Typologie(ën)
relicten van de stadsomwalling
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1200-1300
Pierre Victor JAMAER – architect – 1888-1889
Stijlen
Romaans
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33025
Beschrijving
Overblijfsel van de
eerste stadsomwalling (11e-13e eeuw). Vermoedelijk sinds de bouw
van de tweede stadsomwalling (tweede helft 14e eeuw) in particulier bezit. In 16e eeuw aangepast tot woning: volgens G. Des Marez na de omvorming van de oude walgracht
tot Sint-Katelijnedok in 1564 en de verkoop van de aanpalende gronden tussen de
Sint-Katelijnestraat en de Lakensestraat; toen vermeld als huis “Den Toren”. Op
18e-eeuwse documenten afgebeeld met kegel vormig zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., aan veldzijde een
rondboogdeur en drie boven elkaar geplaatste kruis- en kloostervensters en aan
stadszijde eindigend op een trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. In 1810 bouwaanvraag voor
torenaanpassing: trapvormige beëindiging en kegeldak vervangen door een mank
zadeldak; verlaagde veldzijde afgevlakt en aangepast met bepleisterde
lijstgevel met in drie bouwlagen rechthoekige deur en dito venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., onder
bekronend dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Cf. in deze toestand nog figurerend op opstanden van
1888, met aan stadszijde behouden rondbogige keel onder smalle rechthoekige
bovenvensters. Onderdeel van de herberg zogenaamd “In den Toren” en
geïntegreerd in de omringende bebouwing, werd de toren, tijdens de
saneringswerken van de Zwarte Lievevrouwwijk, in 1887 ontmanteld en door
toedoen van burgemeester Karel Buis van sloping gered, gevolgd door een
grondige restauratie in 1888-1889 onder leiding van stadsarchitect P.V. Jamaer,
waarbij onder meer reconstructie van trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt., kegelvormig dak, afgerond
gevelvlak en centrale schietgaten aan veldzijde.
Halfcirkelvormige toren van zandsteen, gerestaureerd met aanverwante natuursteen. Langs westzijde omringd door een overbrugde droge gracht (eertijds watergracht), afgezet door ijzeren hekwerk.
Stadszijde met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. (5 treden + topstuk), geopend door opeenvolgend twee ruime rondbogen en een hijssysteem met luik in de top. Veldzijde met smalle schietgaten op eerste bouwlaag; deels omlopend halfrond geprofileerd kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. en bredere kijk- of moordgaten ter hoogte van de bovenste bouwlaag (oorspronkelijk het platform met gekanteelde weergang, naderhand aangepast en verhoogd cf. supra). Kegelvormig zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met bekronend windijzer en overkragende dakrand op kwartronde kraagstenen.
Benedenverdieping overkluisd door combinatie van rondboog- en halfkoepelgewelf; schietgaten met diepe dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. en vernauwende wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere.; in de muur uitgespaarde trap en doorgang onder latei op kwartronde karbelen, leidend naar de weergang van de walmuren. Bovenverdieping onder vlakke zolderverdieping, bereikbaar vanuit de walmuren via trap en gelijkaardige doorgang; inwendig parement van baksteen en gereduceerde muurdikte aan stadszijde (0 m 60 in plaats van 2 m 10) resulterend van aanpassing tot woning in 16e eeuw (cf. P. Combaz). Bordestrap leidend naar zolderverdieping. Fragmenten van aansluitende walmuren: ten noorden gekanteeld en hoger opgetrokken aan torenzijde (scherm vóór trap); aan stadszijde fragmentarische steunbogen onder weergang op kraagstenen; schietgaten.
Halfcirkelvormige toren van zandsteen, gerestaureerd met aanverwante natuursteen. Langs westzijde omringd door een overbrugde droge gracht (eertijds watergracht), afgezet door ijzeren hekwerk.
Stadszijde met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. (5 treden + topstuk), geopend door opeenvolgend twee ruime rondbogen en een hijssysteem met luik in de top. Veldzijde met smalle schietgaten op eerste bouwlaag; deels omlopend halfrond geprofileerd kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. en bredere kijk- of moordgaten ter hoogte van de bovenste bouwlaag (oorspronkelijk het platform met gekanteelde weergang, naderhand aangepast en verhoogd cf. supra). Kegelvormig zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met bekronend windijzer en overkragende dakrand op kwartronde kraagstenen.
Benedenverdieping overkluisd door combinatie van rondboog- en halfkoepelgewelf; schietgaten met diepe dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. en vernauwende wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere.; in de muur uitgespaarde trap en doorgang onder latei op kwartronde karbelen, leidend naar de weergang van de walmuren. Bovenverdieping onder vlakke zolderverdieping, bereikbaar vanuit de walmuren via trap en gelijkaardige doorgang; inwendig parement van baksteen en gereduceerde muurdikte aan stadszijde (0 m 60 in plaats van 2 m 10) resulterend van aanpassing tot woning in 16e eeuw (cf. P. Combaz). Bordestrap leidend naar zolderverdieping. Fragmenten van aansluitende walmuren: ten noorden gekanteeld en hoger opgetrokken aan torenzijde (scherm vóór trap); aan stadszijde fragmentarische steunbogen onder weergang op kraagstenen; schietgaten.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 5721 (1887-1889); AA, vol. 7, 1810, rep. 524-530; NPP, A 17.
Publicaties en studies
DES MAREZ G., 1979, pp. 107-108.
Tijdschriften
COMBAZ P., DE BEHAULT A, La première enceinte de Bruxelles. A propos du dégagement de la tour dite «La Tour-Noire» (A.S.R.A.B., dl. 1, 1888, pp. 141-189).
COMBAZ R, La restauration de la Tour Noire à Bruxelles (A.S.R.A.B., dl. 4, 1890, p. 110-189).
COMBAZ P., DE BEHAULT A, La première enceinte de Bruxelles. A propos du dégagement de la tour dite «La Tour-Noire» (A.S.R.A.B., dl. 1, 1888, pp. 141-189).
COMBAZ R, La restauration de la Tour Noire à Bruxelles (A.S.R.A.B., dl. 4, 1890, p. 110-189).