Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
J. POELAERT – architect – 1854-1874
Stijlen
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33026
Beschrijving
Ook zogenaamd Sint-Katelijnekerk.
Aanvankelijk een bescheiden kapel op de westelijke Zenne-oever aanleunend bij
de eerste stadsomwalling. Vermeld vanaf 1201, afhangend van de Sint-Jansparochie
van Molenbeek. Progressieve opbouw van een driebeukige gotische kerk in de loop
van 14e-15e eeuw. Geplunderd tijdens de godsdiensttroebelen, gesloten in 1581
en opnieuw geopend in 1585. Uitgebreid met een barokke koorpartij en klokkentoren
vanaf 1629, laatst genoemde voltooid vanaf 1664. Gerestaureerd in de jaren
1780. Gesloten door de Fransen in 1798 en opnieuw opengesteld in 1799. Verheven
tot zelfstandige parochiekerk in 1803. Omvangrijke schade bij de
Zenne-overstroming van 1850. Bouw van een nieuwe eclectische kerk naar ontwerp
van architect Joseph Poelaert in 1854-1874, op het gedempte Sint-Katelijnedok.
Sloop van de oude Sint-Katelijnekerk, met uitzondering van de barokke toren, in
1893.
Ruime kerk in eclectische stijl, de enige nieuwe parochiekerk opgetrokken binnen de Vijfhoek na het Ancien Régime. Stilistisch geïnspireerd op Franse kerken uit 16e eeuw, zoals de Sint-Eustache te Parijs, met een nog gotische structuur doch een renaissance-ornamentiek. Door Poelaert evenwel verwerkt tot een hybride, expressieve architectuurvorm. Bouw voorbereid vanaf 1850. Voorontwerpen van Poelaert tentoongesteld in 1851, goedkeuring van de definitieve plannen en eerstesteenlegging in 1854. Eerste bouwcampagne onder leiding van Poelaert van 1854 tot 1859, voortgezet onder leiding van architect Wynand Janssens vanaf 1861 tot 1873. Fasegewijze opbouw waarvoor afzonderlijke aanbestedingen: funderingen (1854), sokkel tot de tweede plint (1860), benedenbouw tot de boogaanzetten van de zijbeukvensters (1861), afwerking van de benedenbouw (1863), bovenbouw (1865), ramen (1868), bepleistering (1869), glas- en loodwerken (1870), verdere afwerking, bevloering en bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. (1871). Inwijding in 1874. Nog uitgaven tot 1887.
Georiënteerde driebeukige kruiskerk met basilicale opstand, gestut door steunberen en luchtbogen. De plattegrond beschrijft een open portaaltravee, een schip van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), een kort transept, en een koor van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geflankeerd door zijkapellen en sacristieën, afgesloten door een driezijdige absis. Volledig opgetrokken uit Gobertangesteen met gebruik van hardsteen voor de sokkel; bovenbouw onder zadelbedaking (koper), zijbeuken onder lessenaarsdak (zink). Massieve benedenbouw op geprofileerde plint, plastisch bewerkt en geritmeerd door met waterspuwersUitstekende buis of gooteinde voor de afvoer van hemelwater, vaak in de vorm van een dierlijk of diabolisch monster. bekroonde steunberen. Opgevat als gedrongen sokkel ten opzichte van de vlakker uitgewerkte sobere bovenbouw van middenbeuk, transept en koor. Westgevel met evenwichtige opbouw door verticale, versneden en onderaan met beeldnissen versierde steunberen, verbonden door een galerij en doorlopende balustradeHekwerk van spijlen of balusters., overeenkomstig de ordonnantie van de achterliggende beuken. Dominerende centrale gevelpartij met gesuperposeerde rondbogen met breed beloop - respectievelijk portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en verdiept roosvenster - geleed door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. met portieknis op gebeeldhouwde consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; afgewerkt met een driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en klimmende balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Bekronende vierkante lantaarntoren met door composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. gecantonneerde galmgaten, driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. aan elke zijde en helm; gelijkaardige kleinere lantaarns ter bekroning van de steunberen. Lage zijpartijen met rondboogportaal met gebeeldhouwde sluitsteen, waarboven galerij van gedrongen composiete zuilen, afgewerkt met een balustrade en opengewerkte luchtbogen.
