

St.-Antonius-van-Paduakerk & klooster van de minderbroeders-konventuelen
Artesiëstraat 17-19
Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
klooster/abdij
klooster/abdij
Ontwerper(s)
P.J.H. CUYPERS – 1871-1888
Stijlen
Neogotiek
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 32015
Beschrijving
Kerk
en klooster in neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl, op L-vormige aanleg, rond een ommuurde
voortuin.
In 1862 aankoop van het bouwterrein, aankomst van de eerste religieuzen en aanvang van de bouw van een eerste kapel, die in 1863 werd opengesteld. In 1868 eerstesteenlegging van de nieuwe kerk naar ontwerp van architect P.J.H. Cuypers (Amsterdam); bouw in 1871 met uitzondering van de vieringtoren beëindigd; in 1872 inzegening van de kerk, gevolgd door de consecratie van het hoogaltaar in 1876. Eveneens in 1872, na afbraak van de eerste kapel, aanvang van de bouw van de kloostervleugel, door dezelfde architect, in 1873 voltooid. In 1887 aanzet van de vieringtoren onder leiding van architect J.Th.J. Cuypers, in 1888 voltooid. Binnenaankleding geleidelijk uitgevoerd tussen 1871 en 1891.
Kerk
Ingeplant ten westen van de kloostervleugel, aan drie zijden ingesloten door aangrenzende percelen, via twee lange gangen bereikbaar vanuit respectievelijk Artesiëstraat en Bodegemstraat.
Neogotische kerk geïnspireerd op de Franse en Rijnlandse vroeggotiek. Bescheiden, doch representatieve realisatie uit Cuypers ’ eerste periode, met uitzonderlijk intact interieur. Vroeg voorbeeld, typerend voor de synthetische fase van de neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors., in België, gekenmerkt door een eigentijdse interpretatie van de gotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. architectuur, met aandacht voor een rationele constructie, materiaalexpressie en een oorspronkelijk ruimteconcept, bezield door een diepgaande spiritualiteit.
Driebeukig, met basilicaal schip van twee dubbele traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); transept, ten oosten licht uitspringend, en zuidelijk-georiënteerd hallenkoor van drie ondiepe traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met vlakke koorsluiting. Sacristie ten zuiden. Geheel opgetrokken uit baksteen met schaarse verwerking van natuursteen ; gecombineerde bedaking (kunstleien).
Voorportaal in Artesiëstraat : puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met schouderstukken en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel). ; spitsboogportaal op colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met knoppenkapiteel onder dito blindnis met ingeschreven driepasboog en bladwerkconsole, waarin Sint-Antonius-van-Paduabeeld.
Aansluitende gang geritmeerd door steunberen en tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst..
Grotendeels ingebouwde noordgevel met radvenster (achtpas) en kruis op top, geflankeerd door ronde traptorens met spitse galmgaten in bovenste geleding en kegelvormige spits (leien).
Oostgevel aan binnentuin, in sober metselwerk met contrasterende ontlastingsbogenBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., en tandlijsten en overhoekse baksteenfriezen onder de daklijst op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Hoge middenbeuk onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en lage zijbeuk onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., geritmeerd door steunberen; respectievelijk spitsbogige vierlichten onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en éénlichten. Transept gemarkeerd door puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met hoeksteunberen, pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).; dubbele rij vierlichten, oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en radvenster (achtpas), klimmend vijflicht in top. Koortravee met tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster..
Octogonale kruisingtoren : trommelAan de motoras bevestigd, een gegroefde cilinder waarop de tractiekabels van de cabine en het tegengewicht worden opgewonden en afgewikkeld. met alternerend spitsbogige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en blindnissen onder achtpas, ingeschreven in spitsboognis ; naaldspits (leien) met dubbele krans dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., de bovenste opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen..
Eenheidsvol neogotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. interieur met polychrome beschilderingsimitatie van bak-en natuursteenparement, sjabloonpartijen en monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. taferelen - op pleister- en metselwerk, gecombineerd met schoon metselwerk. Ruimteconcept gebaseerd op de tegenstelling tussen het normale basilicale schip met gebonden stelsel volgens vierkante module, en het optisch verlengd hallenkoor met geaccelereerd traveeritme en doorbroken achterwand met functie van diafragma, met de octogonale kruisingkoepel als centraal bindend gegeven. Drieledige opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. in het schip : spitsboogarcaden op zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en polygonaleRegelmatige veelhoek. pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met bladkapiteel, voortgezet onder het doksaal, triforium met ingeschreven driepasbogen, oplopend in de spitsbooglichten. Overkluizing van beuken, transeptarmen en koor door gemetselde kruisribgewelven met afgeplatte scheibogen, opgevangen door polygonale en kruispijlers en colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met bladkapiteel; luchtbogen en steunberen geïncorporeerd in de zijbeuken. Kruising onder pendentievenkoepel met galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden., vensterzone en straalgewelf op colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.. Tribune (officiekapel) op spitsboogarcade in het oostelijke zijkoor.
