Typologie(ën)
klooster/abdij
Ontwerper(s)
FRÈRE STANISLAUS – architect – 1889-1890
INCONNU - ONBEKEND – 1854-1858
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neorenaissance
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31748
Beschrijving
De
aanwezigheid van de kapucijnen te Brussel klimt op tot 1587. Bouw van een
eerste klooster op terreinen tussen de Sint-Gisleinsstraat en de latere zogenoemde
Kapucijnenstraat aangevat in 1587, en beëindigd met de inwijding van de kerk in
1595. In 1651 eerstesteenlegging voor een nieuw klooster, ontworpen door pater
Carolus van Arenberg, waarvan de kerk werd ingewijd in 1652, betrokken in 1653.
Omvatte de kerk met voorplein aan de Hoogstraat, aansluitend een gesloten
kloosterpand en tuinen doorlopend tot de Huidevettersstraat. Opgeheven in 1796,
openbaar verkocht en in 1803-1804 gesloopt.
Nieuwe vestiging van de Kapucijnen te Brussel in 1852, op vraag van de pastoor van de Minimenparochie. Aankoop van een voormalige sterkwaterfabriek - de huidige locatie grenzend aan de Huidevettersstraat en het Vossenplein - in 1852, waarvan de gebouwen voorlopig werden ingericht onder meer met een eerste kapel ingezegend in 1853. Nog uitgebreid met panden grenzend aan de Zuinigheidsstraat in 1856. Eerstesteenlegging voor de nieuwe kerk in 1854, in twee fasen opgetrokken, voltooid in 1862-1863 (zie Vossenplein, Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt).
Huidig kloostercomplex naar ontwerp van broeder Stanislaus (J. Van Iseghem), waarvoor eerstesteenlegging in 1889, voltooid in 1890; opgetrokken na afbraak van de vroegere gebouwen.
Geknikte voorbouw met drie bouwlagen en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Lijstgevel in neo-Vlaamse-renaissancestijl, opgetrokken uit baksteen en hardsteen onder meer voor de sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., speklagen, hoekblokkenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. en kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat.. Tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) uitgewerkt als ingangsrisaliet, opgaand in een getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. top met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., overhoeks topfiaal en ijzeren kruis. RegistersVensterstrook in een topgevel. van zware kruiskozijnen, deur tussen kloosterkozijnen in het risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.; hardstenen korfboogpoort met imposten en sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met bolornament in de rechter traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). boven steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.; drie dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met driepas. Aanleunend, aan drie zijden gesloten kloosterpand, ten zuiden geopend naar de tuin. Sobere baksteenbouw met drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., volgens de traditie van de minorietenkloosters. Oorspronkelijk kleinere cellenvenstertjes, ca. 1904 vergroot met I-balkIJzeren latei met I-profiel.. TraditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). indeling met onder meer een refter, en cellen grenzend aan een omlopende gang.
Oostzijde van het kloosterpand grotendeels ingenomen door een hoger oplopende vleugel met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., aanleunend bij het koor van de kerk, waarmee hij gelijktijdig, in 1854-1858, werd opgetrokken. Fraai overwelfde keuken op de begane grond. Koor van de religieuzen met bewerkte gewelfsleutel, via luiken verbonden met het koor van de kerk op de eerste verdieping.
Bibliotheek, volledig gelambriseerd door middel van houten boekenkasten met galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. en verlicht door een spitsboogvenster met ijzeren roedenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd., ingericht in 1861.
Ruime, beboomde kloostertuin begrensd door de vroegere patronaatsvleugel en omliggende percelen, afgesplitst in 1983.
Nieuwe vestiging van de Kapucijnen te Brussel in 1852, op vraag van de pastoor van de Minimenparochie. Aankoop van een voormalige sterkwaterfabriek - de huidige locatie grenzend aan de Huidevettersstraat en het Vossenplein - in 1852, waarvan de gebouwen voorlopig werden ingericht onder meer met een eerste kapel ingezegend in 1853. Nog uitgebreid met panden grenzend aan de Zuinigheidsstraat in 1856. Eerstesteenlegging voor de nieuwe kerk in 1854, in twee fasen opgetrokken, voltooid in 1862-1863 (zie Vossenplein, Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt).
Huidig kloostercomplex naar ontwerp van broeder Stanislaus (J. Van Iseghem), waarvoor eerstesteenlegging in 1889, voltooid in 1890; opgetrokken na afbraak van de vroegere gebouwen.
Geknikte voorbouw met drie bouwlagen en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Lijstgevel in neo-Vlaamse-renaissancestijl, opgetrokken uit baksteen en hardsteen onder meer voor de sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., speklagen, hoekblokkenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. en kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat.. Tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) uitgewerkt als ingangsrisaliet, opgaand in een getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. top met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., overhoeks topfiaal en ijzeren kruis. RegistersVensterstrook in een topgevel. van zware kruiskozijnen, deur tussen kloosterkozijnen in het risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.; hardstenen korfboogpoort met imposten en sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met bolornament in de rechter traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). boven steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.; drie dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met driepas. Aanleunend, aan drie zijden gesloten kloosterpand, ten zuiden geopend naar de tuin. Sobere baksteenbouw met drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., volgens de traditie van de minorietenkloosters. Oorspronkelijk kleinere cellenvenstertjes, ca. 1904 vergroot met I-balkIJzeren latei met I-profiel.. TraditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). indeling met onder meer een refter, en cellen grenzend aan een omlopende gang.
Oostzijde van het kloosterpand grotendeels ingenomen door een hoger oplopende vleugel met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., aanleunend bij het koor van de kerk, waarmee hij gelijktijdig, in 1854-1858, werd opgetrokken. Fraai overwelfde keuken op de begane grond. Koor van de religieuzen met bewerkte gewelfsleutel, via luiken verbonden met het koor van de kerk op de eerste verdieping.
Bibliotheek, volledig gelambriseerd door middel van houten boekenkasten met galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. en verlicht door een spitsboogvenster met ijzeren roedenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd., ingericht in 1861.
Ruime, beboomde kloostertuin begrensd door de vroegere patronaatsvleugel en omliggende percelen, afgesplitst in 1983.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 22820 (1889-1890).
Publicaties en studies
BOEVE A., 400 jaar Kapucijnen in Brussel 1587- 1987, Brussel, 1987.
Bouwgeschiedenis van het klooster te Brussel. Uittreksels uit het Archief (onuitgegeven manuscript).