













Typologie(ën)
herenhuis
opslagplaats/loods
historische lift
opslagplaats/loods
historische lift
Ontwerper(s)
PAULUSSEN – architect – 1856-1857
INCONNU - ONBEKEND – 1742
Henri VAN LEUVEN – architect – 1901-1913
INCONNU - ONBEKEND – 1600-1700
Stijlen
Neoclassicisme
Rococo
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Inventaris van de historische liften (Homegrade - DPC)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31739
Beschrijving
Nr.
59. Voormalig refugium van de benedictijnenabdij van Gembloux. Hier
minstens gevestigd vanaf 1742, openbaar verkocht in 1794. Leerlooierij vanaf
1809 vermoedelijk zonder onderbreking tot 1904; later, tot 1976, deel uitmakend
van het gebouwencomplex van de firma «Jules Waucquez & Cie, sinds
1980 Stadsarchief.
Herenhuis met twee en halve bouwlaag en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder steil, licht geknikt zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok parallel met de straat, kunstleien) met aandaken. TraditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). baksteenconstructie met lagen van zandsteen uit de 17e eeuw, met aanpassingen uit de 18e en 19e eeuw. Bovenste halve bouwlaag toegevoegd, vermoedelijk in de 18e eeuw, mogelijk ter vervanging van vroegere dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met behoud van de oorspronkelijke dakkap. Gerestaureerd in 1984-1985.
BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde voorgevel met afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en muurankers met gekrulde spie op de eerste twee bouwlagen. Aangepaste rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., haast vierkant op de bovenste verdieping, met lekdrempel; klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst.. Brede korfboogpoort in de rechter traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met hardstenen omlijsting in overgangsstijl Lodewijk XIV/Lodewijk XV uit midden 18e eeuw: met spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. versierd kwarthol beloop vanaf neuten, met imposten en gegroefde sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., onder spiegelboogvormige zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. en een gestrekte, geprofileerde en gekorniste waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.; houten vleugeldeur en ijzeren waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer. met tweevoudige radiale tracering uit de 19e eeuw.
Gedecapeerde achtergevel van baksteen met zandstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., speklagen in het verlengde van de dorpelsOnderdorpel van een deur., kwartholle neggenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. van voormalige kruiskozijnen met wigvormige ontlasting op de eerste twee bouwlagen en wellicht hergebruikte op de derde bouwlaag, en steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.; rechte muurankers. Zelfde ordonnantie; korfboogpoort in hardstenen omlijsting met imposten en sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., onder bolkozijn, in de poorttravee. Ingesnoerde zijtuitgevel met vernieuwd bak- en zandsteenparement, in oorsprong wellicht een gemene muur.
Interieur; trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met eikenhouten trap, gelambriseerde salons met schouwen en plafonds op de beneden- en eerste verdieping, in régence-Lodewijk XV-stijl uit midden 18e eeuw; overwelfde kelders waarin gotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. schouw.
Voormalige stallingen (?) aan de westzijde van de binnenplaats van het Stadsarchief. Verankerde baksteenbouw, in het metselwerk gedateerd 1742, met twee bouwlagen en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien). Naar verluidt wederopgebouwd (?) in 1936. Vlakke hardstenen korfboogarcade van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met sluitstenenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en imposten op pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), geflankeerd door rechthoekige openingen, op de begane grond. SteekboogvenstersBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. in vlakke hardstenen omlijsting met hoekblokkenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. en sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. op de bovenverdieping, in de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verrijkt met flankerende volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en een gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op gestrekte uiteinden. Eronder een hardstenen gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met abbatiaal wapenschild, gedateerd 1740 of 1742. Daklijst boven steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.. Centrale, getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op gestrekte uiteinden. Links hoekpaviljoen met rondboogdeur onder driezijdig mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken..
Nr. 65. Archief van de Stad Brussel. Voormalig complex van de firma Jules Waucquez & Cie, groothandel in stoffen, hier gevestigd van bij de oprichting in 1901 tot 1976. Stadsarchief sinds 1980. Geheel gevormd door de panden Huidevettersstraat nr. 57 tot 73, en bedrijfsgebouwen doorlopend tot de Vander Haegenstraat.
