Typologie(ën)
pastorie
relicten van de stadsomwalling
relicten van de stadsomwalling
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1400-1600
Stijlen
Romaans
Vlaamse Renaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Urban : 36646
Beschrijving
Voormalige plebaanswoning en pastorie van Sint-Michiels en Goedele. Complex gebouw rondom twee binnenplaatsen,
opgetrokken tussen de 15e (?) tot de 19e eeuw. Perceel
ten oosten afgesloten door een belangrijk fragment van de eerste stadsomwalling
met de Plebaantoren.
Eigendom aangekocht door plebaan Alexander van Beringhen, die het in 1452 overmaakte aan de parochie. Over de bouwgeschiedenis zijn geen gegevens bekend; Des Marez vermeldt 1610 als bouwjaar. Grondige restauratie onder leiding van architect Jean Rombaux, in meerdere fasen vanaf 1961, waarbij uitvoerige steenvervanging en reconstructie van bepaalde bouwonderdelen.
Voorhof. Ten noorden langgerekte vleugel (1) in traditionele bak- en zandsteenstijl, te dateren in de 15e (?)-16e eeuw. Omvat drie bouwlagen en zeven onregelmatige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder steil zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok loodrecht op de straat, pannen) gemarkeerd door getrapte aandaken. Vernieuwde natuurstenen sokkel, hoekblokken en speklagen ter hoogte van de dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel).; rechte muurankers. Onregelmatige ordonnantie van vernieuwde kruis-, klooster- en bolkozijnen met negblokken en ontlastings- boogjes; twee getrapte dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met schouderstukken, waarvan het linkergedeelte gereconstrueerd. In het midden ingebouwde, hoger oplopende ronde huistoren waarin spiltrapWenteltrap waarvan de treden aan de binnenzijde vastzitten in een verticale as., met vier geledingen onder toegevoegde kegelvormige spits (leien). Aan twee zijden geopend door rechthoekige venstertjes met zandstenen hoekblokken en dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). ; zandstenen steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. onder de daklijst.
Portiek (2) met gereconstrueerd rechthoekig deurtje met nis, en spitsboogpoort met accoladebogige waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. met kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel). (1962), ter vervanging van een neoclassicistisch deurentablement uit het begin van de 19e eeuw. Aansluitend lage voorbouw (3), palend aan nr. 13, met twee bouwlagen en tweemaal één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., uit het begin van de 19e eeuw (?). Oorspronkelijk volledig uit baksteen en bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.; «gerestaureerd» in kopiërende traditionele stijl, met toevoeging van natuurstenen elementen, aandaken en dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is..
Oostelijke vleugel (4) met twee bouwlagen en drie bij vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder geknikt zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok loodrecht op de straat, pannen), minstens opklimmend tot de 17e eeuw. Verankerde tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met muurvlechtingen, volledig opgetrokken uit baksteen, met schaarse verwerking van vernieuwde natuursteen voor sokkel, speklagen, kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat. en steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.. Telkens twee kruiskozijnen met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. ontlastingsboogjes op begane grond en bovenverdieping. Tweeledige geveltop met rechthoekige venstertjes. Spiegelboogdeur met hardstenen omlijsting in Lodewijk XV-stijl, uit de derde kwart van de 18e eeuw, afkomstig van een gesloopt pand in de vroegere Lange Wagenstraat : geprofileerd kwarthol beloop met hoge neuten, tussendorpel met rijk uitgewerkte rocaille1. Schelp- of rotsachtig, asymetrisch ornament, waaraan rococo haar naam dankt. - 2. Tuinfolies of rotsachtige tuinconstructies. en guirlandes, dito sluitsteen, en gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde zij- en achtertuitgevel met bewaarde muurankers en aangepaste rechthoekige vensters, respectievelijk aan binnenplaats (zuidzijde) en tuin.
Binnenplaats (5). Westelijke vleugel van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok evenwijdig met de straat, pannen), minstens opklimmend tot de 18e eeuw, doch later aangepast; noordelijke vleugel van twee bouwlagen met gebogen hoekrisaliet, opgetrokken in de tweede helft van de 19e eeuw. Beide gevels gekenmerkt door drielichten.
Interieur. Korte trap met Lodewijk XVI- trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. : gecanneleerde zuil met Sint-Goedelemedaillon en balusterleuning (1775-1800). Twee salons met lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, respectievelijk in Lodewijk XV- (1750-1775) en Lodewijk XVI-stijl (1775-1800). Twee stucplafonds waarvan één met bewaarde medaillonsRonde of ovale cartouche. in grisailleGetekende of geschilderde voorstelling in verschillende tinten grijs of bruin..
