Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Victor HORTA – architect – 1896
M. GENARD – architect – 1910
Jean DELHAYE – architect – 1959-1963
R. GENARD – architect – 1910
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Oost (Apeb - 2006-2009)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Oorspronkelijk vier bouwlagen met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Boduognatusstraat, hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met voortuin in Palmerstonlaan. In eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van Boduognatusstraat toegangsdeur, in tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) kleine dienstingang met daarboven op elke verdieping smalle verspringende venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. voor trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. In derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van Palmerstonlaan op benedenverdieping toegangsdeur en op tweede verdieping loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. met twee zuilen, bekroond door terras voor gebogen ondervlak van mansarde.
In 1910 liet de nieuwe eigenaar, Henri Renkin, het huis vergroten en verbouwen. De architecten M. en R. Genard verbouwden de laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), sloopten het huis met twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), dat toen nr. 3 was (1898) en ontwierpen in dezelfde stijl een nieuw symmetrisch stuk gevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en drie bouwlagen en met centrale toegangsdeur. In de Boduognatusstraat werd de tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) volledig gewijzigd en een nieuw volume van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de straatkant, werd op de binnenplaats gebouwd, die al in 1905 verbouwd was tot garage. De venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de hoek werden toegemetseld en de profielen er rond verwijderd.
In 1959 wilde architect Jean Delhaye, die toen eigenaar was, de gevel en het interieur van het huis verbouwen. Deze plannen werden nooit uitgevoerd. In 1963 diende de architect een nieuwe aanvraag in voor de verbouwing van het huis tot kantoren. Nadat het Gemeentebestuur van de Stad deze had geweigerd, richtte Delhaye zich tot de Bestendige Deputatie. De Provincie gaf hem een bouwtoelating en het interieur van het huis wordt volledig verbouwd. De gevel van 1910 in de Palmerstonlaan, wordt verhoogd met een vierde bouwlaag, naar model van die van het gebouw van 1896 en voorzien van dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Vier bouwlagen in witsteen met hardstenen elementen die banden vormen onderaan de gevel en de hoeken markeren. Decor van kunstig bewerkte steen. Meeste muuropeningen op benedenverdieping rechthoekig; op verdiepingen onder ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast. met lichtjes spitsboogvormige boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam. en in smalle omlijsting. Dunne zuiltjes benadrukken hoeken en flankeren sommige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Op verdiepingen ventilatieopeningen met soepele omlijsting.
Hoektravee geflankeerd door twee analoge traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Alle drie met smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op benedenverdieping en groot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met dubbele pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in vierde bouwlaag. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op verdiepingen van hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. en traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Boduognatusstraat blindZonder opening; blind venster, schijnopening..
Tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Palmerstonlaan op benedenverdieping met getralied vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met twee zuilen onder boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.; geflankeerd door consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met soepele, plantvormige lijnen onder trapezoïdale gestapelde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld.; bekroond met terras met stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. voor drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; in derde bouwlaag onderkant van centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met drie stijlen. Lichtjes uitspringende gevel van 1910 met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waarvan centrale breder. Op benedenverdieping venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder doorlopende latei: twee smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. aan weerszijden van deur in vorm van drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere.. Deze werd in 1963 verbouwd tot muuropening zonder schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... uitgevend op een terugwijkend portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.. Boven inkom balkon met gebogen hoeken op geometrische consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. voor drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere.. In derde bouwlaag van centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met gemeenschappelijke postVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust.. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op vier geprofileerde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. AttiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. van 1963 met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met enkele of dubbele pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., naar model van naburige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
In Boduognatusstraat twee eerste in 1910 toegevoegde traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en verspringende bouwlagen. Derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met oorspronkelijke toegangsdeur: drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. – deur onder lichtjes gewelfde gedrukte boogBoog waarvan de kromming lager is dan de overeenkomstige rondboog. en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met klimmende boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. – gevat in opmerkelijke spitsboogvormige omlijsting met groter wordende uitsprong. Op deze omlijsting rust over hele gevelhoogte gestapelde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met concave zijpanden. Vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) sinds 1910 met twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in drie eerste bouwlagen; in hoogste bouwlaag vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met stijl geflankeerd door twee minder hoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Hoektravee met gebogen en met soepele motieven versierde sokkel. Kunstig bewerkte stenen schouwen verbonden door een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Opmerkelijk smeedijzeren traliewerk van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op benedenverdieping bewaard, net als dat van voortuin met zuilen met bekroning in zweepslagstijl. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roedeverdeling bewaard.
In Boduognatusstraat sobere achtergevel in baksteen en hardsteen van 1910. Garagepoort tussen twee pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met piramidale bekroning van 1910 ter vervanging van tuinmuur van gesloopt huis van 1898. Interieur volledig verbouwd.
Beschermd op 21.06.1971.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 2965 (1896), 2974 (1898), 6202 (1910), 18571 (1905), 67579 (1959), 75153 (1963).
Publicaties en studies
AUBRY, F., Victor Horta à Bruxelles, Racine, Brussel, 1996, pp. 42-45.
AUBRY, F., Horta ou la passion de l'architecture, Ludion, Gent, 2005, pp. 98-99.
BORSI, F. en PORTOGHESI, P., Victor Horta, éd. J.-M. Collet, Eigenbrakel, 1996, pp. 78, 216-219.
Bruxelles, Monuments et Sites classés, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dienst Monumenten en Landschappen, 1994, p. 110.
HORTA, V., Mémoires. Texte établi, annoté et introduit par Cécile Dulière, Ministère de la Communauté française de Belgique, Brussel, 1985, pp. 74-76.
LOZE, P. en F., Belgique Art Nouveau. De Victor Horta à Antoine Pompe, Eiffel Éditions, Brussel, 1991, pp. 85-87.
MEERS, L., Promenades Art Nouveau à Bruxelles, Racine, Brussel, 1996, pp. 127-128.
REHME, W., Die Architektur der neuen freien Schule, Baumgärtner's, Leipzig, 1902, pl. 3 et 60.
VANDENBREEDEN, J., VAN SANTVOORT, L., DE THAILLE, P., et al., Encyclopédie de l'Art nouveau. Tome premier. Le quartier Nord-Est à Bruxelles, CIDEP, Brussel, 1999, pp. 106-108.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid