Typologie(ën)

kliniek/hospitaal/ziekenhuis

Ontwerper(s)

H.L.F. PARTOES1824-1827

F. BLOMMEarchitect1976-1982

Jean-Fernand PETITarchitect1976-1982

J. VANDEVOORDEarchitect1976-1982

P. VISSERSarchitect1976-1982

Juridisch statuut

Beschermd sinds 04 november 1975

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 32578
lees meer

Beschrijving

Omvangrijk complex in neoclassicistische stijl naar ontwerp van architect H.L.F. Partoes, opgetrokken door het Bestuur der Godshuizen in 1824-1827.

Opgericht ter vervanging van de oude infirmerie van het Groot Begijnhof, die sinds de overname door het Bestuur der Godshuizen in 1800 was uitgegroeid tot één der drie belangrijkste inrichtingen voor ziekenzorg te Brussel - naast het Sint-Jansgasthuis en het Sint-Pietersgasthuis -, toegespitst op de zorg voor ongeneeslijk zieken, gebrekkigen en bejaarden. Bovendien kaderend in de centralisatiepolitiek met betrekking tot de talrijke, vroeger over het stadsgebied verspreide stichtingen voor bejaarden uit het Ancien Regime. Project aangezet in 1817, uitgewerkt door Partoes waarschijnlijk vanaf 1818. Definitief inplantingsplan en ontwerp van de zuidelijke vleugels (Grootgodshuisstraat) - de eerste fase van de bouw - van 1822. Eerstesteenlegging in 1824. Ontwerp van de noordelijke vleugels (Vaartstraat) - de tweede fase van de bouw - van 1824, aangevat in 1825. Voltooiing van de eerste fase gevolgd door gedeeltelijke ingebruikname in 1826, van de tweede fase in 1827. Mede ter financiering van de bouw werd een aanzienlijk deel van de vroegere begijnhofterreinen gelijklopend verkaveld, resulterend in een monumentaal architectonisch en urbanistisch ensemble. 

Godshuis met gescheiden afdelingen voor mannen en vrouwen, en van bij aanvang medische voorzieningen op het vlak van de gerontologie en het kankeronderzoek die in de loop van 19e eeuw stelselmatig in belang toenamen. De zuidelijke vleugels, van 1851 tot 1888 verhuurd aan de Centrale School voor Handel en Nijverheid, boden vanaf 1889 onderdak aan de zogenaamd “Pachecostichting”, vanwaar de vroegere benaming “Pachecogodshuis”. Deze stichting voor bejaarde vrouwen, in 1713 ingesteld door Isabelle Des Marez ter nagedachtenis aan haar echtgenoot Antoine Pacheco, was oorspronkelijk gevestigd aan de vroegere Pachecostraat, vervolgens in een nieuw godshuis door Partoes van 1829-1835 aan de Waterloolaan, dat in 1890 werd gesloopt voor de vrijmaking van het Justitiepaleis.

Grondige renovatie tot geriatrisch instituut in 1976-1982, onder leiding van de architecten F. Blomme, J.F. Petit, J. Vandevoorde en P. Vissers, bekroond met de “Europa Nostra”-prijs in 1983.

Vroegste van een belangrijke reeks gods- en gasthuizen door Partoes te Brussel, later gevolgd door de Verenigde Godshuizen (1829-1830; zie Accolaystraat nr. 36), het tweede Pachecogodshuis (1829-1835, gesloopt), het Sint-Jansgasthuis (1837-1843, gesloopt) en het Meisjesweeshuis (1843-1845; zie Zuidstraat nr. 144).

Vrijstaand hoofdgebouw met hoofdgevels aan de Grootgodshuisstraat en de Vaartstraat,geflankeerd door binnenterreinen met geïsoleerde bijgebouwen.

Grootgodshuisstraat 7. Groot Godshuis of Pacheco Tehuis ; Tuinen van het Pacheco Instituut (foto [s.d.]).


Hoofdgebouw.
Neoclassicistische, systematische, repetitieve architectuur met sober en functioneel karakter, gebaseerd op de compositie- en structuurprincipes en de typologie van de Franse architect en theoreticus J.N.L. Durand. De plattegrond ontvouwt een gesloten rechthoek, in het midden van de lange zijden opgedeeld door een scheidingsvleugel, waardoor twee ruime binnenplaatsen ontstaan. Kenmerkende verdeling van wanden en steunelementen volgens een rechthoekige raster, organisatie door een laterale en een longitudinale as, en symmetrische ruimte-indeling. De opstand, door horizontaliteit beheerst en voortvloeiend uit het plan, omvat twee bouwlagen, onderkelderd, met gedrukte zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. waarin - behalve aan de straatzijden - afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Eentonigheid wordt vermeden door hiërarchische accenten, niet van decoratieve aard doch louter proportioneel: drie parallelle hoofdvleugels doorbroken door centrale paviljoenen op één as, vier hoeken geaffirmeerd door hoekrisalieten, voorts wisselende travee-indeling en breedte binnen en tussen de vleugels onderling. De begane grond is op de binnenplaatsen betrokken via een omlopende galerij. 

Heden witbepleisterde gevels met vrijlating van de natuurstenen sokkel en omlijstingen, en de hardstenen onderdelen voornamelijk kordons, lekdrempels en entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.; oorspronkelijk uniform witbeschilderd vanaf grijsbeschilderde sokkel. Horizontaal geleed door plint, kordonvormende lekdrempels aan buiten-, puilijst aan pleingevels; beëindigd door omlopend hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., vlakke friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). waarin steigergaten en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Vlakke gevelbehandeling met doorlopende  registers van rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met bewaarde raamindeling; meer uitgewerkte middenpaviljoenen en hoekrisalieten. 

