Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1629-1664
Stijlen
Barok
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33028
Beschrijving
Barokke klokkentoren,
eertijds aanleunend bij de noordzijde van het koor, bij de sloping van de kerk
in 1893 gevrijwaard.
De bouw van de toren maakte deel uit van de 17e-eeuwse uitbreidingscampagne van de 14e-15e-eeuwse kerk, waarbij het oude koor bij het schip werd getrokken, een nieuw koor, de toren en zijkoren werden toegevoegd. Aangevat in 1629, de toren na een bouwonderbreking voltooid vanaf 1664. Toevoeging van het uurwerk met vier wijzerplaten en de spits in 1745. Algehele restauratie in 1913-1930.
De oude Sint-Katelijnekerk omvatte een gotisch driebeukig halleschip met drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. westelijke puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is., de middelste opgaand in een vierkant torentje met naaldspits. Eenledige opstand met spitsboogarcaden op rondzuilen met koolbladkapiteel in het interieur (14e-15e eeuw), afgedekt met een sterk bewerkte barokke zoldering en spitstongewelven met medaillonsRonde of ovale cartouche. (17e eeuw). Voorts een barokke noordelijke zijbeukkapel, driezijdig gesloten koor gestut door steunberen met voluutbekroning, rechte zijkoren en noordtoren, in het interieur gemarkeerd door rondbogige gordels, kruisrib- en straaloverwelwing (17e eeuw). Toren op vierkante plattegrond met overhoekse steunberen, opgetrokken uit zandsteen. Omvat vier gescheiden geledingen - eerste eertijds aan twee zijden ingebouwd - en bekronende torenhelm. Sokkel onderbroken door brede ovale oculi, getralied, met sluitsteen onder gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Eerste geleding met centraal hooggeplaatst rechthoekige vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en neuten onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.; breed entablement met geprofileerde waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Tweede geleding met verjonging van de steunberen via brede volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.: rechthoekige verdiept veld waarin aan drie zijden rondboogvenster in geblokte geprofileerde omlijsting onder gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., de resterende zijde met weggekapt wapenschild boven blinde cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.; klassiek entablement met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden.. Derde geleding belijnd door waterlijsten: verdiept veld waarin rondbogige galmgaten met drie houten galmborden in vlakke omlijsting met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en imposten. Voluutconsoles op steunberen vormen de overgang naar entablement waarop de aanzet van de vierde attiekvormende geleding, met afgeschuinde hoeken bezet met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.; wijzerplaten. Tweeledige octogonale torenhelm uitlopend in een minieme peer waarop vergulde sfeer en kruis.
Aanleunend muurfragment met hoog rondboogvenster en steunbeer van het vroegere koor.
De bouw van de toren maakte deel uit van de 17e-eeuwse uitbreidingscampagne van de 14e-15e-eeuwse kerk, waarbij het oude koor bij het schip werd getrokken, een nieuw koor, de toren en zijkoren werden toegevoegd. Aangevat in 1629, de toren na een bouwonderbreking voltooid vanaf 1664. Toevoeging van het uurwerk met vier wijzerplaten en de spits in 1745. Algehele restauratie in 1913-1930.
De oude Sint-Katelijnekerk omvatte een gotisch driebeukig halleschip met drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. westelijke puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is., de middelste opgaand in een vierkant torentje met naaldspits. Eenledige opstand met spitsboogarcaden op rondzuilen met koolbladkapiteel in het interieur (14e-15e eeuw), afgedekt met een sterk bewerkte barokke zoldering en spitstongewelven met medaillonsRonde of ovale cartouche. (17e eeuw). Voorts een barokke noordelijke zijbeukkapel, driezijdig gesloten koor gestut door steunberen met voluutbekroning, rechte zijkoren en noordtoren, in het interieur gemarkeerd door rondbogige gordels, kruisrib- en straaloverwelwing (17e eeuw). Toren op vierkante plattegrond met overhoekse steunberen, opgetrokken uit zandsteen. Omvat vier gescheiden geledingen - eerste eertijds aan twee zijden ingebouwd - en bekronende torenhelm. Sokkel onderbroken door brede ovale oculi, getralied, met sluitsteen onder gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Eerste geleding met centraal hooggeplaatst rechthoekige vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en neuten onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.; breed entablement met geprofileerde waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Tweede geleding met verjonging van de steunberen via brede volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.: rechthoekige verdiept veld waarin aan drie zijden rondboogvenster in geblokte geprofileerde omlijsting onder gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., de resterende zijde met weggekapt wapenschild boven blinde cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.; klassiek entablement met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden.. Derde geleding belijnd door waterlijsten: verdiept veld waarin rondbogige galmgaten met drie houten galmborden in vlakke omlijsting met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en imposten. Voluutconsoles op steunberen vormen de overgang naar entablement waarop de aanzet van de vierde attiekvormende geleding, met afgeschuinde hoeken bezet met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.; wijzerplaten. Tweeledige octogonale torenhelm uitlopend in een minieme peer waarop vergulde sfeer en kruis.
Aanleunend muurfragment met hoog rondboogvenster en steunbeer van het vroegere koor.
Bronnen
Archieven
SAB/NPP C 22.
Archief KCML, dossier 3572.