals vermeld op plaat met jaartal ‘1874'. In 1880 omgevormd tot ‘SA Glacières de Bruxelles' en in 1955 handelsnaam gewijzigd in ‘SA Entrepôts frigorifiques et Glacières de Bruxelles NV'.
Opslagplaats tot in 1890 van ijs uit Noorwegen, maar ook van bevroren meren of overstroomde en bevroren weiden.
Samen met ijsfabriek vestigt het openluchtzwembad Bain de Saint-Gilles zich in 1881 op nr. 14.
In 1924 wordt het verkocht, in modernistische stijl door arch. Léon Emmanuel Govaerts en Alexandre Van Vaerenbergh verbouwd en herdoopt in ‘Bain Van Schelle'. Als openluchtzwembad in de zomer en schaatsbaan in de winter gebruikt het de infrastructuur van de nabijgelegen ijsfabriek, hoewel het twee afzonderlijke bedrijven betreft. Het water, in de zomer constant 26° C, komt van de condensoren van de stoommachines die voor de ijsproductie instaan. Tijdens de winter wordt het zwembad in een schaatsbaan omgevormd dankzij de installatie van een buizennetwerk dat een koude zoutoplossing van de naburige diepvriezers transporteert. Het bad raakt tijdens W.O. II in ongebruik en wordt door de ijsfabriek overgekocht, om in 1965 gesloopt te worden. Op de vrijgekomen grond komt een nieuwe vleugel van drie bouwlagen met 12.000 m3 koelkamers n.o.v. arch. Louis Hoebeke, 1966. In 1968 verrijst een tweede vleugel aan de straatkant n.o.v. arch. Luc Delbeke, daartoe wordt tevens de woning in eclectische stijl op nr. 12, gesloopt. Deze gebouwen worden nog steeds als opslagplaatsen gebruikt.
Sinds 1989 is het geheel in handen van NV Domalco. Het van vocht en amoniak vrijgemaakt complex, biedt nu onderdak aan een veertigtal culturele verenigingen (leslokalen, repetitielokalen, kunstenaarsateliers), maar behoudt deels haar opslagfunctie.
Nr. 16. Directeurswoning in neoclassicistische stijl met symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., wellicht van 1874. Benedenverdieping met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.. Bewaarde eiken deur, overig schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Nr. 18. Groot gebouw in eclectische stijl, gebouwd tussen 1874 en 1879. Bakstenen gevel, nu beschilderd, en opgebouwd uit drie puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. geritmeerd door fijne pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Muuropeningen met vlakke en uitspringende bakstenen omlijsting. Enkel in laatste gevel bewaard benedenverdieping met getoogde muuropeningen en centrale inrijpoort; overige gevels achtereenvolgens in 1915, 1935 en 1960 aangepast tot huidige brede garagepoorten onder betonnen latei. PuntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. met klimmend tandfries en rondboogvormige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. onder blindZonder opening; blind venster, schijnopening. oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Links van puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is., aanbouw van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en één bouwlaag met rechthoekig vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., licht aangepast in 1915; rechts gebouw van 1890 met twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), een met blindZonder opening; blind venster, schijnopening. getoogd vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., ander met rechthoekige inrijpoort.
Interieur: ensemble van drie parallelle hallen onder houten gebinte op I-balkenIJzeren latei met I-profiel.. Vloer met negen vierkante putten met zijden van 1,50 m, om ijs naar kelders te leiden. Onder hallen telkens drie koelkelderniveaus, elk met een platform (40 x 40 x 5 m), onderverdeeld in negen kamers, onder tongewelf op eerste niveau en onder plat betonnen plafond op de lagere en recentere niveaus. Rond elk platform gaanderij met bakstenen tongewelf. Ventilatiekokers in muren van gaanderijen dienen ijs zuurstof te geven.
Naarmate de ijstechnologie evolueert, worden andere gebouwen op achterliggende binnenkoer aangebouwd. Pas vanaf 1890 produceert de ijsfabriek ook zelf ijs. Nieuwe bouwfases volgen: kamer met ijsgenerator, machinekamer en vergroting van de stookkamer (arch. G. Matthyssens, 1890), diepvriesgebouw (arch. Joseph Vincke, 1906), nieuwe verwarmingsketel (1920), nieuwe schoorsteen (1926) en twee koelkamers (1965). De meeste gebouwen bestaan nog, evenwel zonder bijhorend machinepark. De bijhorende stallingen (1911, 1921) zijn eveneens verdwenen, de voormalige ijsfabriek heeft echter nog twee kleine paardenwagens (in gebruik tot 1966).
Bronnen
GASG/DS 18: 2119 (1879), 3410, 3513 (1890), 29 (1906), 365 (1911), 48 (1915), 21 (1920), 12 (1921), 343 (1926), 121, 239 (1935), 61 (1960), 41 (1965), 92 (1966), 44, 64 (1968); 14-16-18: 182 (1994).
CHDStG.
Publicaties en studies
BERNIER, F., Monographie de Saint-Gilles-les-Bruxelles, Histoire et description illustrée, Brussel, 1904, pp. 188-193.
Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles. Saint-Gilles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 33.
MEYFROOTS, G., Een architectuurhistorische en typologische studie van de openbare en publiek toegankelijke zwembaden en badinrichtingen van het huidig Brussels Gewest van circa 1850 tot 1960 (licentiaatsverhandeling Kunstwetenschappen en Archeologie), VUB, Brussel, 1996, pp. 198-202.
Glacières de Bruxelles, La Fonderie ASBL Patrimoine immobilier industriel et social bruxellois, 1992, fiche 72.
VANDEWATTYNE, C. (o.l.v.), Sint-Gillis : van de Hallepoort tot de gevangenis, Dienst Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1997 (Brussel, stad van kunst en geschiedenis ; 21), pp. 11-12.
Vie économique à Saint-Gilles…des origines à demain, Syndicat d'initiative de Saint-Gilles, 1993, pp. 165-167.
Tijdschriften
'Un problème capital: l'épuration des eaux des basins de notation. Les magnifiques réalisations d'une firme belge : le bassin de natation Van Schelle, rue de la glacière, Bruxelles', Bâtir, 19, 1934, p. 722.
'L'installation électrique du Bain Van Schelle', Bâtir, 19, 1934, p. 723.
DELETANG, M., 'Une station sportive de pleine ville ; le Bain Van Schelle', Bâtir, 19, 1934, pp. 727-729.
'Etablissement de Bain Van Schelle, à Bruxelles', La Cité, 9, 1933, pp. 16-17.