Kerk en klooster van de dominicanen. Internationale gemeenschap Sint-Dominicus
Renaissancelaan 40
Leysstraat 5
Typologie(ën)
klooster/abdij
Ontwerper(s)
H. BROECKX-MAES – landmeter / meetkundig schatter – 1900-1902
Arthur VERHELLE – architect – 1901-1902
Père Raymond BIOLLEY – architect – 1904
Louis CORTHOUTS – architect – 1904
Salomon VAN BEVER – orgelbouwer – 1909-1910
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Oost (Apeb - 2006-2009)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
De dominicanen vestigden zich in het midden van de 15e eeuw in Brussel in het centrum van de stad, in de buurt van de huidige Schildknaapstraat. Op het einde van de 18e eeuw werd de gemeenschap verdreven en het klooster gesloopt. Pas in 1900 keerden de dominicanen terug naar de hoofdstad. Ze verwierven een groot perceel tussen de Renaissancelaan en de Leysstraat. Daar liet ze eerst een klooster bouwen, waarvan de plannen dateren van 1900 naar een ontwerp van de architect-landmeter H. Broeckx-Maes. Het betreft een ondiep gebouw in neogotische stijl met elementen van Vlaamse renaissance in de Leysstraat. Aan de kant van de Renaissancelaan was een kerk voorzien. Om financiële redenen werd deze echter pas in een tweede fase ontworpen.
Het feit dat het klooster de vorm heeft van een parallellepipedum en dus niet traditioneel vierhoekig is, is toe te schrijven aan de bemoeienis van de toenmalige liberale en antiklerikale meerderheid in de Brusselse gemeenteraad. Deze wilde vermijden dat het architecturale karakter van het religieus complex al te opvallend zou zijn van op de openbare weg (DELIENS, P., p. 48). De rij huizen die grenzen aan het kloosterdomein in de Hobbemastraat en Murillostraat, zouden uitdrukkelijk op vraag van de stad zijn gebouwd.
De eerste steen van het klooster werd gelegd op 17.04.1901, de feestdag van Sint-Vincentius-Ferrerius, die zijn naam aan de instelling gaf. Datzelfde jaar breidde architect Arthur Verhelle het in aanbouw zijnde klooster uit met een bijgebouw in dezelfde stijl, dat rechts aan de straatkant ligt. Op de benedenverdieping daarvan bevinden zich spreekkamers. In april 1902 ontwierp dezelfde architect een omheiningsmuur in de Renaissancelaan, waarvan het gedeelte voor de toekomstige kerk pas in 1906 zou uitgevoerd worden. In juli 1902 namen de paters hun intrek in het klooster. Dezelfde maand ontwierp Verhelle een galerij onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. langs de oostelijke muur van het eigendom, van de Renaissancelaan naar het klooster.
De kerk met de naam Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans bij de dominicanen, werd in 1904 ontworpen. De plannen werden niet gesigneerd en zouden zijn getekend door pater Raymond Biolley. Sommige bronnen schrijven het ontwerp van de kerk, en ook van het klooster – dat nochtans gesigneerd is met Broeckx-Maes – toe aan architect Louis Corthouts, in samenwerking met de pater dominicaan. De kerk in neogotische stijl en met basilicaal grondplan, maakt een lichte insprong t.o.v. de Renaissancelaan. Ze staat loodrecht op het klooster waarmee ze in verbinding staat. De eerste steen werd gelegd op 20.07.1904. De kerk werd in 15.02.1906 ingewijd.
In 1921 ontwierp architect Jos Verloo een sacristie in neogotische stijl op de plaats van de passage tussen het klooster en de kerk. In 1935 werd een lift gebouwd in het klooster.
In 1951 ontwierp architect François Mees in de Renaissancelaan een gebouw van twee verdiepingen met neogotische inslag. Hier bevinden zich een voordracht- en filmzaal, kantoren en een bibliotheek. Het is verbonden met nr. 41 op de hoek met de Murillostraat, een opbrengsthuis van 1901. In 1957 werd het bovenste gedeelte van de klokkentoren gesloopt en heropgebouwd in gewapend beton (architect Alfred Steenwerckers); de achthoekige torenspits werd vervangen door een minder hoge dakbedekking.
De plannen voor de renovatie van het klooster en zijn tuin werden in 1996 getekend door het atelier d'architecture ADV. De werf begon in december 2000 en was een jaar later voltooid. Het interieur van het klooster werd grondig verbouwd. Het gebouw met de voordrachtzaal werd verkocht en, net als dat in de Renaissancelaan nr. 41 en Murillostraat nr. 4, vervangen door een appartementsgebouw. Op 06.02.2002 werd het klooster ingewijd onder de nieuwe naam van Sint-Dominicus. Thans wordt het bewoond door er een internationale gemeenschap van Europese paters.
Beschrijving
Klooster
Drie bouwlagen. Bakstenen gevels van met hardstenen elementen. Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën. eindigend in topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Meestal enkele of dubbele kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld., onder ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast. of spitsboogvormige boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen., driepasboog of met maaswerk. Kleine dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met tentdak. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met ijzeren roedeverdeling.
