UZ Sint-Pieter
Hoogstraat 296a-296b-296c-298-298a-298b-298c-300-300a-302-304, 308-312-314-316-318-320, 322
Typologie(ën)
kliniek/hospitaal/ziekenhuis
Ontwerper(s)
Jean-Baptiste DEWIN – architect – 1926-1935
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31228
Beschrijving
Uitgestrekt complex
in het blok gevormd door de Hoogstraat, Fazantenstraat, Wolstraat,
Montserratstraat en Abrikozeboomstraat.
In oorsprong een leprozerie gelegen buiten de eerste stadsomwalling, waarvan het ontstaan opklimt tot de tweede helft van de 12e eeuw, en die in 1270 onder de bescherming werd geplaatst van hertog Jan I. Een periode van bloei en wederopbouw in de 13e eeuw, werd vanaf de 14e eeuw gevolgd door verval en een geleidelijke afname van de ziekenzorg, gelijk met de omvorming van de instelling tot een contemplatief augustinessenklooster. Na de opheffing van het klooster in 1783, kregen de gebouwen een nieuwe bestemming als Koninklijk Gasthuis. Omgedoopt tot Grand Hospice Civile, later Sint-Pietersgasthuis tijdens de Franse overheersing, onder beheer van het Bestuur der Godshuizen. Van dan af uitgebouwd tot één der drie belangrijkste inrichtingen voor ziekenzorg te Brussel - naast het Fermerijgasthuis en het Sint-Jansgasthuis - aanvankelijk bestemd voor gebrekkigen en ongeneeslijk zieken, vanaf 1801 toegespitst op de zorg voor onder meer acute en besmettelijke ziekten, heel- en verloskunde.
Wederopbouw van het gasthuis in neoclassicistische stijl naar ontwerp van de architect A. Partoes, in 1848-1859, met latere uitbreidingen.
Bouw van het huidige Universitair Ziekenhuis door de Stad Brussel, de COO (huidig OCMW) en de ULB met steun van de Rockefellerstichting - waarvoor overeenkomst van 1920 -, als algemeen ziekenhuis verbonden met de Faculteit Geneeskunde (zie Waterloolaan nr. 115) en de universitaire verpleegstersschool Edith Cavell-Marie Depage.
Gebouwencomplex naar ontwerp van architect Jean-Baptiste Dewin van 1926-1932, waarvoor eerstesteenlegging in 1929, ingehuldigd in 1935. De plattegrond beschrijft een centraal gelegen hoofdgebouw of algemeen ziekenhuis, een isoleerpaviljoen aan de Montserratstraat (nr. 35), een administratiegebouw van de COO (OCMW) en verpleegstersschool/-home aan de Hoogstraat, een dodenhuis/kapel aan de Wolstraat (nr. 103), en voorts enkele kleine paviljoenen op het binnenterrein. Oorspronkelijke capaciteit van 545 bedden, uitbreidbaar met 100 eenheden. Functionele architectuur met bescheiden art deco-inslag in de afwerking. Gevels van baksteen, met verwerking van hardsteen, de hoogste verdieping gecementeerdMet portlandcement bestrijken.; metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met typische roeden en glas-in-lood paneeltjes. Hoofdgebouwen met souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en gemiddeld zes bouwlagen Administratiegebouw en verpleegsters-school-home bestaande uit twee onderscheiden blokken, beide met een door midden- en hoekrisalieten, pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en vensternissen geritmeerd gevelfront; respectievelijk negentien en dertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Horizontale geleding in de benedenbouw, gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. bovenverdieping en twee inspringende attiekverdiepingenVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. . Sterk geaccentueerde risalieten met uitkragende middenpartij en decoratief beeldhouwwerk in de bekroning. Doorlopende reeks winkelpuien met zij-ingang, fraaie ijzeren deurrooster en bovenlicht, op de met marmer beklede begane grond, beschermd door een luifel met glasstenen.
Ingangspaviljoen (op hoek met Fazantenstraat) met één bouwlaag onder mansardedak (leien), de middenpartij met open doorgangen en bijkomende attiek waarin drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder een bekronend tentdak met topstuk. Algemeen ziekenhuis volgens de principes van het Angelsaksische corridor system, met tien paviljoenen - met diverse diensten van onderzoek, consultatie en behandeling - gegroepeerd aan weerszijden van een doorlopende gang als centrale as, ca. 150 m lang. Oorspronkelijke verticale indeling: souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. met technische en bijzondere therapeutische installaties; begane grond met inkomhal en opnamekwartier, spoedafdeling, diverse poliklinieken, keuken en linnenkamer; eerste verdieping met poliklinieken; tweede tot vierde verdieping voor hospitalisatie; vijfde verdieping met kraam- en kinderafdeling; halfopen galerij als solarium op het dak.
Isoleerpaviljoen op H-vormige plattegrond, met souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en vier bouwlagen; paviljoen op U-vormige plattegrond met slechts drie bouwlagen, ernaast.
Dodenhuis/kapel met één bouwlaag aan straatzijde, onder een complexe mansardebedaking (leien) met karakteristieke dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. en een spitse klokkentoren, gemarkeerd door hoekrisalieten; via een galerij verbonden met het ziekenhuis. Eenheidsvol interieur in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. met reeks glas-in-loodramen (1935).
Vrijstaande schoorsteen.
Standbeelden van baron L.-J. Seutin (1793-1862) door beeldhouwer Willem Geefs van 1875, en van Antoine Depage (1862-1925) door beeldhouwer Godefroid Devreese.
Grootschalig project voor gedeeltelijke sloop en wederopbouw van het ziekenhuiscomplex door architectenbureau E. Verhaegen, in voorbereiding.
