Voormalige Gemeenteschool Nr. 6, heden Ecole Normale Charles Buls - Section d’Application
Zuidlaan 86-86a
De Lenglentierstraat 1a
Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
J. POELAERT – architect – 1849-1851
Pierre Victor JAMAER – architect – 1873-1879
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31445
Beschrijving
Lagere jongens- en meisjesschool, in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl, naar ontwerp van
Joseph Poelaert, 1849, voltooid in 1851.
Eerste nieuw gebouwde gemeenteschool van de Stad Brussel, bestemd voor 500 jongens en 300 meisjes. Oorspronkelijk paviljoen (met onder meer raadzaal en directeurswoning) met twee bouwlagen, aan weerszij en haaks in V-vorm aansluitende klassenvleugels met één bouwlaag, en portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. respectievelijk van de jongens- (zuid) en de meisjesafdeling (noord) op de hoeken; open speelplaatsen. Uitgebreid met behoud van stijleenheid naar ontwerp van stadsarchitect Pierre Victor Jamaer: voorafgaandelijk project van 1873 voor globale verhoging van de bestaande gebouwen tot twee bouwlagen, drie opeenvolgende voorontwerpen van 1874, definitieve plannen van 1876, uitgevoerd in 1877-1879. Klassenvleugels verlengd tot de de Lenglentierstraat, de middelste verhoogd met een tweede bouwlaag, toevoeging van de zuidelijke klassenvleugel met twee bouwlagen, portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. omgebouwd tot overdekte speelplaatsen. Noordelijke klassenvleugel met een tweede bouwlaag verhoogd in 1904.
Complex met hoofdgevel aan Zuidlaan, zij- en achtergevels respectievelijk aan Nieuwland en de Lenglentierstraat, het geheel bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd. Hoofdgevel met streng symmetrische ordonnantie en doorlopende horizontale belijning. Centraal paviljoen met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee geledingen. Benedenbouw - in ontwerp met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). - met sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en entablement; centrale toegang in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., flankerende haast vierkante souterrain- en verdiepte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Verdiepingen met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. onder entablement; beëindiging door architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., brede friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met verdiept paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. - in zij- en achtergevels mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst., kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en trigliefenVersiering, ontleend aan de Dorische fries, bestaande uit een vooruitspringend, rechthoekig vlak met twee gleuven in het midden en een halve aan elke zijkant; soms kan het aantal gleuven sterk afwijken. waartussen steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel., en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Zijvleugels met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), doorlopende sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. en entablement, geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; brede rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met metalen roedenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd. en verdiepte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Hoekportieken - in ontwerp met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). - met rechthoekige centrale toegang in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. onder entablement; toegevoegde verdieping met pilasterritmering, haast vierkante venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., entablement en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Eenvoudige klassenvleugels met twee geledingen, klassieke beëindiging en schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde..
Zijgevel (in Nieuwland) met elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); achtergevel (in de Lenglentierstraat : kopgevels van de drie klassenvleugels verbonden door een afsluitingsmuur. Overal verdiepte bovenvensters en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Overdekte speelplaatsen, respectievelijk polygonaalRegelmatige veelhoek. (noord) en rechthoekige (zuid) met metalen spant.
Eerste nieuw gebouwde gemeenteschool van de Stad Brussel, bestemd voor 500 jongens en 300 meisjes. Oorspronkelijk paviljoen (met onder meer raadzaal en directeurswoning) met twee bouwlagen, aan weerszij en haaks in V-vorm aansluitende klassenvleugels met één bouwlaag, en portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. respectievelijk van de jongens- (zuid) en de meisjesafdeling (noord) op de hoeken; open speelplaatsen. Uitgebreid met behoud van stijleenheid naar ontwerp van stadsarchitect Pierre Victor Jamaer: voorafgaandelijk project van 1873 voor globale verhoging van de bestaande gebouwen tot twee bouwlagen, drie opeenvolgende voorontwerpen van 1874, definitieve plannen van 1876, uitgevoerd in 1877-1879. Klassenvleugels verlengd tot de de Lenglentierstraat, de middelste verhoogd met een tweede bouwlaag, toevoeging van de zuidelijke klassenvleugel met twee bouwlagen, portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. omgebouwd tot overdekte speelplaatsen. Noordelijke klassenvleugel met een tweede bouwlaag verhoogd in 1904.
Complex met hoofdgevel aan Zuidlaan, zij- en achtergevels respectievelijk aan Nieuwland en de Lenglentierstraat, het geheel bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd. Hoofdgevel met streng symmetrische ordonnantie en doorlopende horizontale belijning. Centraal paviljoen met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee geledingen. Benedenbouw - in ontwerp met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). - met sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en entablement; centrale toegang in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., flankerende haast vierkante souterrain- en verdiepte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Verdiepingen met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. onder entablement; beëindiging door architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., brede friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met verdiept paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. - in zij- en achtergevels mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst., kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en trigliefenVersiering, ontleend aan de Dorische fries, bestaande uit een vooruitspringend, rechthoekig vlak met twee gleuven in het midden en een halve aan elke zijkant; soms kan het aantal gleuven sterk afwijken. waartussen steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel., en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Zijvleugels met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), doorlopende sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. en entablement, geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; brede rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met metalen roedenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd. en verdiepte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Hoekportieken - in ontwerp met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). - met rechthoekige centrale toegang in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. onder entablement; toegevoegde verdieping met pilasterritmering, haast vierkante venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., entablement en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Eenvoudige klassenvleugels met twee geledingen, klassieke beëindiging en schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde..
Zijgevel (in Nieuwland) met elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); achtergevel (in de Lenglentierstraat : kopgevels van de drie klassenvleugels verbonden door een afsluitingsmuur. Overal verdiepte bovenvensters en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Overdekte speelplaatsen, respectievelijk polygonaalRegelmatige veelhoek. (noord) en rechthoekige (zuid) met metalen spant.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 33080 (1849-1851), 33081 (1873- 1879); A.A., 1849, vol. 46, rep. 248 en 251, 1877, rep. 720, 1879, rep. 916, 1904, rep. 5427; NPP, Q 21.
Publicaties en studies
Commémoration du centenaire des écoles communales N° 6 et 21, Brussel, 1949.
NARJOUX F., Les écoles publiques, Construction en installation, En Belgique et en Hollande, Parijs, 1878, p. 125-127.
Poelaert en zijn tijd, Brussel, 1980, p. 168-171.