Voorgevel in Leysstraat met zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Twee laterale in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.. Hoge sokkel met afwisseling van getraliede gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en lage deuren. Tussen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) inspringende muurvlakken met lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). en boogfriezenReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.. BoogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. op hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Linkertravee met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere.; topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met bekroning, geflankeerd door kantelen. In rechtertravee op benedenverdieping twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en deur onder spitsboog en bekroond met twee smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die nis flankeren. Nis met stenen baldakijn en beeld van Sint-Vincentius-Ferrerius met een boek en een trompet in de hand. Op verdiepingen twee grote venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met maaswerk voor kloosterbibliotheek. TraveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bekroond met topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. geritmeerd door korte polygonale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Bewaarde deur met spijkers.
Achtergevel met tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Links brede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van bibliotheek met op benedenverdieping twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en op verdieping groot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met maaswerk, onder dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. geflankeerd door kantelen. Laterale muurvlakken met boogdecor. In midden van gevel brede voorbouw onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. vanwaar indrukwekkende vierkante schouw oprijst. Bekroning thans verdwenen.
Rechts van het kloostergebouw in de Leysstraat, bijgebouw van 1901 ontworpen door architect Arthur Verhelle. Eén enkele Brugse travee(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën.. Sokkel met drie blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder accoladeboogBoog bestaande uit twee in- en uitzwenkende boogdelen die bij hun snijding een spits vormen.. Op benedenverdieping drie venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. waarvan eerste smaller, en twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op elke verdieping; topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Achtergevel met twee gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Interieur
Trappenhuis deels achter voorbouw gelegen; trapbomen, leuning en opengewerkte stootborden in metaal; treden en trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. in hout.
Op verdiepingen bibliotheek met op twee niveaus gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. galerijen met kunstig bewerkte consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en hekwerk. WenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. in hoek.
Kerk
Basilicaal grondplan onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Schip met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), voorafgegaan door vestibule en geflankeerd door zijbeuken onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak.. Dwarsbeuk en koor met polygonale abside. Het koor wordt in het westen begrensd door de klokkentoren en in het oosten door het koor van de paters. Loodrecht op laatstgenoemde werd in 1921 de sacristie gebouwd.
Bakstenen gevels met hardstenen elementen en geritmeerd door steunberen. Ankers. Meeste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder spitsboog, met maaswerk en glas-in-lood. Spitsboogvormige boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Kleine dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten)..
In Renaissancelaan hoge topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. geflankeerd door die van zijbeuken. Portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder spitsboog bereikbaar via enkele traptreden en met getrapte omlijsting; deur onder korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. en timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met schuine onderdorpel. TimpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. oorspronkelijk versierd met figuratieve scène, in jaren 1920 vervangen door een, thans beschadigde, compositie met glazen elementen: in het midden het blazoen van de dominicanen en het devies van de orde ‘LAUDARE / BENEDICERE / PRAEDICERE'; rondom een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van rozen. Naast het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met monelenStenen vensterstijl. onder timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met decor van maaswerk; omlijsting met korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen.. Boven ingang indrukwekkend vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., geflankeerd door twee beelden in inspringende muurvlakken en op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met lofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren. en onder baldakijn: links Sint-Dominicus met zijn boek en lelie en rechts Sint-Catharina van Siena, met een hart en een kruis. Hoewel ze van in het begin voorzien waren, werden de beelden pas in 1927 geplaatst. TopgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met kleine deur in inspringend muurvlak met boogversiering. ToppilasterOverhoekse pilaster ter bekroning van gevel. bekroond met stenen kruis.
In elk van zijbeuken deur onder korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen., bekroond met vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. en oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., allebei versierd met maaswerk.
Bewaarde deuren met kunstig bewerkte scharnieren.
Topgevel van dwarsbeuk met hoog vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Koor verlicht door vijf rijzige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Ronde en dan octogonale klokkentoren; bovenste gedeelte in 1957 vervangen in gewapend beton. Koor van de paters laag volume onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met maaswerk. Sacristie met dezelfde volumetrie; bakstenen gevel aan tuinzijde met twee reeksen smalle, gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder spitsboog, volgens verkleinende hoogte. Tussen sacristie en voorbouw van klooster, volume dat van dezelfde tijd dateert als sacristie, in 2001 vervangen door beglaasde toegangssas.
In Renaissancelaan voor kerk hardstenen omheiningsmuur met rustica, thans traliewerk verdwenen. Toegang tot het gebouw geflankeerd door pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met koepelvormige bekroning. Rechts rest van tuinmuur alleen nog sokkel; zijn metselwerk en hek werden bij de renovatie van het klooster gesloopt. Hoge pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met afwisselend steen en baksteen die omheining ritmeren, werden hersteld.
Interieur
Schip, zijbeuken, dwarsbeuk en koor overkoepeld met kruisribgewelven. Gewelven in gele baksteen, ribben in rode baksteen en witsteen. Tussen schip, zijbeuken en kruis van dwarsbeuk, spitsboogvormige arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. in rode baksteen en witsteen en zuilen of pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van witsteen en hardsteen. Muren in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen.. Vloer bekleed met grestegels die polychroom geometrisch patroon vormen.