In oorsprong een leprozerie gelegen buiten de eerste stadsomwalling, waarvan het ontstaan opklimt tot de tweede helft van de 12e eeuw, en die in 1270 onder de bescherming werd geplaatst van hertog Jan I. Een periode van bloei en wederopbouw in de 13e eeuw, werd vanaf de 14e eeuw gevolgd door verval en een geleidelijke afname van de ziekenzorg, gelijk met de omvorming van de instelling tot een contemplatief augustinessenklooster. Na de opheffing van het klooster in 1783, kregen de gebouwen een nieuwe bestemming als Koninklijk Gasthuis. Omgedoopt tot Grand Hospice Civile, later Sint-Pietersgasthuis tijdens de Franse overheersing, onder beheer van het Bestuur der Godshuizen. Van dan af uitgebouwd tot één der drie belangrijkste inrichtingen voor ziekenzorg te Brussel - naast het Fermerijgasthuis en het Sint-Jansgasthuis - aanvankelijk bestemd voor gebrekkigen en ongeneeslijk zieken, vanaf 1801 toegespitst op de zorg voor onder meer acute en besmettelijke ziekten, heel- en verloskunde.
Wederopbouw van het gasthuis in neoclassicistische stijl naar ontwerp van de architect A. Partoes, in 1848-1859, met latere uitbreidingen.
Bouw van het huidige Universitair Ziekenhuis door de Stad Brussel, de COO (huidig OCMW) en de ULB met steun van de Rockefellerstichting - waarvoor overeenkomst van 1920 -, als algemeen ziekenhuis verbonden met de Faculteit Geneeskunde (zie Waterloolaan nr. 115) en de universitaire verpleegstersschool Edith Cavell-Marie Depage.
Gebouwencomplex naar ontwerp van architect Jean-Baptiste Dewin van 1926-1932, waarvoor eerstesteenlegging in 1929, ingehuldigd in 1935. De plattegrond beschrijft een centraal gelegen hoofdgebouw of algemeen ziekenhuis, een isoleerpaviljoen aan de Montserratstraat (nr. 35), een administratiegebouw van de COO (OCMW) en verpleegstersschool/-home aan de Hoogstraat, een dodenhuis/kapel aan de Wolstraat (nr. 103), en voorts enkele kleine paviljoenen op het binnenterrein. Oorspronkelijke capaciteit van 545 bedden, uitbreidbaar met 100 eenheden. Functionele architectuur met bescheiden art deco-inslag in de afwerking. Gevels van baksteen, met verwerking van hardsteen, de hoogste verdieping gecementeerdMet portlandcement bestrijken.; metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met typische roeden en glas-in-lood paneeltjes. Hoofdgebouwen met souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en gemiddeld zes bouwlagen Administratiegebouw en verpleegsters-school-home bestaande uit twee onderscheiden blokken, beide met een door midden- en hoekrisalieten, pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en vensternissen geritmeerd gevelfront; respectievelijk negentien en dertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Horizontale geleding in de benedenbouw, gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. bovenverdieping en twee inspringende attiekverdiepingenVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. . Sterk geaccentueerde risalieten met uitkragende middenpartij en decoratief beeldhouwwerk in de bekroning. Doorlopende reeks winkelpuien met zij-ingang, fraaie ijzeren deurrooster en bovenlicht, op de met marmer beklede begane grond, beschermd door een luifel met glasstenen.
Ingangspaviljoen (op hoek met Fazantenstraat) met één bouwlaag onder mansardedak (leien), de middenpartij met open doorgangen en bijkomende attiek waarin drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder een bekronend tentdak met topstuk. Algemeen ziekenhuis volgens de principes van het Angelsaksische corridor system, met tien paviljoenen - met diverse diensten van onderzoek, consultatie en behandeling - gegroepeerd aan weerszijden van een doorlopende gang als centrale as, ca. 150 m lang. Oorspronkelijke verticale indeling: souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. met technische en bijzondere therapeutische installaties; begane grond met inkomhal en opnamekwartier, spoedafdeling, diverse poliklinieken, keuken en linnenkamer; eerste verdieping met poliklinieken; tweede tot vierde verdieping voor hospitalisatie; vijfde verdieping met kraam- en kinderafdeling; halfopen galerij als solarium op het dak.
Isoleerpaviljoen op H-vormige plattegrond, met souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en vier bouwlagen; paviljoen op U-vormige plattegrond met slechts drie bouwlagen, ernaast.
Dodenhuis/kapel met één bouwlaag aan straatzijde, onder een complexe mansardebedaking (leien) met karakteristieke dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. en een spitse klokkentoren, gemarkeerd door hoekrisalieten; via een galerij verbonden met het ziekenhuis. Eenheidsvol interieur in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. met reeks glas-in-loodramen (1935).
Vrijstaande schoorsteen.
Standbeelden van baron L.-J. Seutin (1793-1862) door beeldhouwer Willem Geefs van 1875, en van Antoine Depage (1862-1925) door beeldhouwer Godefroid Devreese.
Grootschalig project voor gedeeltelijke sloop en wederopbouw van het ziekenhuiscomplex door architectenbureau E. Verhaegen, in voorbereiding.
Bronnen
Tijdschriften
Bâtir, 1935, 35, p. 405-411.
BONENFANT P., L’ancien Hôpital Saint-Pierre à Bruxelles (L’Emulation, 1928, p. 105-120).
WYDOOGHE (Dr.), Le nouvel Hôpital Saint-Pierre à Bruxelles (op. cit.).
L’Emulation, 1936, pp. 3-12.