Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
Henri BEYAERT – architect – 1860-1878
W. JANSSENS – 1860-1878
Louis DE RIJCKER – aannemer, architect – 1900-1908
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Neorenaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33309
Beschrijving
Hotel van de Gouverneur van de Nationale Bank. Laatste restant van een uitgestrekt gebouwencomplex, opgetrokken voor
de Nationale Bank van 1860 tot 1878, naar ontwerp van architect Henri Beyaert
bijgestaan door architect W. Janssens, uitgebreid van 1900 tot 1908, naar
ontwerp van architect L. De Rycker.
Openbare instelling, opgericht in 1850. De nieuwe gebouwen van de Nationale Bank vormden het voorwerp van een architectuurwedstrijd, georganiseerd in 1859, waaraan deelname door de architecten A. Trappeniers, F. Seghers, L. De Curte, A. Partoes, F. Laureys, H. Raeymakers en de geassocieerden H. Beyaert en W. Janssens. Ondanks toekenning van de eerste prijs aan F. Seghers, werd het project Beyaert-Janssens voor uitvoering weerhouden. Dit laatste voorzag in een gesloten rechthoek met binnenplaats, gevormd door twee parallelle hoofdvleugels en twee dwarsvleugels. De straatvleugel omvatte staatsievertrekken en directiekantoren, de lager gelegen achterbouw bood ruimte aan de diensten van de bank. De twee dwarsassen, wegens het terreinverval voornamelijk ingenomen door trappen, bepaalden de circulatie, links tot de dienstenvleugel, rechts tot de directievleugel. Een gewijzigd ontwerp werd van 1860 tot 1869 gerealiseerd, voor de binneninrichting nog voortgezet tot 1874. Deze eerste fase omvatte de twee evenwijdige, onderling verbonden vleugels : respectievelijk het Hotel van de Gouverneur, en de dienstenvleugel of Hoofdkas met dragende metalen structuur. Nog tijdens de bouw volgde een uitbreiding van de lokalen naar ontwerp van Beyaert, uitgevoerd van 1871 tot 1878. Deze tweede fase omvatte de Invorderingskas, de zogenaamde «Beyaerttoren» en een verbindingsvleugel aan de vroegere de Berlaimontstraat, de Drukkerij en het Huis van de Schatkist aan de Bankstraat. Een markant detail van de « Beyaerttoren » was de naturalistische beeltenis van Beyaert bovenaan de balustrade van de schroeftrap. Voor de verbinding tussen deze vleugels, het hoekgebouw de Berlaimontstraat/Bankstraat, bleven ontwerpen bewaard door Beyaert van 1893, kort voor zijn dood. Deze derde fase kwam later tot stand naar ontwerp van architect L. De Rycker, die het Hotel van de Gouverneur terzelfdertijd aan weerszijden uitbreidde met twee symmetrische vleugels voor directiekantoren, uitgevoerd van 1900 tot 1908. Dit indrukwekkende ensemble werd met uitzondering van het Hotel en de linker aanpalende vleugel gesloopt, voor de bouw van het nieuwe bankcomplex naar ontwerp van architect M. Van Goethem, van 1947-1957 (zie de Berlaimontlaan nr. 5). Heden uitgestrekt bankcomplex op een driehoekig terrein begrensd door Wildewoudstraat, Collegialestraat, Bankstraat en de Berlaimontlaan, waarin de oude vleugel werd geïntegreerd.
Hotel van de Gouverneur, enige getuige van het door Beyaert ontworpen ensemble. Opgetrokken als prestigieus «monument voor de Bank», rijkelijk geornamenteerd en bemeubeld, tot in de kleinste details naar ontwerpen van Beyaert zelf. Geconcipieerd in eclectische stijl, met een subtiele vermenging van elementen uit de Italiaanse renaissance en de Franse Second-Empirestijl. Veruit het belangrijkste werk uit Beyaerts vroege periode, opgezet volgens klassieke verhoudingssystemen, voor wat de verdwenen dienstenvleugel betrof gecombineerd met een vooruitstrevend constructiesysteem. In de verdwenen gebouwen van de tweede fase was reeds een verschuiving merkbaar naar een meer streekgebonden tendens, geïnspireerd op de eigen renaissance- en barokarchitectuur. Gebouw met twee bouwlagen en negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder gedrukte bedaking. Constructie uit baksteenmetselwerk, de voorgevel, vestibules en eretrap met parementGevel- of muurbekleding. van natuursteen (Euville, Gobertange, Savonnière en Audun), de achtergevels bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.; dak ondersteund door een metalen spant.