Orgeltribune met kunstig bewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Orgel in romantische stijl, bestaande uit twee eiken galerijen met neogotisch decor; in 1909-1910 voor deze kerk gebouwd door Salomon Van Bever. Tegen hoekpilasters van galerijen twee beelden boven dominicaans blazoen: links Sint-Pius X en rechts koning David met zijn harp.
In schip rusten ribben van gewelf op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met bladeren, op hun beurt rustend op halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met gelijkaardige consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Ter hoogte van vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rechts, massieve bidstoel in hardsteen, op de hoeken versierd met de evangelisten en op de vlakken met drie metalen reliëfs die respectievelijk Sint-Catharina van Siena, Sint-Vincentius-Ferrerius, een Christus in majesteit en Sint-Thomas van Aquino en Sint-Dominicus voorstellen. De preekstoel die in 1928 door Durieux zou zijn gemaakt, vervangt een ouder exemplaar, en rust tegen de laatste zuil van het schip.
Zijbeuken versierd met beelden van heiligen, waarschijnlijk daterend van de jaren 1920, net als de kunstig bewerkte houten biechtstoelen in neogotische stijl.
Triomfboog met triomfbalk met voorstelling van Christus geflankeerd door Maria en Johannes.
Koor versierd met heiligenbeelden onder baldakijn. Links tribune gedeeltelijk uitgevend op koor door drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met zuilen. Stenen hoofdaltaar met scènes uit het leven van Sint-Dominicus, en voorstellingen van verschillende heiligen. Aan weerszijden twee altaren uitgevend op de armen van de dwarsbeuk; dat van links in hout en gewijd aan Sint-Vincentius-Ferrerius; dat van rechts in gips.
Koor van de paters vroeger geopend op koor van kerk, thans afgescheiden door wand. Bewaarde houten neogotische banken.
Glas-in-loodramen afkomstig uit atelier van Gentse meester glazenier Ladon. Hun afbeeldingen verwijzen naar thema's verbonden met dominicanenorde. Ze werden geleidelijk aan geplaatst tot in jaren 1920.
Op het grote glasraam van de hoofdgevel staan onder meer Sint-Jan de Doper links, en de predikende Christus rechts. In de glasramen boven de orgeltribune zijn de vier Latijnse kerkvaders afgebeeld. De glasramen van het toegangssas links en rechts zijn respectievelijk voorstellingen van Sint-Lodewijk en Jeanne d'Aza, moeder van Sint-Dominicus. De voorstellingen van die van de dwarsbeuk en zijbeuken behandelen de vijftien mysterieën van de rozenkrans, die van de hoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. de zeven deugden en de drie religieuze geloften. Het bovenste registerVensterstrook in een topgevel. van het koor vertelt het leven van Sint-Dominicus, het onderste registerVensterstrook in een topgevel. stelt verschillende heiligen voor. De zijvensters van het koor thematiseren aan de ene kant boven de tribune, het laatste avondmaal, en aan de andere kant het offer van Melchisedek. Op de ramen boven de zijaltaren zijn een hert en een pelikaan afgebeeld. De zes glas-in-loodramen in het koor van de paters stellen musicerende engelen voor naar Fra Angelico.
Beschermd op 16.06.2005.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 40 Renaissancelaan en Leysstraat 5: 13725 (1900-1902), 20135 (1903-1905), 32487 (1921), 44816 (1935), 61729 (1951), 65102 (1957), 41 Renaissancelaan: 20160 (1901).
Publicaties en studies
DELIENS, P., Rond-Point Schuman. Histoire du quartier Nord-Est à Bruxelles, d'Ambiorix à nos jours, Brussel, 1982, pp. 47-48.
FELIX, J.-P., Inventaire des orgues de Bruxelles, Brussel-Stad, niet gepubliceerd, 1994, pp. 150-152.
LA RENAISSANCE DE L'ORGUE (asbl), Inventaire exhaustif des orgues en région bruxelloise, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, niet gepubliceerd, 1992, p. 64.
VAN LOO, A. (dir.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Mercatorfonds, Antwerpen, 2003, p. 227.
Tijdschriften
BOGAERTS, A. L., ‘Over de kunstminnende pater Biolley en zijn stille vriend de architect Louis Corthouts', Dominicaans Leven, jan.-feb., 1987, pp. 18-21.
GILLET, R. J., O.P., ‘Brussel, verdere uitbreiding', Dominicaans Leven, 7, 1955, pp. 17-20.
GILLET, R. J., O.P., ‘Brussel, laatste periode', Dominicaans Leven, 1, 1956, pp. 23-25.
VAN WILDENBERG, A., O.P., ‘Brussel, vroeger en nu', Dominicaans Leven, 6, 1955, pp. 11-15.
Websites
http://www.dominicains.be/
htOW://www.orgues.irisnet.be/fr/DetailOrgue/67/Orgue-de-tribune-neogothique--Van-Bever--1910.rvb