Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Jules ZONE – ingenieur – 1903
Ernest VAN HUMBEECK – architect – 1903
Louis DE WAELE – aannemer – 1904-1906
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreding Noord (Apeb - 2016-2018)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Pakhuis B, ook Koninklijk Pakhuis of Openbaar Pakhuis genoemd, ligt evenwijdig aan de Havenlaan, op nr. 86c, en heeft een structuur van gewapend beton volgens het Hennebique-procedé, een première in België. Het was bestemd voor de opslag van lange duur van uit te klaren goederen. De treinwagons reden het gebouw binnen via het noordelijke zijportaal. Eenmaal ze op de perrons waren gelost, werden de goederen naar de verdiepingen gebracht via een netwerk van loopbruggen en galerijen die toegang gaven tot de opslagloges. De deuren van elke loge waren voorzien van sloten waarvoor twee sleutels nodig waren, die van de eigenaar en die van de douanier. Langs elk van de gevels van het pakhuis liep een treinspoor dat toegang gaf tot een kade. Op de oostgevel, aan de kant van de Havenlaan, was er een centrale poort voor voertuigen en voetgangers. Men was toen heel trots op het veralgemeende gebruik van elektriciteit, zowel voor de verlichting als voor de werking van de liften, lieren, goederenliften en kranen waarmee de op te slagen materialen en producten werden behandeld. In het gebouw bevinden zich vandaag de zetels van diverse maatschappijen, terwijl de binnenplaats is omgevormd tot een straat afgeboord met winkels en restaurants.
Imposant rechthoekig pakhuis van vier bouwlagen op een half-ondergrondse verdieping en onder dakterras, in eclectische stijl met neogotisch overwicht maar met enkele art-nouveau-accenten. Binnenstructuur van gewapend beton en muren in rode en oranje baksteen gevat in een harstenen raster. Het gebouw ligt rond een lange centrale binnenplaats die in het midden breder is en waar de goederentreinen aankwamen, onder een daklicht met schilden rustend op een versierd metalen gebinte.
Achter een klein treinperron, voor- en achtergevels met een complexe structuur van veertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de drie centrale op de voorgevel vervangen door een monumentaal frontispice.
De eenvoudiger zijgevels hebben dertien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de drie centrale met portaal met drie ingangen waarvan de middelste vroeger voor de treinen was voorbehouden.
Op de lange gevels zijn de traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onderverdeeld in groepen van vijf, met in het midden de traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met op de verdieping de muuropeningen waarlangs de goederen werden overgeladen. Een uitzondering hierop is de middelste groep van de voorgevel, dat het toegangsfrontispice centraal stelt. De twee uiterste groepen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) zitten gevat in een licht uitspringende voorbouw. Op de benedenverdieping, en met uitzondering van het frontispice, nemen de door brede vensters geflankeerde deuren de tweede en vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in; de traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de centrale groep achteraan zijn voorzien van een derde, centrale ingang.
Op de zijgevels, aan weerszijden van de drieledige ingangen, een reeks van vijf brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. analoog aan de vorige.
De meeste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) zijn van het type Brugse gotiek: de deuren van de benedenverdieping (behalve de monumentale) en de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., allemaal afgekant, wijken terug in een afgeschuinde arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. die breed is op de benedenverdieping maar via een gewelfde versmalling vernauwt naar een spitsboog op de verdiepingen. Die mondt uit in de drielobbige boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. van het bovenste vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., dat door twee halfcirkelvormige muuropeningen wordt geflankeerd. De overige muuropeningen worden bekroond door een afgeplatte boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. met een sterker gekromde boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam.. Enkele de twee muuropeningen die aan het hoofdportaal palen zijn (nog?) voorzien van smeedijzeren traliewerk in art-nouveaustijl.
Op de hoofdgevels, deuren met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. op kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog.. Net als de aanpalende venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. worden ze boven de boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. bekroond door een stenen console die, aangevuld met andere bakstenen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., een doorlopende waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. tussen de bouwlagen ondersteunen. De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met de openingen voor het lossen vormen op de verdiepingen een lichtjes uitspringende voorbouw op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. De openingen hebben een latei op kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog., ontlast door een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. met afgeplatte spitsboogvormige boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam., behalve de opening in de laatste bouwlaag, met een bakstenen boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. onder een rij kleine consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Deze bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. vormen een visueel onderdeel van een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van grote korfboogvormige gewelfbogen in baksteen die rond het hele gebouw loopt, steunend op lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). tussen elke groep van vijf traveeën en op korte voorstevenvormig pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op druiper elders. Vermelden we dat deze pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op de hoeken van het gebouw, op de binnenhoeken van de laterale voorbouwen van de grote gevels en aan weerszijden van de toegangstraveeën van de zijgevels, in een stenen blok zijn ingewerkt of worden verdubbeld. Het geheel wordt bekroond door een platte kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met bakstenen en stenen klossen, onder een borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met stenen postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en balustersVaasvormige spijl van een borstwering. van vierkante bakstenen die op de hoofdgevels met een kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. zijn versierd. De postamenten worden grosso modo een op twee bekroond door een kleine koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.; op de hoeken van het gebouw dragen ze een obeliskMonolithische pijler, naar boven toe smaller en bekroond met piramidale punt., op de ontlastingstraveeën een soort merloen met twee spleten onder een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. bekroond door een toppinakel.
