Typologie(ën)
kliniek/hospitaal/ziekenhuis
Spoorwegerfgoed
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1938
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Inventaris(sen)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
De NMBS kwam zwaar gehavend uit de Eerste Wereldoorlog, zowel op het gebied van het spoorwegnet (een kwart van de lijnen was vernield) en het rollend materieel (het park was gedecimeerd) als op dat van het personeel (2100 spoorwegarbeiders sneuvelden tijdens de oorlog). Als gevolg van dit trauma trof de spoorwegmaatschappij een reeks maatregelen die voortvloeiden uit de ervaringen van de oorlog van 1914-1918. In het licht van de verschrikkingen van de eerste gasaanvallen tijdens die oorlog, bouwde ze op de site van het station Schaarbeek-Vorming – een bijzonder strategisch goederen-, rangeer- en onderhoudsstation dat instond voor de bevoorrading van de hoofdstad en van het hele land – een veldhospitaal voor de behandeling van spoorwegarbeiders die door de oorlogsgassen gewond waren geraakt of eraan waren blootgesteld, voordat ze naar een ziekenhuis werden overgebracht (Quoilin, A., Le Rail, 1940). De technische vooruitgang die de luchtvaart tijdens het interbellum boekte, maakte massale luchtbombardementen mogelijk, eventueel vergezeld van een “aerochemische” aanval (het gebruik van bommen gevuld met oorlogsgassen zoals mosterdgas, chloor, enz.).
Toen het Leger in 1939 mobiliseerde, bereidden ook de Belgische Spoorwegen zich op de oorlog voor met de bouw van bunkers voor het personeel van de stations, de voorbereiding van de verduistering, de bouw van schietplaatsen voor de spoorwegkanonnen, de inrichting van ziekentreinen, de uitrusting van motorrijtuigen met gasgeneratoren om brandstof te besparen, enz.
Dit kleine hospitaal, dat de vorm had van een betonnen bunker en op een geheime locatie werd gebouwd, moest de impact van ontploffingen kunnen weerstaan en autonoom werken in geval van gasaanvallen. Met deze installatie wou de NMBS het vertrouwen van haar personeel opkrikken en de initiatieven en voorzorgsmaatregelen bevestigen die de maatschappij trof voor de bescherming van en de hulp aan gewonden, ongeacht de omstandigheden. In 1939 werd aan dit hospitaal trouwens een artikel gewijd in Le Rail, het tijdschrift van de spoorwegarbeiders van de NMBS, meteen na de bouw ervan. Het plan van de hospitaalbunker dat in datzelfde artikel werd gepubliceerd, stelt ons in staat de functie van de verschillende lokalen te bepalen en toont aan dat het bouwwerk in zijn oorspronkelijke staat is behouden.
Vanaf 1943 verhevigden de bombardementen van de geallieerden op de site; tussen maart en augustus 1944 vielen er 814 bommen op de installaties van het station van Schaarbeek, goed voor 85,7% van de explosieven die op de Brusselse spoorwegen werden afgevuurd. De bombardementen kostten verscheidene mensen het leven en brachten de spoorweginstallaties enorme schade toe. De hospitaalbunker, die conform de beste strategische en militaire voorschriften van die tijd was uitgerust, doorstond de bombardementen: hoewel het dak gedeeltelijk werd beschadigd, is het dankzij zijn stevige constructie niet ingestort. Het interieur is intact gebleven.
Uiteindelijk werd de bunker niet als hospitaal gebruikt, maar wel als schuilkelder voor het personeel van het station van Schaarbeek, dat er zijn toevlucht nam bij luchtalarm.
Beschrijving
Sanitaire cel gelegen in de centrale zone van de spoorweginstallaties van Schaarbeek-Vorming, naast het gebouw voor gemengd gebruik en ter hoogte van de Watertorengaarde (zie dit adres). De cel heeft de vorm van een rechthoekige betonnen bunker van 26 meter lang op 12 meter breed, zonder venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., waarvan de muren voldoende dik zijn om gewone bombardementen te kunnen doorstaan. Gasdichte beveiligingsdeuren in staal (Fichet). Dak en grondplaat steken uit over de bekleding van de buitenmuren om directe schokken tegen de wanden te vermijden. Thans buiten gebruik.
Interieur. Ruimte ingedeeld in zeventien compartimenten (hermetisch gesloten cellen) die oorspronkelijk waren uitgerust met kleedkamers waar de slachtoffers van gasaanvallen zich van hun besmette kleren konden ontdoen, stortbaden (die nog altijd bestaan) voor door mosterdgas getroffen slachtoffers, verzorgingszalen, eigen water- en elektriciteitsvoorziening. Gasdichte binnendeuren in staal (Fichet). Plafonds bekleed met staalplaten als bescherming tegen stukken beton die onder druk van de ontploffende bommen konden loskomen. De lucht- en waterzuiveringsinstallaties, de aansluitingen van het stroomaggregaat en, in de meeste lokalen, de houten schappen op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. die langs de muren lopen zijn bewaard gebleven.
Bronnen
Publicaties en studies
Bestemming front. Spoorwegen in België tijdens de Grote Oorlog, Tielt, 2014.
Tijdschriften
Marganne, R., “La cellule sanitaire de Schaerbeek”, Le Rail, 2009, pp. 12, 13.
Quoilin, A., “Une cellule
sanitaire du chemin de fer quelque part en België”, Le Rail, 1940, pp. 21-23.
VAN HEESVELDE, P., “Grandeur et décadence d’une géante. La gare de Schaerbeek”,
Bruxelles entre en gare (Les Cahiers de la Fonderie, 24),
Brussel, 1998, pp. 61-67.
Van Heesvelde, P., “Au service de
deux maîtres. La reprise du travail à la SNCB en 1940”, Une entreprise publique dans la guerre: la SNCF, 1939-1945. Actes. 8e
colloque de l’AHICF: Paris, 21-22 juin 2000, Presses Universitaires de
France, 2001.