Monumentaal gevelfront met evenwichtig symmetrische opbouw, opgeluisterd met beeldhouwwerk door E. Mélot, L. Wiener en E. Fiers, en ornamenteel decor door G. Houtstont. Opstand bepaald door strakke horizontale registersVensterstrook in een topgevel., waaraan twee krachtig geaccentueerde zijrisalieten een verticaal accent verlenen. Deze laatste als materialisering van de circulatie-assen, links de inkom voor het publiek met hal en monumentale trap eertijds leidend naar de lagergelegen dienstenvleugel, rechts de privé-inkom van het Hotel leidend naar de binnenplaats en de feestzaal op de verdieping. De zeven tussenliggende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) worden afgesloten door een elegant gesmeed ijzeren hekwerk waarin medaillonsRonde of ovale cartouche. met monogram NB onder korenaren. Sokkelvormende benedenbouw geritmeerd door met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. belijnde penanten, onder een klassiek entablement met rozetten. Verdiepte, getraliede rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met cartouche als sluitsteen en guirlande onder de lekdrempel; aansluitend keldermonden. Bel-etage gemarkeerd door een doorlopende , opengewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op gegroefde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met drop, de postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. bekroond door siervazen. Deurvensters in bewerkte omlijsting met rozetguirlaride, onder gebogen fronton met acanthusconsoles, telkens bekroond door één van de Belgische provinciewapens. Breed hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., gevormd door een gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., een rijk bewerkte stafwerkfies met trofeeënNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,…, en een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en tandlijst. Bekronende attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. opgevat als balustradeHekwerk van spijlen of balusters., geritmeerd door gecanneleerde postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. met schelp. Monumentale zijrisalieten opgevat als opengewerkte portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.. Centrale vleugeldeur in guirlande-omlijsting, met Hermes-embleem als sluitsteen; gelijkaardig omlijste oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. met vrouwenhoofd aan weerszijden. Tweede geleding gemarkeerd door vrijstaande, gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Ionische zuilen; het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. omlijst door bijkomende kariatidenOndersteuning in de vorm van een vrouwenfiguur, hetzij met onderlichaam, hetzij met taps toelopende pijler of pilaster (herme). door E. Mélot en L. Wiener. In het entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., monogram van Leopold II, tussen draperieën. Driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met gebeeldhouwd tympaan waarin respectievelijk scheepsboeg en bijenkorf, onder een bekronend zitbeeld, allegorieën van respectievelijk Handel en Nijverheid, door E. Fiers; blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Hoge, samengestelde schouwen in de bedaking.
Integraal bewaard interieur en meubilair in somptueuze Second-Empirestijl, in zijn geheel ontworpen door Beyaert, bijgestaan door Janssens. Monumentale trapzaal met bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap., versierd met beeldhouwwerk door Schoonjans, G. De Groot, E. Fiers en G. Houtstont in nissen en hoogveld; herplaatste beeltenis van Beyaert uit de «Beyaerttoren». Kruisvormige feestzaal met tongewelven en centrale koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., met allegorische plafondschildering door J. Stallaert, supraportes door L. Tinant, beelden door E. Fiers. Raadzaal met wandtapijten door het Mechelse atelier Braquenié naar kartons van F.-A. Bossuet, kantoor van de Gouverneur, vergaderzalen en salons, met lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en stuc, ingelegde parketten, marmeren schouwen en rijk geornamenteerde of beschilderde plafonds. Meubilair uitgevoerd door het atelier Wallaert; luchters door de Compagnie des Bronzes.
Voormalige directiekantoren naar ontwerp van architect L. De Rycker, opgetrokken in 1900- 1908. Lijstgevel met drie bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), in harmonie met het aanpalende Hotel. travee-indeling door kolossale gecanneleerde pilasters, waartussen brede vensterpartijen met bewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Sokkel met keldermonden volgens het terreinverval. Klassiek entablement en attiekbalustrade.
