Typologie(ën)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1830-1840
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Bioscoopzalen (1993)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Basisbebouwing uit de jaren 1830-1840, oorspronkelijk met bepleisterde neoclassicistische lijstgevels.
Veelal met drie verkleinende bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en gekenmerkt door een vrij sobere ordonnantie met eenvoudige rechthoekige vensters op lekdrempels. Gevels vrijwel zonder uitzondering naderhand aangepast cf. verhoging met bijkomende bouwlagen, toevoeging van stucdecor en nieuwe ijzeren balkon- of vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal., en verbouwing van de begane grond.
Nr. 7. Ontpleisterd, met bijkomende vierde bouwlaag van 1929 en modernistische pui van 1938, met latere tegelbezetting (1954).Nr. 8. Oorspronkelijk drie bouwlagen hoog enkelhuis, volgens bouwaanvraag van 1834. Behouden ordonnantie op derde bouwlaag; bowwindow van 1896 in huidige vorm aangepast in 1929, gelijktijdig met de toevoeging van twee bijkomende bouwlagen; verbouwde begane grond.
Nr. 9. Vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed en eveneens van 1834, in 1896-1897 verhoogd met een vierde bouwlaag en verfraaid met stucomlijstingen (heden enkel nog behouden op derde bouwlaag) en gevelbrede balkonleuning.
Nr. 10. Met nog bewaard oorspronkelijk volume, doch in 1895 aangepaste vensteropeningen ; huidige begane grond van 1968.
Nr. 11. Sinds 1904 met bijkomende vierde bouwlaag en verhoogde vensterdorpels op derde bouwlaag.
Nr. 41. Met - ingevolge de beschadigingen tijdens de septemberdagen van 1830 - in 1832 herbouwde voorgevel met enkelhuisopstand, vermoedelijk in 1850-1875 verrijkt met huidige vensteromlijstingen in stuc, met engelehoofden in festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden. en driehoekige frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., en mansardebedaking met fraaie dakvensters in plaats van vroeger mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst..
Nr. 42. Rijhuis in dezelfde omstandigheden, na sloop, in 1832 wederopgebouwd met grosso modo gelijkaardige gevelopstand. Fraai gedecoreerde erker van 1896 - evenals de stucomlijstingen aan venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. - verwijderd in 1938, gelijktijdig met de aanpassing van de winkelpui, tot 1981 met marmerbekleding.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 12702 (1911), 40056 (1931-1932), 40057 (1929) en 50162 (1938), 63162 (1954), 12684 (1834), 12709 (1896) en 35365 (1929), 12684 (1834) en 12710 (1896-1897), 12711 (1895) en 80142 (1968), 12713 (1904), 12742 (1832), 12743 (1832) en 12745 (1896), 50163 (1938) en 86332 (1981).