Aansluitende, geaccentueerde eerste zijbeuktravee, begrensd door steunberen met soortgelijke lantaarnbekroning. Achterliggend, drieledig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met Sint-Catharinabeeld; zware houten vleugeldeuren. Transeptgevels met vrijwel identiek uitzicht als de middenpartij van de westelijke gevel, doch lager portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder een zelfde gedrongen galerij. Gevels van zijbeuken en koorabsis met verwante opbouw, gesteund door versneden steunberen waarop composiete zuilen, laatst genoemde in het verlengde van de galerijen van de west- en transeptgevels. Aansluitend luchtbogen als overgang naar de bovenbouw van schip, transept en koor met pilasterritmering en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Rondboogvensters met geprofileerde booglijst en tweeledige tracering onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Oostgevel met rondboogportaal en -venster met drieledige tracering in de absis, afgewerkt met een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en een portieknis op gebeeldhouwde consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; roosvenster in de bovenbouw.
Omringend ijzeren hek, samengesteld uit de balkonleuningen van het voormalige “Grand-Hotel” (1875, architect E. L’Homme) aan de Anspachlaan, geplaatst in 1976.
Interieur. Sober, bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd interieur met wijds karakter. Drieledige opstand : rondbogenarcade op bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt. met composiet kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., schijntriforium bovenop een entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., en lichtbeuk. Kruisriboverwelving, stervormig boven de viering, met ronde gordelbogen. Aanzet op composiete colonnettes, doorlopend in pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., in middenbeuk, koor en transept. Weinig benadrukte transeptarmen met zijportalen, geopend naar de ondiepe oostelijke zijkapellen. Verhoogd koor, met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. arcaden onderverdeeld door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Oostwand via een rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. geopend naar de ondiepe absis, met altaar op trappenpodium. Westwand met hoofdportaal en doksaal met opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters..
Meubilair
Eenheidsvol meubilair ontworpen voor de nieuwe kerk, met kunst- en cultusvoorwerpen afkomstig van de oude Sint-Katelijnekerk.
Belangrijke reeks schilderijen, voornamelijk grote altaarstukken uit 17e eeuw. Kruisiging (begin 17e eeuw) toegeschreven aan J.-B. Le Saive; Drievuldigheidstriptiek (midden 17e eeuw) toegeschreven aan O. Van Veen; Aanbidding der herders (midden 17e eeuw) door T. Van Loon; Verheerlijking van H. Catharina (midden 17e eeuw) door C. De Crayer; H. Anna spreekt ten beste bij Maria voor de schipbreukelingen (eerste helft 17e eeuw) door C. Schut; Onze-Lieve-Vrouw schenkt scapulier aan H. Simon Stock (begin 18e eeuw) en reeks van zeven schilderijen: Werklieden van het elfde uur, Aanbidding der Wijzen, Opwekking van Lazarus, Goede Herder, Bergrede, Christus redt H. Petrus en Bekering van Paulus (eerste helft 18e eeuw), toegeschreven aan J. Van Orley; Verkondiging Geboorte aan de Herders en Doopsel van Christus (begin 18e eeuw) door Brusselse school; Opdracht in de Tempel (1753) en Huwelijk van Maria (midden 18e eeuw) door M. De Haese; H. Livinus van Gent en H. Augustinus van Hippo (midden 18e eeuw); Christus verschijnt aan ongelovige Thomas (begin 19e eeuw) toegeschreven aan F. Delvaux; Kruiswegstaties (eind 19e eeuw) door H. en G. Guffens.
Stenen zogenaamd “Zwarte Onze-Lieve-Vrouw” (14e eeuw); houten gekruisigde Christus (midden 18e eeuw); reeks houten heiligenbeelden (tweede helft 19e eeuw).
Zwart- en witmarmeren en witstenen monumenten voor P.F. Jacobs (1813) en F. Delvaux († 1815) door G.-L. Godecharle.
Meubilair met neorenaissance-inslag (tweede helft 19e eeuw) door gebroeders Goyers (Leuven): witstenen en -marmeren hoofdaltaar (1877) met Laatste Avondmaal, Abraham en Melchisedek en Christus aan het kruis, houten zij-altaren, eiken koorbanken (2), biechtstoelen (6), communiebank, en tronen (2); eiken Lodewijk XVI-preekstoel met beeld van de Godsdienst (eind 18e eeuw; afkomstig uit de Sint-Romboutskathedraal te Mechelen); geelkoperen koorlezenaar (1910) door F.H. Hellner (Keulen); eiken sacristiekasten met gebeeldhouwde reliëfs (midden 17e eeuw); zwart- en witmarmeren Lodewijk XVI-lavabo (1789); orgel (ca. 1860; afkomstig uit de Sint-Michielskerk te Kortrijk) door P. Schyven.