Voorbouw.
Samenstel van neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. breedhuizen, onderling verbonden door de eenvormig aangepaste gelijkvloerse verdieping; drie bouwlagen en in totaal dertien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevels met kordongeleding, geriemde vensteromlijstingen en klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Kern gevormd door gebouwen van de voormalige zogenaamd Brasserie Kaeckenbeek, naar ontwerp van architect Paulussen van 1856-1857, oorspronkelijk met twee bouwlagen en tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geritmeerd door twee poortrisalieten. Opgesplitst in vier afzonderlijke woningen en verbouwd tot het huidige volume, waarvoor bouwaanvraag van 1871: de oorspronkelijke drie linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) werden gesloopt en wederopgebouwd tot twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. enkelhuizen met drie bouwlagen en elk twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); de overige zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) werden met een derde bouwlaag verhoogd en opgedeeld in twee woningen. Later opnieuw samengevoegd, met incorporatie van een rechter aanpalend enkelhuis van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). GetoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. koetspoort onder entablement in het huidige middenrisaliet; ijzeren venstertralies op de begane grond. Gerenoveerd in 1988-1989 door architecten De Smedt en Ramon.
Voormalige bedrijfsgebouwen.
L-vormig complex met drie belangrijke bouwcampagnes, naar ontwerp van architect H. Van Leuven van 1901, 1904 en 1913, toen drie bouwlagen; later nog veelvuldig aangepast en verhoogd. GecementeerdeMet portlandcement bestrijken. gevels met verwerking van hardsteen, met brede muuropeningen, heden zes bouwlagen. Structuur van beton; gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.. Markant trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en liftkooi. Heden in gebruik als leeszaal en magazijn.
Nr. 71. Herenhuis laat-classicistische stijl, uit eind 18e, begin 19e eeuw.
Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met drie bouwlagen + mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., haast vierkant op de lagere derde bouwlaag; latere doorgetrokken lekdrempels en stucomlijstingen op de bovenverdiepingen. Brede rondboogpoort in de linker traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met geprofileerde booglijst op imposten en spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. in de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is., geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. overgaand in de gegroefde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. van de gestrekte waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.; latere houten vleugeldeur en ijzeren waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer.. Klassieke gevelbeëindiging. Heden deel uitmakend van het Stadsarchief.
Herenhuis met twee en halve bouwlaag en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder steil, licht geknikt zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (nok parallel met de straat, kunstleien) met aandaken. TraditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). baksteenconstructie met lagen van zandsteen uit de 17e eeuw, met aanpassingen uit de 18e en 19e eeuw. Bovenste halve bouwlaag toegevoegd, vermoedelijk in de 18e eeuw, mogelijk ter vervanging van vroegere dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met behoud van de oorspronkelijke dakkap. Gerestaureerd in 1984-1985.
BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde voorgevel met afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en muurankers met gekrulde spie op de eerste twee bouwlagen. Aangepaste rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., haast vierkant op de bovenste verdieping, met lekdrempel; klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst.. Brede korfboogpoort in de rechter traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met hardstenen omlijsting in overgangsstijl Lodewijk XIV/Lodewijk XV uit midden 18e eeuw: met spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. versierd kwarthol beloop vanaf neuten, met imposten en gegroefde sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., onder spiegelboogvormige zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. en een gestrekte, geprofileerde en gekorniste waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.; houten vleugeldeur en ijzeren waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer. met tweevoudige radiale tracering uit de 19e eeuw.
Gedecapeerde achtergevel van baksteen met zandstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., speklagen in het verlengde van de dorpelsOnderdorpel van een deur., kwartholle neggenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. van voormalige kruiskozijnen met wigvormige ontlasting op de eerste twee bouwlagen en wellicht hergebruikte op de derde bouwlaag, en steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.; rechte muurankers. Zelfde ordonnantie; korfboogpoort in hardstenen omlijsting met imposten en sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., onder bolkozijn, in de poorttravee. Ingesnoerde zijtuitgevel met vernieuwd bak- en zandsteenparement, in oorsprong wellicht een gemene muur.