Plebaantoren. Zandstenen verdedigingstoren en aansluitende muurfragmenten van de eerste stadsomwalling (11e – 13e eeuw). Halfcirkelvormige toren volgens doorsneden van 1921 door architect F. Malfait voorheen nagenoeg volledig gedicht aan stadszijde, slechts geopend door een kleine deur en tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en inwendig door middel van tussenvloeren opgedeeld in drie verdieping. Toren naderhand in zijn oorspronkelijke toestand hersteld. Aan stadszijde : ruime rondboogvormige keel en overkluizing door gecombineerd ton- en halfkoepelgewelf, aanzettend boven een cordon. Drie getoogde schietgaten met diep ingaande dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. en vernauwende wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere.; aaneenschakeling van kraagstenen onder het binnenwelfvlakWelfvlak aan de binnenzijde van een boog of gewelf.. Rechthoekige doorgangen met latei op zelfde reeks kraagstenen verlenen, via in de muurdikte uitgespaarde trappen, links toegang tot de traptoren en rechts tot de weergang van de verdedigingsmuur. Platform met gelijkaardige, doch rechthoekige schietgaten; links en rechts doorgangen cf. supra. Weergang met gekanteelde borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. heden opgevuld met bakstenen metselwerk. Veldzijde verscholen achter achtermuren van omringende bebouwing.
Ten noorden : vierkante traptoren van baksteen, vermoedelijk daterend uit de 16e eeuw en toegankelijk via steektrap en smalle rechthoekige deur. Sporadisch zandsteenblokken en geopend door rechthoekige venstertjes met zandstenen dorpels.
Ten zuiden : aansluitend gedeelte van de walmuur, onderbroken door haakse scheidingsmuur tussen nr. 14-15 en 16. Bewaarde (nr. 14-15) halve funderingsboog en halve lage rondboogkluis, laatst genoemde voorheen fungerend als ondersteuningsboog onder de rechte trap tussen toren en walmuurweergang. Restant van schietgat. ArcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en aanzet van een vierde (nr. 16, 17) met verbonden imposten aan rechtstanden ; schietgaten met latei op kwartronde karbelen en bakstenen weergangmuur. Aansluitende, heden ingebouwde boogrestanten in Treurenberg nr. 10.
Eigendom aangekocht door plebaan Alexander van Beringhen, die het in 1452 overmaakte aan de parochie. Over de bouwgeschiedenis zijn geen gegevens bekend; Des Marez vermeldt 1610 als bouwjaar. Grondige restauratie onder leiding van architect Jean Rombaux, in meerdere fasen vanaf 1961, waarbij uitvoerige steenvervanging en reconstructie van bepaalde bouwonderdelen.
Voorhof. Ten noorden langgerekte vleugel (1) in traditionele bak- en zandsteenstijl, te dateren in de 15e (?)-16e eeuw. Omvat drie bouwlagen en zeven onregelmatige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder steil zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok loodrecht op de straat, pannen) gemarkeerd door getrapte aandaken. Vernieuwde natuurstenen sokkel, hoekblokken en speklagen ter hoogte van de dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel).; rechte muurankers. Onregelmatige ordonnantie van vernieuwde kruis-, klooster- en bolkozijnen met negblokken en ontlastings- boogjes; twee getrapte dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met schouderstukken, waarvan het linkergedeelte gereconstrueerd. In het midden ingebouwde, hoger oplopende ronde huistoren waarin spiltrapWenteltrap waarvan de treden aan de binnenzijde vastzitten in een verticale as., met vier geledingen onder toegevoegde kegelvormige spits (leien). Aan twee zijden geopend door rechthoekige venstertjes met zandstenen hoekblokken en dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). ; zandstenen steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. onder de daklijst.
Portiek (2) met gereconstrueerd rechthoekig deurtje met nis, en spitsboogpoort met accoladebogige waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. met kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel). (1962), ter vervanging van een neoclassicistisch deurentablement uit het begin van de 19e eeuw. Aansluitend lage voorbouw (3), palend aan nr. 13, met twee bouwlagen en tweemaal één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., uit het begin van de 19e eeuw (?). Oorspronkelijk volledig uit baksteen en bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.; «gerestaureerd» in kopiërende traditionele stijl, met toevoeging van natuurstenen elementen, aandaken en dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is..