Openbare instelling, opgericht in 1850. De nieuwe gebouwen van de Nationale Bank vormden het voorwerp van een architectuurwedstrijd, georganiseerd in 1859, waaraan deelname door de architecten A. Trappeniers, F. Seghers, L. De Curte, A. Partoes, F. Laureys, H. Raeymakers en de geassocieerden H. Beyaert en W. Janssens. Ondanks toekenning van de eerste prijs aan F. Seghers, werd het project Beyaert-Janssens voor uitvoering weerhouden. Dit laatste voorzag in een gesloten rechthoek met binnenplaats, gevormd door twee parallelle hoofdvleugels en twee dwarsvleugels. De straatvleugel omvatte staatsievertrekken en directiekantoren, de lager gelegen achterbouw bood ruimte aan de diensten van de bank. De twee dwarsassen, wegens het terreinverval voornamelijk ingenomen door trappen, bepaalden de circulatie, links tot de dienstenvleugel, rechts tot de directievleugel. Een gewijzigd ontwerp werd van 1860 tot 1869 gerealiseerd, voor de binneninrichting nog voortgezet tot 1874. Deze eerste fase omvatte de twee evenwijdige, onderling verbonden vleugels : respectievelijk het Hotel van de Gouverneur, en de dienstenvleugel of Hoofdkas met dragende metalen structuur. Nog tijdens de bouw volgde een uitbreiding van de lokalen naar ontwerp van Beyaert, uitgevoerd van 1871 tot 1878. Deze tweede fase omvatte de Invorderingskas, de zogenaamde «Beyaerttoren» en een verbindingsvleugel aan de vroegere de Berlaimontstraat, de Drukkerij en het Huis van de Schatkist aan de Bankstraat. Een markant detail van de « Beyaerttoren » was de naturalistische beeltenis van Beyaert bovenaan de balustrade van de schroeftrap. Voor de verbinding tussen deze vleugels, het hoekgebouw de Berlaimontstraat/Bankstraat, bleven ontwerpen bewaard door Beyaert van 1893, kort voor zijn dood. Deze derde fase kwam later tot stand naar ontwerp van architect L. De Rycker, die het Hotel van de Gouverneur terzelfdertijd aan weerszijden uitbreidde met twee symmetrische vleugels voor directiekantoren, uitgevoerd van 1900 tot 1908. Dit indrukwekkende ensemble werd met uitzondering van het Hotel en de linker aanpalende vleugel gesloopt, voor de bouw van het nieuwe bankcomplex naar ontwerp van architect M. Van Goethem, van 1947-1957 (zie de Berlaimontlaan nr. 5). Heden uitgestrekt bankcomplex op een driehoekig terrein begrensd door Wildewoudstraat, Collegialestraat, Bankstraat en de Berlaimontlaan, waarin de oude vleugel werd geïntegreerd.
Hotel van de Gouverneur, enige getuige van het door Beyaert ontworpen ensemble. Opgetrokken als prestigieus «monument voor de Bank», rijkelijk geornamenteerd en bemeubeld, tot in de kleinste details naar ontwerpen van Beyaert zelf. Geconcipieerd in eclectische stijl, met een subtiele vermenging van elementen uit de Italiaanse renaissance en de Franse Second-Empirestijl. Veruit het belangrijkste werk uit Beyaerts vroege periode, opgezet volgens klassieke verhoudingssystemen, voor wat de verdwenen dienstenvleugel betrof gecombineerd met een vooruitstrevend constructiesysteem. In de verdwenen gebouwen van de tweede fase was reeds een verschuiving merkbaar naar een meer streekgebonden tendens, geïnspireerd op de eigen renaissance- en barokarchitectuur. Gebouw met twee bouwlagen en negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder gedrukte bedaking. Constructie uit baksteenmetselwerk, de voorgevel, vestibules en eretrap met parementGevel- of muurbekleding. van natuursteen (Euville, Gobertange, Savonnière en Audun), de achtergevels bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.; dak ondersteund door een metalen spant.
