Voormalig tramdepot. Museum voor het Stedelijk Vervoer te Brussel
Tervurenlaan 364
Leybeekstraat 2
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Juridisch statuut
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Pieters-Woluwe (DMS-DML - 2002-2009, 2014)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Het terrein van het voormalige tramdepot grenst in het noorden aan de Bovenberg, in het oosten aan het voormalige verhoogde spoor van de spoorlijn Brussel-Tervuren, thans heraangelegd als wandelweg, in het zuiden aan de Tervurenlaan en in het westen aan de Leybeekstraat.
Geschiedenis
De tramlijn van de Tervurenlaan werd oorspronkelijk aangelegd om de verbinding te verzekeren met de in Tervuren ondergebrachte koloniale afdeling van de wereldtentoonstelling van 1897. De concessie werd aanvankelijk geëxploiteerd door aannemer Parmentier, maar in november 1896 overgedragen aan de “Société Anonyme du Chemin de Fer à Voie Étroite de Bruxelles à Ixelles-Boendael”. Het enige depot dat de maatschappij toen bezat was gelegen in de Hippodroomlaan te Elsene, wat veel te ver was om de nieuwe lijn efficiënt te exploiteren. Er moesten dus nieuwe voorzieningen worden gebouwd.
Het terrein werd door de NV aangekocht op 22.01.1897. De eerste gebouwen waren in 1897 voltooid: een administratief gebouw voor directie en bedienden, dat tevens dienst deed als woning voor de depotchef, een eerste tweebeukige remise voor twee voertuigen langs de Leybeeksstraat, en verder ook twee gebouwen die reeds in 1907 werden gesloopt, nl. rechthoekig volume langs de oostzijde van de remise met daarin een magazijn en een atelier voor tramherstellingen en elektrische centrale voor de voeding van de tramlijn, uitgerust met zes met steenkool gestookte stoomketels die drie dynamo's aandreven en voorzien van hoge bakstenen schouw. De bouwaanvragen voor deze eerste gebouwen werd ingediend in januari en februari 1897. Ze waren voltooid bij de inwijding van de tramlijn op 09.05.1897. In augustus van datzelfde jaar werd een aanvraag ingediend voor de oprichting van een omheining ter afsluiting van het terrein.
Door een overeenkomst van 28.04.1899 werd het beheer overgedragen aan de N.V. “Les Tramways Bruxellois”, die nieuwe werken aanvatte. In 1900 werd er rechts van het administratief gebouw een lampisterij opgetrokken. Dit thans gesloopte gebouw was vierkantig met 6 m zijde; één bouwlaag met twee deuren; bekroond met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. waarin een oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster..
In 1903 werden kleine volumes aan administratief gebouw toegevoegd: aan achterzijde trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en aan linkerzijde bijgebouw. Door deze bouwwerken ontstond een conflict tussen de Tramways Bruxellois en de Belgische Staat over de precieze afbakening van de eigendommen langs het spoorwegtalud.
In 1907 en 1908 werd op het terrein intensief gebouwd met het oog op de uitbreiding van de tramlijnen tot Stokkel, waar in 1909 een renbaan zou worden geopend, en tot Bosvoorde, via de nieuwe Vorstlaan waar vanaf 1909 een tram reed. De nieuwe gebouwen boden ook plaats aan het rollend materieel dat met het oog op de Wereldtentoonstelling van 1910 besteld was.
De werken verliepen in drie grote fasen; na voltooiing was de oppervlakte van de remises meer dan verdrievoudigd. Eerst werd een nieuwe tweebeukige remise naast de oude gebouwd. De bouwaanvraag hiervoor werd ingediend op 06.04.1907 terwijl de werken al begonnen waren. Vervolgens volgde op 04.08.1907 een nieuwe bouwaanvraag om de nieuwe remise en die van 1897 te verlengen, respectievelijk met twee en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), tot aan de Bovenbergstraat. Het achterste gedeelte van de uitbreding van de remise van 1897 werd ingericht als magazijn. Bovendien werd op de hoek van de Leybeek- en Bovenbergstraat een woning gebouwd van twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voor de hoofdelektricien. Een kleine remise met zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. en met reparatiekuil, werd tegen de westzijde van de remise van 1897 gebouwd. In 1908 werd het administratief gebouw van 1897 aan de linkerzijde uitgebreid met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gevolgd door een klein volume met één bouwlaag, waarin een nieuwe lampisterij, gebouwd door aannemers Jean en Pierre Carsoel, een nieuwe cafetaria en een oliedepot. Een grote vijfbeukige remise werd tegen de flank van vorige opgetrokken.
Om deportatie van de werknemers naar Duitsland te vermijden, werd tijdens WO II de achterzijde van de uitbreiding van 1907 van de remise van 1897, ingericht als sociale ruimten, n.o.v. arch. Willy Van Hove , 1941. Op de verdieping bevond zich een vestiaire en refter voor het personeel; op benedenverdieping werden kantoren, ateliers en magazijnen voor het onderhoudspersoneel van het rollend materieel, een kolenkelder en een schuilkelder ingericht. De gevel werd voorzien van grote rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Voor de remises van 1908 werd een klein rechthoekig magazijn gebouwd.
In september 1976 leidde de ingebruikname van eerste stuk van metro tot afschaffing of verkorting van meerdere tramlijnen waarvan dienst werd verzekerd door depot van Woluwe. De remises van 1897 en 1907 raakten in onbruik en werden geleidelijk aan ingericht als transportmuseum. De eerste tentoonstellingen werden in 1977 georganiseerd en de gebouwen ondergingen meerdere wijzigingen: vervanging van dak van eerste remise door plastic golfplaten, topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. werden bekleed met wit PVC; plaatsing van glazen panelen ter afsluiting van gevels van remises, demping van onderhoudsputten en wijziging van sporen; tussen twee eerste remises werden venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. aangebracht.
Beschrijving
Remises in totaal bestaande uit zes beuken, telkens onder lang zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. In twee linkerbeuken waar museum is ondergebracht, houten spant. Volgende vandaag nog door de MIVB gebruikte beuken met Polonceau-spantKapspant ontwikkeld door Franse ingenieur Polonceau (1836); opgebouwd uit twee onderspannen driehoekige liggers, verbonden door een trekstaaf..
Oorspronkelijke omheining bewaard aan kant van Leybeekstraat.
Tegenover remises administratief gebouw voor inning van inkomsten; klein bakstenen gebouw met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. banden en waarvan laterale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van rechtergedeelte van 1897, bekroond is met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. Drie linkertraveeën in 1908 toegevoegd.
Bescherming 01.10.1998.
Met dank aan de heer Matagne van de VZW Museum voor het Stedelijk Vervoer te Brussel.
Bronnen
Archieven
GASPW/DS 6 (1897), 1 (1899), 419 (1907), 448 (1907), 512-513 (1908), 526 (1908), 16 (1920), 82 (1941), 120 (1941).