Het monumentale frontispice, met zijn zwaar versierde stenen structuur, heeft een drieledig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. gevat in een afgeplatte spitsboogarcade met een sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met het masker van Mercurius (de god van de handel) en een archivolt. De centrale korfboogvormige toegang is berijdbaar, de twee overige toegangen, rechthoekig en met een tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. op kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog., zijn voor de voetgangers bestemd. Aan elke zijde draagt een zuil op consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. de druiper van een halftorentje, eerst rond en dan veelhoekig, dat eerst het registerVensterstrook in een topgevel. van grote boogfriezenReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen., hier allemaal in steen, opnieuw doorbreekt en dat uitmondt in een imitatielantaarn met koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. boven de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van het terras. Deze topstukken worden door een smalle arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. verbonden met een groot rechthoekig blok verstevigd met hoekpilasters; het bevat een klok en wordt achter de balustradeHekwerk van spijlen of balusters. bekroond door een opengewerkte metalen piramidale spits onder een geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. bol. Het frontispice is versierd met bas-reliëfs met de wapenschilden van de steden en gemeenten die bij het project betrokken waren.
Het hoofdportaal leidt naar een drievoudige betegelde doorgang die verwijdt aan de aansluiting met de binnenplaats. Deze doorgang is aan de zijkant tot trottoir verhoogd en heeft vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), in een bonte mengeling van materialen die in het hele gebouw worden gebruikt. De eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) wordt verdeeld door twee verdiepte schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. met een deur, een soort vestibule onder een gedrukt spitsboogvormig tongewelf in baksteen. De drie volgende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) worden afgeboord door drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met dezelfde boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. als die van het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., rustend op twee zuilen met bladkapiteel, waarvan die van de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) de al vermelde verdiepte schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. flankeren. De doorgang mondt uit in een drielicht onder een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. die breder is als gevolg van de verwijding van de doorgang, en wordt door twee lateien bekroond; het geheel rust op twee zware zuilen met haken, en een oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. boven de lateien verschaft extra licht aan de voetgangers. De doorgang wordt overdekt door een complexe bakstenen overwelving: een afgeplatte koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. boven de centrale gang onder een overlangs steekboogvormig tongewelf aan de zijkanten, het geheel rustend op een raster van steekbogen; de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. van de eerste drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. zijn vrij gelaten. De muren van de doorgang zijn voorzien van tegenover elkaar liggende muuropeningen: twee deuren, de linker dichtgemaakt, gevolgd door twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met een bewerkte latei versierd met de wapenschilden van Brussel, van het Koninkrijk en van Brabant, en tot slot, in de verwijding, twee deuren naar de opslagplaatsen.
De portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). van de zijgevels van het gebouw, identiek en volledig van steen, hebben drie poorten met een geprofileerde omlijsting en een afgeplatte spitsboog onder archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. De sleutels zijn op een cilinder versierd met de wapenschilden van Brussel in het midden en een schild dat de zeevaart evoceert op de zijkanten. Het geheel wordt gescandeerd door zuiltjes op druiper, waarop een pilasterPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder klokvormig topstuk rust. De doorgang omvat drie ruimten van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gescheiden door een rij van vier zuilen met bladkapiteel. De zware consoles op de zijmuren en de drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. dragen een netwerk van afgeplatte koepelvormige gewelven die op steekbogen rusten.
Boven het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., dat vroeger voor de wijnen was voorbehouden en door talrijke kelderramen werd verlicht, ook aan de binnenplaats, telt het gebouw per verdieping 20 opslagruimten van variabele grootte en 17 op de benedenverdieping, waar de ingangsdoorgangen beginnen. Deze ruimten hebben een structuur van gewapend beton met 10, 16 of 23 pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Aan de binnenplaats bevatten ze reeksen brede deuren en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., die de overwegend bakstenen gevels symmetrisch openwerken. Alle muuropeningen zijn korfboogvormig en de deuren op de benedenverdieping hebben een tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt.. De toegang tot de verdiepingen wordt verzekerd door acht buitenliften die leiden naar brede galerijen op kraagstenen, in gewapend beton, voorzien van een smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Binnen het gebouw worden deze liften aangevuld met smalle trappen met rechte trapdelen. Op elke verdieping verbinden twee metalen loopbruggen de lange galerijen.
De spanten van het dak van de binnenplaats rusten op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en doorbreken de cementen friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van de gevels die wordt gevormd door kleine bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. versierd met ruiten en ovalen. Boven de centrale inham van de gevels rusten de spanten op een zware stalen balk.
Bronnen
Archieven
Archief van de Stichting CIVA.
Publicaties en studies
ATTAS, D., PROVOST, M., Brussel: in de voetsporen van de bouwkundig ingenieurs, uitg. CIVA, Brussel, 2011, pp. 72-73.
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles
Hors Pentagone. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à
Bruxelles,
AAM, Brussel, 1980, fiches 3.
KERREMANS, R., Thurn en Taxis, Brussel, Brussel Stedelijke Ontwikkeling,
Brussel, 2017, pp. 30-31 (Stad van Kunst en Geschiedenis, 55).
VANDERHULST, G., Tour et Taxis. Un
quartier en mouvement. A district in motion. Een wijk in beweging, Project
T&T, 2005, pp. 39-46.
VANDERHULST,
G., Relevé de l’état physique et de la valeur
patrimoniale d’immeubles situés sur le site de Tour & Taxis et ses
alentours – Rapport, maart 2011.