Oostelijke vleugel (4) met twee bouwlagen en drie bij vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder geknikt zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok loodrecht op de straat, pannen), minstens opklimmend tot de 17e eeuw. Verankerde tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met muurvlechtingen, volledig opgetrokken uit baksteen, met schaarse verwerking van vernieuwde natuursteen voor sokkel, speklagen, kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat. en steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.. Telkens twee kruiskozijnen met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. ontlastingsboogjes op begane grond en bovenverdieping. Tweeledige geveltop met rechthoekige venstertjes. Spiegelboogdeur met hardstenen omlijsting in Lodewijk XV-stijl, uit de derde kwart van de 18e eeuw, afkomstig van een gesloopt pand in de vroegere Lange Wagenstraat : geprofileerd kwarthol beloop met hoge neuten, tussendorpel met rijk uitgewerkte rocaille1. Schelp- of rotsachtig, asymetrisch ornament, waaraan rococo haar naam dankt. - 2. Tuinfolies of rotsachtige tuinconstructies. en guirlandes, dito sluitsteen, en gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde zij- en achtertuitgevel met bewaarde muurankers en aangepaste rechthoekige vensters, respectievelijk aan binnenplaats (zuidzijde) en tuin.
Binnenplaats (5). Westelijke vleugel van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok evenwijdig met de straat, pannen), minstens opklimmend tot de 18e eeuw, doch later aangepast; noordelijke vleugel van twee bouwlagen met gebogen hoekrisaliet, opgetrokken in de tweede helft van de 19e eeuw. Beide gevels gekenmerkt door drielichten.
Interieur. Korte trap met Lodewijk XVI- trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. : gecanneleerde zuil met Sint-Goedelemedaillon en balusterleuning (1775-1800). Twee salons met lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, respectievelijk in Lodewijk XV- (1750-1775) en Lodewijk XVI-stijl (1775-1800). Twee stucplafonds waarvan één met bewaarde medaillonsRonde of ovale cartouche. in grisailleGetekende of geschilderde voorstelling in verschillende tinten grijs of bruin..
Plebaantoren. Zandstenen verdedigingstoren en aansluitende muurfragmenten van de eerste stadsomwalling (11e – 13e eeuw). Halfcirkelvormige toren volgens doorsneden van 1921 door architect F. Malfait voorheen nagenoeg volledig gedicht aan stadszijde, slechts geopend door een kleine deur en tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en inwendig door middel van tussenvloeren opgedeeld in drie verdieping. Toren naderhand in zijn oorspronkelijke toestand hersteld. Aan stadszijde : ruime rondboogvormige keel en overkluizing door gecombineerd ton- en halfkoepelgewelf, aanzettend boven een cordon. Drie getoogde schietgaten met diep ingaande dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. en vernauwende wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere.; aaneenschakeling van kraagstenen onder het binnenwelfvlakWelfvlak aan de binnenzijde van een boog of gewelf.. Rechthoekige doorgangen met latei op zelfde reeks kraagstenen verlenen, via in de muurdikte uitgespaarde trappen, links toegang tot de traptoren en rechts tot de weergang van de verdedigingsmuur. Platform met gelijkaardige, doch rechthoekige schietgaten; links en rechts doorgangen cf. supra. Weergang met gekanteelde borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. heden opgevuld met bakstenen metselwerk. Veldzijde verscholen achter achtermuren van omringende bebouwing.
Ten noorden : vierkante traptoren van baksteen, vermoedelijk daterend uit de 16e eeuw en toegankelijk via steektrap en smalle rechthoekige deur. Sporadisch zandsteenblokken en geopend door rechthoekige venstertjes met zandstenen dorpels.
Ten zuiden : aansluitend gedeelte van de walmuur, onderbroken door haakse scheidingsmuur tussen nr. 14-15 en 16. Bewaarde (nr. 14-15) halve funderingsboog en halve lage rondboogkluis, laatst genoemde voorheen fungerend als ondersteuningsboog onder de rechte trap tussen toren en walmuurweergang. Restant van schietgat. ArcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en aanzet van een vierde (nr. 16, 17) met verbonden imposten aan rechtstanden ; schietgaten met latei op kwartronde karbelen en bakstenen weergangmuur. Aansluitende, heden ingebouwde boogrestanten in Treurenberg nr. 10.
Bronnen
Archieven
S.A.B., P.P., 2560; N.P.P., A 17.
Publicaties en studies
DES MAREZ G., 1979, p. 244.
HENNE A., WAUTERS A, III, 1979, p. 335, fig. 1208.
MARTINY V.G., Bruxelles. L’architecture des origines à 1900, Brussel, 1980, p. 24.