Nagenoeg identieke hoofdgevels, afgezien van het afwijkend traveeritme, met respectievelijk negenentwintig (Grootgodshuisstraat) en zevenentwintig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (Vaartstraat). 

Middenpaviljoen van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), boven het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. doorlopend  in een hoge attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met bekronend driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Benedenbouw, van arduin en geblokt tot imposthoogte, geritmeerd door rondbogen - de middelste breder en hoger - met geprofileerde booglijst op doorgetrokken imposten, waarin vleugeldeuren met waaier; rechthoekige bovenvensters in vlakke omlijsting met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. op voluutconsoles; attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met breed cirkelsegment met radiale metalen roedenverdeling. Opschrift “EGENIS SENIBUS MDCCCXXVI” in het frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. enkel bewaard aan de Vaartstraat. Hoekrisalieten bekroond door een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.; rondboogvensters met dito booglijst en imposten in benedenbouw, en zelfde bovenvensters. Typische halfronde keldermonden. Aan weerszij afsluitmuren met inrijpoort gemarkeerd door posten waarop halve schijfEen wiel waarvan de velg een of meer kabels draagt om beweging over te brengen. De aan de lieras bevestigde tractieschijf (of grijpschijf) brengt de kracht van de motor over op de tractiekabels van de liftkooi en het tegengewicht. Het afleidwiel wordt gebruikt om de kabels in lijn met de liftschacht en/of het tegengewicht af te buigen. De keerschijven boven de schacht ondersteunen de tractiekabels wanneer de machinerie beneden is geplaatst. en ijzeren hek. Langgerekte, vlakke zijgevels begrensd door hoekrisalieten zoals beschreven, respectievelijk met vijfenveertig (west) en drieënveertig + twee blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (oost).

Pleingevels met volkomen symmetrische opstand aan beide binnenplaatsen, met eenentwintig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voor de noord- en zuidvleugel, drieëntwintig voor de scheidingsvleugel en tweemaal zeventien voor de west- en oostvleugel. Omlopende rondboogarcade met geprofileerde booglijst op imposten en massieve pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) op begane grond, met aansluitend galerij - heden beglaasd - onder tongewelf. Scheidingsvleugel afwijkend met gesloten arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. waarin rondboogvensters. Bovenvensters met afzonderlijke lekdrempel. Middenpaviljoenen van noord- en zuidvleugel zoals beschreven, van de scheidingsvleugel met geaccelereerd ritme van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en afgedekt door een tentdak met bekronende lantaarn.

Grootgodshuisstraat 7. Groot Godshuis of Pacheco Tehuis ; Tuinen van het Pacheco Instituut (foto 1978).


Interieur. De inwendige inrichting, oorspronkelijk met directeurswoning en
dienstlokalen in de scheidingsvleugel, symmetrische schikking van kamers, zalen en centrale trappenhuizen in de overige vleugels, werd volkomen gewijzigd.
Behouden vestibules met kruisgewelven op vier zuilen en muurpilasters in de ingangspaviljoenen; noordelijke vestibule opgeluisterd door standbeelden van Karel V (P. Puyenbroeck, 1858) en Hendrik I (C.-A. Fraikin, 1858) afkomstig van het Sint-Jansgasthuis, en
Jan I, Maria-Theresia, Jozef II en Leopold I (Guillaume Geefs, 1861-1862) afkomstig van het Sint-Pietersgasthuis. Behouden kapel in het midden van de oostvleugel: cirkelvormige centraalbouw ingeschreven in een vierkante plattegrond, met tweeledige opstand met tribune, casementenkoepel en lantaarn, oorspronkelijk geopend naar de omringende zalen. Dorische zuilen en entablement met trigliefenfries in de eerste geleding, Ionische zuilen in de tweede, Corinthische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in de lantaarn. Opgeluisterd met vier schilderijen: Tronende Madonna, Geloof, Hoop en Barmhartigheid (1830) door F.J. Navez, en een glas-in-loodraam (1899) door B. Bardenhewer.

Bijgebouwen. Westzijde. Centraal voormalig paviljoen voor vrouwelijke kankerpatiënten, waarvoor ontwerp van 1822, op T-vormige plattegrond, met oorspronkelijk één bouwlaag + mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), verhoogd tot twee bouwlagen + mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. naar ontwerp van architect A. Partoes van 1840, onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Begane grond met dubbelhuisopstand geritmeerd door rondbogen op doorgetrokken imposten; rechthoekige bovenvensters met lekdrempel. Ten zuiden voormalige wasserij, gebouwd in 1844, met twee bouwlagen, zeven traveeën en schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., met zelfde ordonnantie. Aansluitend voormalige wachtpost van de Burgerwacht, gebouwd in 1830: zandstenen portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in de afsluitingsmuur aan de Grootgodshuisstraat, met drie rondbogen met imposten op hardstenen pijlers, kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Ten noorden constructie van twee bouwlagen en tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. waarin afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., grenzend aan de Vaartstraat, met rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Oostzijde. Eertijds onder meer dodenhuisje met autopsiezaal, waarvoor ontwerp van 1826, wachtpost voor de brandweer, dispensarium naar ontwerp van architect J.F. Vander Rit van 1869 en architect E. Janlet van 1898, heden gesloopt en vervangen door nieuwe bouw.


Bronnen

Publicaties en studies
COEKELBERGHS D., LOZE P., Un ensemble néo-classique à Bruxelles: le Grand Hospice et le quartier du Béguinage, s.l., 1983.

Tijdschriften
A plus,
 1978-1979, 54, pp. 8-11.