




Typologie(ën)
portiek/poort
Ontwerper(s)
J.B.V. BARRÉ – architect – 1775-1776
Barnabé GUIMARD – 1776-1780
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 36910
Beschrijving
Vier portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. figurerend op ontwerp van architect J.B.V. Barré van 1775.
Als hoeksgewijze verbinding van paviljoenen: hoogte, ordonnantie en geveluitwerking sluiten grosso modo aan bij de gelijkvloerse paviljoenverdieping. Centrale rechthoekige doorgang in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., geflankeerd door rondbogige doorgangen, mogelijk (?) in oorsprong in zijbogen gesloten door traliewerk; balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in middenpartij balkonvormig uitgewerkt, op dubbele voluutconsoles met acanthusOrnament, gebaseerd op het diep zaagvormig blad van de acanthusplant., waartussen leeuwenkop, en bekroond met siervazen. Portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., op deze van het Spangenhotel na, door de Stad gerestaureerd in de jaren 1950-1960.
Portiek Museumstraat ontworpen door architect Barnabé Guimard, volgens overeenkomsten van 1780 opgetrokken op last van de Regering, met financiële tussenkomst van de Brouwersgilde. Rijk uitgewerkte achterzijde: rechthoekige doorgang geflankeerd door gecanneleerde Dorische zuilen onder klassiek hoofdgestel met trigliefen op drop en metopenAl of niet versierd vlak tussen de trigliefen van een fries. met rozetmotieven.
Portiek Naamsestraat in 1780 naar ontwerp van Barnabé Guimard opgetrokken, op last van de Regering, met financiële tussenkomst van de Stad. Middenpartij tussen vlakke Dorische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., aan achterzijde.
Portiek Borgendaalgang, voor rekening van de Stad opgetrokken in 1777-1778 door Barnabé Guimard; afgebroken en wederopgebouwd in 1880. Thans met zelfde uitzicht aan achter- en voorzijde.
Noordportiek, ca. 1776-1777 gebouwd voor rekening van de graaf van Spangen. Heden met vlak bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevelpartij aan binnenplaats.
Als hoeksgewijze verbinding van paviljoenen: hoogte, ordonnantie en geveluitwerking sluiten grosso modo aan bij de gelijkvloerse paviljoenverdieping. Centrale rechthoekige doorgang in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., geflankeerd door rondbogige doorgangen, mogelijk (?) in oorsprong in zijbogen gesloten door traliewerk; balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in middenpartij balkonvormig uitgewerkt, op dubbele voluutconsoles met acanthusOrnament, gebaseerd op het diep zaagvormig blad van de acanthusplant., waartussen leeuwenkop, en bekroond met siervazen. Portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., op deze van het Spangenhotel na, door de Stad gerestaureerd in de jaren 1950-1960.
Portiek Museumstraat ontworpen door architect Barnabé Guimard, volgens overeenkomsten van 1780 opgetrokken op last van de Regering, met financiële tussenkomst van de Brouwersgilde. Rijk uitgewerkte achterzijde: rechthoekige doorgang geflankeerd door gecanneleerde Dorische zuilen onder klassiek hoofdgestel met trigliefen op drop en metopenAl of niet versierd vlak tussen de trigliefen van een fries. met rozetmotieven.
Portiek Naamsestraat in 1780 naar ontwerp van Barnabé Guimard opgetrokken, op last van de Regering, met financiële tussenkomst van de Stad. Middenpartij tussen vlakke Dorische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., aan achterzijde.
Portiek Borgendaalgang, voor rekening van de Stad opgetrokken in 1777-1778 door Barnabé Guimard; afgebroken en wederopgebouwd in 1880. Thans met zelfde uitzicht aan achter- en voorzijde.
Noordportiek, ca. 1776-1777 gebouwd voor rekening van de graaf van Spangen. Heden met vlak bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevelpartij aan binnenplaats.