Typologie(ën)

kerk/kathedraal/basiliek
klooster/abdij

Ontwerper(s)

P.J.H. CUYPERS1871-1888

Juridisch statuut

Beschermd sinds 16 oktober 2003

Stijlen

Neogotiek

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 32015
lees meer

Beschrijving

Kerk en klooster in neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl, op L-vormige aanleg, rond een ommuurde voortuin.
In 1862 aankoop van het bouwterrein, aankomst van de eerste religieuzen en aanvang van de bouw van een eerste kapel, die in 1863 werd opengesteld. In 1868 eerstesteenlegging van de nieuwe kerk naar ontwerp van architect P.J.H. Cuypers (Amsterdam); bouw in 1871 met uitzondering van de vieringtoren beëindigd; in 1872 inzegening van de kerk, gevolgd door de consecratie van het hoogaltaar in 1876. Eveneens in 1872, na afbraak van de eerste kapel, aanvang van de bouw van de kloostervleugel, door dezelfde architect, in 1873 voltooid. In 1887 aanzet van de vieringtoren onder leiding van architect J.Th.J. Cuypers, in 1888 voltooid. Binnenaankleding geleidelijk uitgevoerd tussen 1871 en 1891.

Kerk
Ingeplant ten westen van de kloostervleugel, aan drie zijden ingesloten door aangrenzende percelen, via twee lange gangen bereikbaar vanuit respectievelijk Artesiëstraat en Bodegemstraat.
Neogotische kerk geïnspireerd op de Franse en Rijnlandse vroeggotiek. Bescheiden, doch representatieve realisatie uit Cuypers ’ eerste periode, met uitzonderlijk intact interieur. Vroeg voorbeeld, typerend voor de synthetische fase van de neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors., in België, gekenmerkt door een eigentijdse interpretatie van de gotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. architectuur, met aandacht voor een rationele constructie, materiaalexpressie en een oorspronkelijk ruimteconcept, bezield door een diepgaande spiritualiteit.
Driebeukig, met basilicaal schip van twee dubbele traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); transept, ten oosten licht uitspringend, en zuidelijk-georiënteerd hallenkoor van drie ondiepe traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met vlakke koorsluiting. Sacristie ten zuiden. Geheel opgetrokken uit baksteen met schaarse verwerking van natuursteen ; gecombineerde bedaking (kunstleien).
Voorportaal in Artesiëstraat : puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met schouderstukken en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel). ; spitsboogportaal op colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met knoppenkapiteel onder dito blindnis met ingeschreven driepasboog en bladwerkconsole, waarin Sint-Antonius-van-Paduabeeld.
Aansluitende gang geritmeerd door steunberen en tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst..
Grotendeels ingebouwde noordgevel met radvenster (achtpas) en kruis op top, geflankeerd door ronde traptorens met spitse  galmgaten in bovenste geleding en kegelvormige spits  (leien).
Oostgevel aan binnentuin, in sober metselwerk met contrasterende ontlastingsbogenBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., en tandlijsten en overhoekse baksteenfriezen onder de daklijst op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Hoge middenbeuk onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en lage zijbeuk onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., geritmeerd door steunberen; respectievelijk spitsbogige vierlichten onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en éénlichten. Transept gemarkeerd door puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met hoeksteunberen, pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).; dubbele rij vierlichten, oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en radvenster (achtpas), klimmend vijflicht in top. Koortravee met tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster..

Octogonale kruisingtoren : trommelAan de motoras bevestigd, een gegroefde cilinder waarop de tractiekabels van de cabine en het tegengewicht worden opgewonden en afgewikkeld.  met alternerend spitsbogige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en blindnissen onder achtpas, ingeschreven in spitsboognis ; naaldspits (leien) met dubbele krans dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., de bovenste opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen..
Eenheidsvol neogotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. interieur met polychrome beschilderingsimitatie van bak-en natuursteenparement, sjabloonpartijen en monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. taferelen - op pleister- en metselwerk, gecombineerd met schoon metselwerk. Ruimteconcept gebaseerd op de tegenstelling tussen het normale basilicale schip met gebonden stelsel volgens vierkante module, en het optisch verlengd hallenkoor met geaccelereerd traveeritme en doorbroken achterwand met functie van diafragma, met de octogonale kruisingkoepel als centraal bindend gegeven. Drieledige opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. in het schip : spitsboogarcaden op zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en polygonaleRegelmatige veelhoek. pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met bladkapiteel, voortgezet onder het doksaal, triforium met ingeschreven driepasbogen, oplopend in de spitsbooglichten. Overkluizing van beuken, transeptarmen en koor door gemetselde kruisribgewelven met afgeplatte scheibogen, opgevangen door polygonale en kruispijlers en colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met bladkapiteel; luchtbogen en steunberen geïncorporeerd in de zijbeuken. Kruising onder pendentievenkoepel met galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden., vensterzone en straalgewelf op colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.. Tribune (officiekapel) op spitsboogarcade in het oostelijke zijkoor.

Meubilair
Fraaie, eenheidsvolle, neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stoffering, geconcipieerd door P.J.H. Cuypers. Doorgedreven iconografisch programma met narratief en symbolisch karakter, rond thema’s met betrekking tot de conventuelenorde en haar patroonheiligen, en de Eucharistie.
Muurschilderingen (1891), in middenbeuk (historiek van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis), koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., Sint-Franciscus- en vroegere Heilig Hartkapel.
Gepolychromeerd en verguld meubilair met overvloedig beeldhouwwerk door het atelier Cuypers & Stoltzenberg (Roermond) : hoogaltaar (1871- 1879), Sint-Franciskusaltaar (1882), Sint-Antoniustroon (1885), preekstoel (1885), triomfkruis (1891), biechtstoelen (1871 en 1891). GotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. Onze- Lieve-Vrouw-van-Vogelzang (14e eeuw), naar verluidt afkomstig van het voormalige recollettenklooster. Orgel (1874) door F. Loret (Mechelen). Eiken koorbanken (1893). Glasramen van koor (1872) door Maréchal & Champigneulle (Metz), transept
en doksaal (1891) door F. Nicolas & Zonen (Roermond), St.-Franciskuskapel (1891) door Cuypers & Stoltzenberg (Roermond).

Kloostervleugel
met drie bouwlagen en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. + dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Eenvoudige neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. baksteenarchitectuur verlevendigd door overhoekse friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en voorzien van sierankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief.. Oostgevel aan Artesiëstraat : tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met schouderstukken, geritmeerd door spitsboogvormige  lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries).. Korfboogdeur en spitse  vierlichten in linkertravee, spitse  tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. op begane grond van vrijwel blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. rechtertravee ; centrale nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld. met getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. voor ontbrekend beeld. Twee- en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in top. Noordgevel aan binnentuin, geritmeerd door steunberen; licht getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met afzaatAflopend bovenvlak van een dorpel..

Bronnen

Archieven
SAB/OW 6852 (1862-1888).


Tijdschriften
BRAEKEN J., 
De Sint-Antonius-van-Paduakerk in Brussel (M & L, 1985, 3, p. 9-23).
L’Emulation, 1897, pi. 47-57.