Voormalige machinezaal van de vroegere Elektriciteitscentrale van de stad Brussel
Sint-Katelijneplein 44-45, 45a
Typologie(ën)
elektriciteitscentrale
Ontwerper(s)
Emile DEVREUX – architect – 1901
Stijlen
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33027
Beschrijving
De eerste elektriciteitscentrale
van Brussel werd in 1892-1893 opgetrokken aan de Melsensstraat, door de “India
Rubber Gutta Percha and
Telegraph Works Company Ltd.”,
opdrachthouders voor de aanmaak en verdeling van elektriciteit in regie. Deze
omvatte oorspronkelijk twee stoommachines van elk 500 PK en voedde een net met
gelijkstroom; kort nadien aangevuld met twee kleine secundaire centrales met
gasmotoren respectievelijk aan de Leuvenseweg en de Verlaatstraat. Binnen tien
jaar werd het vermogen van de hoofdcentrale verveelvoudigd door de toevoeging
van achtereenvolgens drie machines van 500 PK en drie van 1000 PK. Het complex
werd uitgebreid met de huidige gebouwen aan Sint-Katelijneplein en Sint-Katelijnestraat,
naar ontwerp van architect E. Devreux, waarvoor aanbesteding in 1901. Na de
bouw van de nieuwe hoofdcentrale aan de Werkhuizenkaai (Laken) naar ontwerp van
Devreux in 1905-1907, werd het complex omgevormd tot transformatorstation,
gepaard met afbraak van de eerste gebouwen aan de Melsensstraat. Heden in
gebruik door diverse stadsdiensten.
Voormalige machinezaal, naar ontwerp van E. Devreux, van 1901 en volgende; drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok loodrecht op de straat). Opgetrokken uit baksteen met verwerking van natuur- en hardsteen; ijzeren structuur, op een latei in de zijgevel gemerkt “V. BERTAUX CONSTRUCTEURS BRUXELLES-MIDI”. Markant gevelfront, doorspekt met platte banden, met zekere referenties naar de westgevel van de Sint-Katelijnekerk. Verticale indeling in drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Smal hoger oplopend middenrisaliet afgewerkt met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., kantelen en topstuk, en hoekpostamenten waarop blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. lantaarn torentjes, boven het brede entablement verbonden door klimmende gevelpartijen met getrapt vierlicht als scherm vóór de bedaking. Breed opengewerkte bovenverdiepingen met oplopende glaspartijen met ijzeren stijlen, I-balkenIJzeren latei met I-profiel. met rozetten en vakwerkliggers, en kleine roedenverdeling. Begane grond verbouwd. Zijgevel met pilasterindeling, brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en tweelichten met I-balkIJzeren latei met I-profiel. en zelfde roeden. Inwendig verbouwd.
Voormalige machinezaal, naar ontwerp van E. Devreux, van 1901 en volgende; drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok loodrecht op de straat). Opgetrokken uit baksteen met verwerking van natuur- en hardsteen; ijzeren structuur, op een latei in de zijgevel gemerkt “V. BERTAUX CONSTRUCTEURS BRUXELLES-MIDI”. Markant gevelfront, doorspekt met platte banden, met zekere referenties naar de westgevel van de Sint-Katelijnekerk. Verticale indeling in drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Smal hoger oplopend middenrisaliet afgewerkt met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., kantelen en topstuk, en hoekpostamenten waarop blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. lantaarn torentjes, boven het brede entablement verbonden door klimmende gevelpartijen met getrapt vierlicht als scherm vóór de bedaking. Breed opengewerkte bovenverdiepingen met oplopende glaspartijen met ijzeren stijlen, I-balkenIJzeren latei met I-profiel. met rozetten en vakwerkliggers, en kleine roedenverdeling. Begane grond verbouwd. Zijgevel met pilasterindeling, brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en tweelichten met I-balkIJzeren latei met I-profiel. en zelfde roeden. Inwendig verbouwd.
Bronnen
Archieven
SAB/AA 1892, rep. 2981, 1901, rep. 4858, 1908, rep. 7060.
Tijdschriften
LIENART R., Elektriciteitsproduktie vroeger te Brussel (Intercom, 1976, 52, pp. 36-52).