Monumentaal gevelfront met evenwichtig symmetrische opbouw, opgeluisterd met beeldhouwwerk door E. Mélot, L. Wiener en E. Fiers, en ornamenteel decor door G. Houtstont. Opstand bepaald door strakke horizontale registersVensterstrook in een topgevel., waaraan twee krachtig geaccentueerde zijrisalieten een verticaal accent verlenen. Deze laatste als materialisering van de circulatie-assen, links de inkom voor het publiek met hal en monumentale trap eertijds leidend naar de lagergelegen dienstenvleugel, rechts de privé-inkom van het Hotel leidend naar de binnenplaats en de feestzaal op de verdieping. De zeven tussenliggende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) worden afgesloten door een elegant gesmeed ijzeren hekwerk waarin medaillonsRonde of ovale cartouche. met monogram NB onder korenaren. Sokkelvormende benedenbouw geritmeerd door met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. belijnde penanten, onder een klassiek entablement met rozetten. Verdiepte, getraliede rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met cartouche als sluitsteen en guirlande onder de lekdrempel; aansluitend keldermonden. Bel-etage gemarkeerd door een doorlopende , opengewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op gegroefde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met drop, de postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. bekroond door siervazen. Deurvensters in bewerkte omlijsting met rozetguirlaride, onder gebogen fronton met acanthusconsoles, telkens bekroond door één van de Belgische provinciewapens. Breed hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., gevormd door een gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., een rijk bewerkte stafwerkfies met trofeeënNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,…, en een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en tandlijst. Bekronende attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. opgevat als balustradeHekwerk van spijlen of balusters., geritmeerd door gecanneleerde postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. met schelp. Monumentale zijrisalieten opgevat als opengewerkte portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.. Centrale vleugeldeur in guirlande-omlijsting, met Hermes-embleem als sluitsteen; gelijkaardig omlijste oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. met vrouwenhoofd aan weerszijden. Tweede geleding gemarkeerd door vrijstaande, gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Ionische zuilen; het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. omlijst door bijkomende kariatidenOndersteuning in de vorm van een vrouwenfiguur, hetzij met onderlichaam, hetzij met taps toelopende pijler of pilaster (herme). door E. Mélot en L. Wiener. In het entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., monogram van Leopold II, tussen draperieën. Driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met gebeeldhouwd tympaan waarin respectievelijk scheepsboeg en bijenkorf, onder een bekronend zitbeeld, allegorieën van respectievelijk Handel en Nijverheid, door E. Fiers; blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Hoge, samengestelde schouwen in de bedaking.
Integraal bewaard interieur en meubilair in somptueuze Second-Empirestijl, in zijn geheel ontworpen door Beyaert, bijgestaan door Janssens. Monumentale trapzaal met bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap., versierd met beeldhouwwerk door Schoonjans, G. De Groot, E. Fiers en G. Houtstont in nissen en hoogveld; herplaatste beeltenis van Beyaert uit de «Beyaerttoren». Kruisvormige feestzaal met tongewelven en centrale koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., met allegorische plafondschildering door J. Stallaert, supraportes door L. Tinant, beelden door E. Fiers. Raadzaal met wandtapijten door het Mechelse atelier Braquenié naar kartons van F.-A. Bossuet, kantoor van de Gouverneur, vergaderzalen en salons, met lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en stuc, ingelegde parketten, marmeren schouwen en rijk geornamenteerde of beschilderde plafonds. Meubilair uitgevoerd door het atelier Wallaert; luchters door de Compagnie des Bronzes.
Voormalige directiekantoren naar ontwerp van architect L. De Rycker, opgetrokken in 1900- 1908. Lijstgevel met drie bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), in harmonie met het aanpalende Hotel. travee-indeling door kolossale gecanneleerde pilasters, waartussen brede vensterpartijen met bewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Sokkel met keldermonden volgens het terreinverval. Klassiek entablement en attiekbalustrade.
Bronnen
Publicaties en studies
KAUCH P., Les bâtiments de la Banque Nationale de Belgique à Bruxelles, Brussel, 1964.
Tijdschriften
VICTOIR J., De gebouwen van de Nationale Bank te Brussel en het Hotel van de Gouverneur (De Woonstede door de eeuwen heen, 1980, 48, p. 18- 39).