Ruime kerk in eclectische stijl, de enige nieuwe parochiekerk opgetrokken binnen de Vijfhoek na het Ancien Régime. Stilistisch geïnspireerd op Franse kerken uit 16e eeuw, zoals de Sint-Eustache te Parijs, met een nog gotische structuur doch een renaissance-ornamentiek. Door Poelaert evenwel verwerkt tot een hybride, expressieve architectuurvorm. Bouw voorbereid vanaf 1850. Voorontwerpen van Poelaert tentoongesteld in 1851, goedkeuring van de definitieve plannen en eerstesteenlegging in 1854. Eerste bouwcampagne onder leiding van Poelaert van 1854 tot 1859, voortgezet onder leiding van architect Wynand Janssens vanaf 1861 tot 1873. Fasegewijze opbouw waarvoor afzonderlijke aanbestedingen: funderingen (1854), sokkel tot de tweede plint (1860), benedenbouw tot de boogaanzetten van de zijbeukvensters (1861), afwerking van de benedenbouw (1863), bovenbouw (1865), ramen (1868), bepleistering (1869), glas- en loodwerken (1870), verdere afwerking, bevloering en bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. (1871). Inwijding in 1874. Nog uitgaven tot 1887.
Georiënteerde driebeukige kruiskerk met basilicale opstand, gestut door steunberen en luchtbogen. De plattegrond beschrijft een open portaaltravee, een schip van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), een kort transept, en een koor van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geflankeerd door zijkapellen en sacristieën, afgesloten door een driezijdige absis. Volledig opgetrokken uit Gobertangesteen met gebruik van hardsteen voor de sokkel; bovenbouw onder zadelbedaking (koper), zijbeuken onder lessenaarsdak (zink). Massieve benedenbouw op geprofileerde plint, plastisch bewerkt en geritmeerd door met waterspuwersUitstekende buis of gooteinde voor de afvoer van hemelwater, vaak in de vorm van een dierlijk of diabolisch monster. bekroonde steunberen. Opgevat als gedrongen sokkel ten opzichte van de vlakker uitgewerkte sobere bovenbouw van middenbeuk, transept en koor. Westgevel met evenwichtige opbouw door verticale, versneden en onderaan met beeldnissen versierde steunberen, verbonden door een galerij en doorlopende balustradeHekwerk van spijlen of balusters., overeenkomstig de ordonnantie van de achterliggende beuken. Dominerende centrale gevelpartij met gesuperposeerde rondbogen met breed beloop - respectievelijk portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en verdiept roosvenster - geleed door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. met portieknis op gebeeldhouwde consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; afgewerkt met een driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en klimmende balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Bekronende vierkante lantaarntoren met door composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. gecantonneerde galmgaten, driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. aan elke zijde en helm; gelijkaardige kleinere lantaarns ter bekroning van de steunberen. Lage zijpartijen met rondboogportaal met gebeeldhouwde sluitsteen, waarboven galerij van gedrongen composiete zuilen, afgewerkt met een balustrade en opengewerkte luchtbogen.
Aansluitende, geaccentueerde eerste zijbeuktravee, begrensd door steunberen met soortgelijke lantaarnbekroning. Achterliggend, drieledig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met Sint-Catharinabeeld; zware houten vleugeldeuren. Transeptgevels met vrijwel identiek uitzicht als de middenpartij van de westelijke gevel, doch lager portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder een zelfde gedrongen galerij. Gevels van zijbeuken en koorabsis met verwante opbouw, gesteund door versneden steunberen waarop composiete zuilen, laatst genoemde in het verlengde van de galerijen van de west- en transeptgevels. Aansluitend luchtbogen als overgang naar de bovenbouw van schip, transept en koor met pilasterritmering en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Rondboogvensters met geprofileerde booglijst en tweeledige tracering onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Oostgevel met rondboogportaal en -venster met drieledige tracering in de absis, afgewerkt met een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en een portieknis op gebeeldhouwde consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; roosvenster in de bovenbouw.