Meubilair
Fraaie, eenheidsvolle, neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stoffering, geconcipieerd door P.J.H. Cuypers. Doorgedreven iconografisch programma met narratief en symbolisch karakter, rond thema’s met betrekking tot de conventuelenorde en haar patroonheiligen, en de Eucharistie.
Muurschilderingen (1891), in middenbeuk (historiek van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis), koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., Sint-Franciscus- en vroegere Heilig Hartkapel.
Gepolychromeerd en verguld meubilair met overvloedig beeldhouwwerk door het atelier Cuypers & Stoltzenberg (Roermond) : hoogaltaar (1871- 1879), Sint-Franciskusaltaar (1882), Sint-Antoniustroon (1885), preekstoel (1885), triomfkruis (1891), biechtstoelen (1871 en 1891). GotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. Onze- Lieve-Vrouw-van-Vogelzang (14e eeuw), naar verluidt afkomstig van het voormalige recollettenklooster. Orgel (1874) door F. Loret (Mechelen). Eiken koorbanken (1893). Glasramen van koor (1872) door Maréchal & Champigneulle (Metz), transept
en doksaal (1891) door F. Nicolas & Zonen (Roermond), St.-Franciskuskapel (1891) door Cuypers & Stoltzenberg (Roermond).
Kloostervleugel met drie bouwlagen en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. + dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Eenvoudige neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. baksteenarchitectuur verlevendigd door overhoekse friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en voorzien van sierankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief.. Oostgevel aan Artesiëstraat : tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met schouderstukken, geritmeerd door spitsboogvormige lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries).. Korfboogdeur en spitse vierlichten in linkertravee, spitse tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. op begane grond van vrijwel blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. rechtertravee ; centrale nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld. met getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. voor ontbrekend beeld. Twee- en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in top. Noordgevel aan binnentuin, geritmeerd door steunberen; licht getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met afzaatAflopend bovenvlak van een dorpel..
In 1862 aankoop van het bouwterrein, aankomst van de eerste religieuzen en aanvang van de bouw van een eerste kapel, die in 1863 werd opengesteld. In 1868 eerstesteenlegging van de nieuwe kerk naar ontwerp van architect P.J.H. Cuypers (Amsterdam); bouw in 1871 met uitzondering van de vieringtoren beëindigd; in 1872 inzegening van de kerk, gevolgd door de consecratie van het hoogaltaar in 1876. Eveneens in 1872, na afbraak van de eerste kapel, aanvang van de bouw van de kloostervleugel, door dezelfde architect, in 1873 voltooid. In 1887 aanzet van de vieringtoren onder leiding van architect J.Th.J. Cuypers, in 1888 voltooid. Binnenaankleding geleidelijk uitgevoerd tussen 1871 en 1891.
Kerk
Ingeplant ten westen van de kloostervleugel, aan drie zijden ingesloten door aangrenzende percelen, via twee lange gangen bereikbaar vanuit respectievelijk Artesiëstraat en Bodegemstraat.
Neogotische kerk geïnspireerd op de Franse en Rijnlandse vroeggotiek. Bescheiden, doch representatieve realisatie uit Cuypers ’ eerste periode, met uitzonderlijk intact interieur. Vroeg voorbeeld, typerend voor de synthetische fase van de neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors., in België, gekenmerkt door een eigentijdse interpretatie van de gotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. architectuur, met aandacht voor een rationele constructie, materiaalexpressie en een oorspronkelijk ruimteconcept, bezield door een diepgaande spiritualiteit.
Driebeukig, met basilicaal schip van twee dubbele traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); transept, ten oosten licht uitspringend, en zuidelijk-georiënteerd hallenkoor van drie ondiepe traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met vlakke koorsluiting. Sacristie ten zuiden. Geheel opgetrokken uit baksteen met schaarse verwerking van natuursteen ; gecombineerde bedaking (kunstleien).
Voorportaal in Artesiëstraat : puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met schouderstukken en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel). ; spitsboogportaal op colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met knoppenkapiteel onder dito blindnis met ingeschreven driepasboog en bladwerkconsole, waarin Sint-Antonius-van-Paduabeeld.
