Typologie(ën)

klooster/abdij
herenhuis

Ontwerper(s)

INCONNU - ONBEKEND1600-1700

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 31198
lees meer

Beschrijving

Complex gevormd door een voormalig herenhuis uit de 18e eeuw en kloostergebouwen uit 19e eeuw.
De vestiging van deze in oorsprong Franse kloosterorde te Brussel, werd in 1839 overeengekomen met het Bureau voor Weldadigheid. Een eerste congregatie van vier zusters nam in 1843 of 1844 haar intrek in de kleine woning in de Cellebroersstraat nr. 55. In 1852 werd de huidige vestiging aangekocht, toen een herenhuis met bijgebouwen, dat sinds 1833 het zogenaamd Pensionnat
Saint-Louis - een tehuis voor blinden en doofstommen van de Frères de la Charité de Saint-Vincent de Paule - herbergde. Hieraan werden in de loop van het derde kwart van de 19e eeuw de huidige kloostergebouwen toegevoegd. Eerstesteenlegging van het zogenaamd Armenhuis aan de Minimenstraat in 1853. Eerstesteenlegging van de kloosterkapel in 1862, gelijktijdig bouw van het zogenaamd Missionarissenhuis. Bouw van een schoolgebouw (gesloopt) in 1868, van het Weeshuis in 1873. Heden gedeeltelijk in gebruik als school; het voormalige Weeshuis werd omgevormd tot sociale woningen.

Herenhuis in laat-classicistische stijl, met drie bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., te dateren in het laatste kwart van de 18e eeuw. Sporen van een oudere, mogelijk traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). 17e eeuwse kern op de begane grond, cf. de zandstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., speklagen en kwartholle neggenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. die doorlopen tot de puilijst. Heden gedecapeerde bakstenen lijstgevel met muurankers op alle bouwlagen. Bredere toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. links met vleugeldeur in geprofileerde zandstenen omlijsting met neuten; aansluitend balkon, doorlopend  in de hardstenen puilijst, op Lodewijk XVI- consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met rozetRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood., schijvenEen wiel waarvan de velg een of meer kabels draagt om beweging over te brengen. De aan de lieras bevestigde tractieschijf (of grijpschijf) brengt de kracht van de motor over op de tractiekabels van de liftkooi en het tegengewicht. Het afleidwiel wordt gebruikt om de kabels in lijn met de liftschacht en/of het tegengewicht af te buigen. De keerschijven boven de schacht ondersteunen de tractiekabels wanneer de machinerie beneden is geplaatst. en pijnappel, voorzien van een gesmeed ijzeren hek. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met geprofileerde lekdrempel en gesmeed ijzeren leuning, in toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. verrijkt met een geriemde omlijsting; persiennes op de begane grond. Gevelbeëindiging door architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel., vernieuwde kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Verankerde gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. achtergevel met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en aangepaste poort.

Vrij gaaf, in grote delen bewaard interieur in lokale Lodewijk XVI-stijl. Eikenhouten trap met leuning van balustersVaasvormige spijl van een borstwering. en rozetpanelen doch vernieuwde trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap.. Salons met stucwerkModelleerbare, snel hardende massa van gips, kalk en zand; in gepolijste vorm ter vervanging van marmer. op de begane grond, met houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … op de bovenverdiepingen, telkens met marmeren schouw en plafond van drie vakken. Binnenmuren in stijl- en regelwerk met baksteenvulling zichtbaar na ontpleistering op de bovenste verdieping. Dakspant. Kelder met tongewelven.

Kloostergebouwen in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl, aan drie zijden van de binnenplaats. Mogelijke betrokkenheid van architect-aannemer T. Mélot in de bouw. Heden volledig gecementeerdMet portlandcement bestrijken..
Voormalige kapel (zuidzijde): éénbeukige zaalkerk van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geritmeerd door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). en steunberen, geopend door rondboogvensters, onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. met vierkant klokkentorentje met spits  op de nokNok, hoogste punt van iets (nok of top). Nokbedekking, afdekking van de nok..
Interieur overkluisd door graatgewelven op muurpilasters; ondiepe koorabsis met ronde scheiboog, en doksaal op colonnettes. Vroeger neogotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. mobilair verwijderd. zogenaamd Huis der Missionarissen (oostzijde) met drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gemarkeerd door een centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Ervoor een steekbogenarcade van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., verhoogd met rondboognissen op de hoeken.
Voormalig Weeshuis (noordzijde) met vijf bouwlagen en veertien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geritmeerd door getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). en een centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..



Bronnen

Archieven
SAB/OW 12272 (1868).
KIK, 75313 A.

Historische gegevens ontleend aan het kloosterarchief.