Omringend ijzeren hek, samengesteld uit de balkonleuningen van het voormalige “Grand-Hotel” (1875, architect E. L’Homme) aan de Anspachlaan, geplaatst in 1976.
Interieur. Sober, bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd interieur met wijds karakter. Drieledige opstand : rondbogenarcade op bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt. met composiet kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., schijntriforium bovenop een entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., en lichtbeuk. Kruisriboverwelving, stervormig boven de viering, met ronde gordelbogen. Aanzet op composiete colonnettes, doorlopend in pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., in middenbeuk, koor en transept. Weinig benadrukte transeptarmen met zijportalen, geopend naar de ondiepe oostelijke zijkapellen. Verhoogd koor, met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. arcaden onderverdeeld door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Oostwand via een rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. geopend naar de ondiepe absis, met altaar op trappenpodium. Westwand met hoofdportaal en doksaal met opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters..
Meubilair
Eenheidsvol meubilair ontworpen voor de nieuwe kerk, met kunst- en cultusvoorwerpen afkomstig van de oude Sint-Katelijnekerk.
Belangrijke reeks schilderijen, voornamelijk grote altaarstukken uit 17e eeuw. Kruisiging (begin 17e eeuw) toegeschreven aan J.-B. Le Saive; Drievuldigheidstriptiek (midden 17e eeuw) toegeschreven aan O. Van Veen; Aanbidding der herders (midden 17e eeuw) door T. Van Loon; Verheerlijking van H. Catharina (midden 17e eeuw) door C. De Crayer; H. Anna spreekt ten beste bij Maria voor de schipbreukelingen (eerste helft 17e eeuw) door C. Schut; Onze-Lieve-Vrouw schenkt scapulier aan H. Simon Stock (begin 18e eeuw) en reeks van zeven schilderijen: Werklieden van het elfde uur, Aanbidding der Wijzen, Opwekking van Lazarus, Goede Herder, Bergrede, Christus redt H. Petrus en Bekering van Paulus (eerste helft 18e eeuw), toegeschreven aan J. Van Orley; Verkondiging Geboorte aan de Herders en Doopsel van Christus (begin 18e eeuw) door Brusselse school; Opdracht in de Tempel (1753) en Huwelijk van Maria (midden 18e eeuw) door M. De Haese; H. Livinus van Gent en H. Augustinus van Hippo (midden 18e eeuw); Christus verschijnt aan ongelovige Thomas (begin 19e eeuw) toegeschreven aan F. Delvaux; Kruiswegstaties (eind 19e eeuw) door H. en G. Guffens.
Stenen zogenaamd “Zwarte Onze-Lieve-Vrouw” (14e eeuw); houten gekruisigde Christus (midden 18e eeuw); reeks houten heiligenbeelden (tweede helft 19e eeuw).
Zwart- en witmarmeren en witstenen monumenten voor P.F. Jacobs (1813) en F. Delvaux († 1815) door G.-L. Godecharle.
Meubilair met neorenaissance-inslag (tweede helft 19e eeuw) door gebroeders Goyers (Leuven): witstenen en -marmeren hoofdaltaar (1877) met Laatste Avondmaal, Abraham en Melchisedek en Christus aan het kruis, houten zij-altaren, eiken koorbanken (2), biechtstoelen (6), communiebank, en tronen (2); eiken Lodewijk XVI-preekstoel met beeld van de Godsdienst (eind 18e eeuw; afkomstig uit de Sint-Romboutskathedraal te Mechelen); geelkoperen koorlezenaar (1910) door F.H. Hellner (Keulen); eiken sacristiekasten met gebeeldhouwde reliëfs (midden 17e eeuw); zwart- en witmarmeren Lodewijk XVI-lavabo (1789); orgel (ca. 1860; afkomstig uit de Sint-Michielskerk te Kortrijk) door P. Schyven.
Bronnen
Archieven
SAB/AA 1854, rep. 11-12, 1860, rep. 371-385, 1861, rep. 1320-1433, 1863/1, rep. 849-898, 1865/2, rep. 1441-1446, 1868, rep. 1618-1621, 1869, rep. 203-204, 1870, rep. 601-602, 1871, rep. 1031-1032 en 1096-1097.
Publicaties en studies
DES MAREZ, 1979, p. 105-107.
Poelaert en zijn tijd, Brussel, 1980, pp. 174-179.
Poelaert en zijn tijd, Brussel, 1980, pp. 174-179.