Interieur; trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met eikenhouten trap, gelambriseerde salons met schouwen en plafonds op de beneden- en eerste verdieping, in régence-Lodewijk XV-stijl uit midden 18e eeuw; overwelfde kelders waarin gotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. schouw.
Voormalige stallingen (?) aan de westzijde van de binnenplaats van het Stadsarchief. Verankerde baksteenbouw, in het metselwerk gedateerd 1742, met twee bouwlagen en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien). Naar verluidt wederopgebouwd (?) in 1936. Vlakke hardstenen korfboogarcade van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met sluitstenenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en imposten op pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), geflankeerd door rechthoekige openingen, op de begane grond. SteekboogvenstersBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. in vlakke hardstenen omlijsting met hoekblokkenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. en sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. op de bovenverdieping, in de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verrijkt met flankerende volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en een gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op gestrekte uiteinden. Eronder een hardstenen gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met abbatiaal wapenschild, gedateerd 1740 of 1742. Daklijst boven steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.. Centrale, getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op gestrekte uiteinden. Links hoekpaviljoen met rondboogdeur onder driezijdig mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken..
Nr. 65. Archief van de Stad Brussel. Voormalig complex van de firma Jules Waucquez & Cie, groothandel in stoffen, hier gevestigd van bij de oprichting in 1901 tot 1976. Stadsarchief sinds 1980. Geheel gevormd door de panden Huidevettersstraat nr. 57 tot 73, en bedrijfsgebouwen doorlopend tot de Vander Haegenstraat.
Voorbouw.
Samenstel van neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. breedhuizen, onderling verbonden door de eenvormig aangepaste gelijkvloerse verdieping; drie bouwlagen en in totaal dertien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevels met kordongeleding, geriemde vensteromlijstingen en klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Kern gevormd door gebouwen van de voormalige zogenaamd Brasserie Kaeckenbeek, naar ontwerp van architect Paulussen van 1856-1857, oorspronkelijk met twee bouwlagen en tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geritmeerd door twee poortrisalieten. Opgesplitst in vier afzonderlijke woningen en verbouwd tot het huidige volume, waarvoor bouwaanvraag van 1871: de oorspronkelijke drie linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) werden gesloopt en wederopgebouwd tot twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. enkelhuizen met drie bouwlagen en elk twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); de overige zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) werden met een derde bouwlaag verhoogd en opgedeeld in twee woningen. Later opnieuw samengevoegd, met incorporatie van een rechter aanpalend enkelhuis van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). GetoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. koetspoort onder entablement in het huidige middenrisaliet; ijzeren venstertralies op de begane grond. Gerenoveerd in 1988-1989 door architecten De Smedt en Ramon.
Voormalige bedrijfsgebouwen.
L-vormig complex met drie belangrijke bouwcampagnes, naar ontwerp van architect H. Van Leuven van 1901, 1904 en 1913, toen drie bouwlagen; later nog veelvuldig aangepast en verhoogd. GecementeerdeMet portlandcement bestrijken. gevels met verwerking van hardsteen, met brede muuropeningen, heden zes bouwlagen. Structuur van beton; gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.. Markant trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en liftkooi. Heden in gebruik als leeszaal en magazijn.
Nr. 71. Herenhuis laat-classicistische stijl, uit eind 18e, begin 19e eeuw.
Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met drie bouwlagen + mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., haast vierkant op de lagere derde bouwlaag; latere doorgetrokken lekdrempels en stucomlijstingen op de bovenverdiepingen. Brede rondboogpoort in de linker traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met geprofileerde booglijst op imposten en spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. in de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is., geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. overgaand in de gegroefde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. van de gestrekte waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.; latere houten vleugeldeur en ijzeren waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer.. Klassieke gevelbeëindiging. Heden deel uitmakend van het Stadsarchief.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 22729 (1856-1857), 22765 (1871), 4876 (1901), 4875 (1904), 23678 (1913).