Typologie(ën)

gelijkvloers met handelszaak
woning of opbrengsthuis (onbepaald)

Ontwerper(s)

D. FRANCKEN1886

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Eclectisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 30365
lees meer

Beschrijving

Rijhuis in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. stijl met neoromaanseArchitectuurrichting (ca. 1850) die zich beroept op voorbeelden uit de romaanse bouwkunst (10e-12e eeuw) . inslag, naar ontwerp van architect D. Francken van 1886, cf. ook gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift.; drie bouwlagen + entresol en twee/drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder pseudomansarde

Rijk bewerkte lijstgevel van natuursteen. Houten winkelpui met zij-ingang, afgelijnd met windveren. Door schouderboogvensters geopende entresol. Bovenverdiepingen omlijst door rechthoekige lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., gemarkeerd door een gevelbreed balkon met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… hekken. Op de bel-etage tweelichtTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., diamantkoppenPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen. op de lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. en colonnette met adelaar door beeldhouwer L. Chatelineau, onder tandfriesLijst met kleine repetitieve kubusvormige elementen (tanden); guttae hebben de vorm van een afgeknotte kegel en bevinden zich eerder onder aan een console of triglief.. Op de bovenste verdieping rondboogvormigBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met archivoltenGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. op colonnettes, onder klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.; tegelfries op de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Verzorgd schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... . Beëindiging door een kruisende boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. op kraagstenen, alternerend met dierenkopvorm, en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met windveren, tussen aandaken. Oorspronkelijke twee houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met spitsboog en driepas, heden vervangen door een beglaasd dakschild.

Bronnen

Archieven
SAB/OW 1069 (1886).

Tijdschriften

L’EmuIation, 1890, kol. 159, pl. 29-30.