Aansluitende gang geritmeerd door steunberen en tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst..
Grotendeels ingebouwde noordgevel met radvenster (achtpas) en kruis op top, geflankeerd door ronde traptorens met spitse galmgaten in bovenste geleding en kegelvormige spits (leien).
Oostgevel aan binnentuin, in sober metselwerk met contrasterende ontlastingsbogenBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., en tandlijsten en overhoekse baksteenfriezen onder de daklijst op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Hoge middenbeuk onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en lage zijbeuk onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., geritmeerd door steunberen; respectievelijk spitsbogige vierlichten onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en éénlichten. Transept gemarkeerd door puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met hoeksteunberen, pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).; dubbele rij vierlichten, oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en radvenster (achtpas), klimmend vijflicht in top. Koortravee met tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster..
Octogonale kruisingtoren : trommelAan de motoras bevestigd, een gegroefde cilinder waarop de tractiekabels van de cabine en het tegengewicht worden opgewonden en afgewikkeld. met alternerend spitsbogige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en blindnissen onder achtpas, ingeschreven in spitsboognis ; naaldspits (leien) met dubbele krans dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., de bovenste opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen..
Eenheidsvol neogotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. interieur met polychrome beschilderingsimitatie van bak-en natuursteenparement, sjabloonpartijen en monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. taferelen - op pleister- en metselwerk, gecombineerd met schoon metselwerk. Ruimteconcept gebaseerd op de tegenstelling tussen het normale basilicale schip met gebonden stelsel volgens vierkante module, en het optisch verlengd hallenkoor met geaccelereerd traveeritme en doorbroken achterwand met functie van diafragma, met de octogonale kruisingkoepel als centraal bindend gegeven. Drieledige opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. in het schip : spitsboogarcaden op zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en polygonaleRegelmatige veelhoek. pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met bladkapiteel, voortgezet onder het doksaal, triforium met ingeschreven driepasbogen, oplopend in de spitsbooglichten. Overkluizing van beuken, transeptarmen en koor door gemetselde kruisribgewelven met afgeplatte scheibogen, opgevangen door polygonale en kruispijlers en colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met bladkapiteel; luchtbogen en steunberen geïncorporeerd in de zijbeuken. Kruising onder pendentievenkoepel met galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden., vensterzone en straalgewelf op colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.. Tribune (officiekapel) op spitsboogarcade in het oostelijke zijkoor.
Meubilair
Fraaie, eenheidsvolle, neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stoffering, geconcipieerd door P.J.H. Cuypers. Doorgedreven iconografisch programma met narratief en symbolisch karakter, rond thema’s met betrekking tot de conventuelenorde en haar patroonheiligen, en de Eucharistie.
Muurschilderingen (1891), in middenbeuk (historiek van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis), koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., Sint-Franciscus- en vroegere Heilig Hartkapel.
Gepolychromeerd en verguld meubilair met overvloedig beeldhouwwerk door het atelier Cuypers & Stoltzenberg (Roermond) : hoogaltaar (1871- 1879), Sint-Franciskusaltaar (1882), Sint-Antoniustroon (1885), preekstoel (1885), triomfkruis (1891), biechtstoelen (1871 en 1891). GotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. Onze- Lieve-Vrouw-van-Vogelzang (14e eeuw), naar verluidt afkomstig van het voormalige recollettenklooster. Orgel (1874) door F. Loret (Mechelen). Eiken koorbanken (1893). Glasramen van koor (1872) door Maréchal & Champigneulle (Metz), transept
en doksaal (1891) door F. Nicolas & Zonen (Roermond), St.-Franciskuskapel (1891) door Cuypers & Stoltzenberg (Roermond).
Kloostervleugel met drie bouwlagen en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. + dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Eenvoudige neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. baksteenarchitectuur verlevendigd door overhoekse friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en voorzien van sierankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief.. Oostgevel aan Artesiëstraat : tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met schouderstukken, geritmeerd door spitsboogvormige lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries).. Korfboogdeur en spitse vierlichten in linkertravee, spitse tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. op begane grond van vrijwel blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. rechtertravee ; centrale nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld. met getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. voor ontbrekend beeld. Twee- en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in top. Noordgevel aan binnentuin, geritmeerd door steunberen; licht getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met afzaatAflopend bovenvlak van een dorpel..
Bronnen
Archieven
SAB/OW 6852 (1862-1888).
Tijdschriften
BRAEKEN J., De Sint-Antonius-van-Paduakerk in Brussel (M & L, 1985, 3, p. 9-23).
L’Emulation, 1897, pi. 47-57.