Typologie(ën)
fabriek
Ontwerper(s)
Léon GUIANNOTTE – architect – 1941
Juridisch statuut
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2014-2016
id
Urban : 29221
Beschrijving
Voormalige
fabriek in art-decostijl, gespecialiseerd in vliegtuigmotoren en
ontstekingsmagneten, gesigneerd «Léon
Guiannotte.arch» ter hoogte van de sokkel, 1941.
Geschiedenis
Dit industriële gebouw staat op een perceel dat tot 1920 werd ingenomen door het huis en de werkplaatsen (1913-1914) van het bedrijf van de gebroeders Van Neck, ornamentbeeldhouwers. In 1920 werden de gebouwen gekocht door de S.A. La Magnéto, gespecialiseerd in de fabricage van elektrische motoren, roterende omvormers en ontstekingsmagneten. De firma voerde in de bestaande gebouwen een reeks werken uit.
Onder de voormalige industriële activiteiten die het gezicht van Vorst hebben bepaald, neemt “Magnéto Belge” een belangrijke plaats in. Het bedrijf vestigde zich in 1910 in Vorst en kan als een illustratie gelden van de Belgische inspanningen om tegemoet te komen aan de economische naoorlogse behoeften.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog specialiseerde de firma zich in de fabricage van vliegtuigmotoren, en later van oliebranders. Het complex onderging nog diverse wijzigingen, met onder meer in 1941 de bouw van de huidige fabriek, waarvan de plannen werden toevertrouwd aan architect Léon Guiannotte. Voor dit nieuwe gebouw moesten acht arbeidershuizen worden gesloopt die analoog waren aan die welke op nr.109 tot 121 zijn bewaard (zie straatnotitie). Het gebouw werd in 1946 (architect Robert Blampain) uitgebreid maar raakte nadien geleidelijk buiten gebruik, tot ongeveer 1975. Na een eerste, niet uitgevoerd renovatieproject in 1981, werd de fabriek eind jaren 1990 herbestemd tot woningen, kantoren en kunstenaarsateliers door de GOMB (Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).
De bouwstijl van de straatgevel kan worden gerekend tot de uiterst sobere variant van de art-decostijl (de “klassieke” stijl): pure lijnen en soberheid van opzet, waardoor het monumentale aanzicht van het geheel nog wordt versterkt. De zeer originele gevel is een perfecte weerspiegeling van de bestemming van het gebouw: rechts industrieel, en links het administratieve deel, met de concave traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Beschrijving
Het complex, in de vorm van een rechthoekig trapezium dat zich tot diep in het binnenterrein van het huizenblok uitstrekt en er het gezelschap krijgt van twee bijgebouwen (kantoren in 1926 en magazijnen in 1936), is indrukwekkend.
Aan de straatkant, opstand van negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over vier bouwlagen, de laatste, inspringend, toegevoegd in 1946 (n.o.v. architect Robert Blampain). Gevel van geelgetinte geverniste baksteen, gestructureerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en banden in beton of steen. Leien dakbedekking.
Gebouw opgetrokken in twee fases: de eerste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) omvatten de hoofdingang naar de kantoren en een inrijpoort (nr.125-127), terwijl de zes laatste de voormalige werkplaatsen bevatten (nr.123), en een breed poortgebouw dat leidt naar een industriële hal met de oude montageband, en dat verlicht wordt door een zenitglasraam dat wordt geschraagd door een gebinte met klinkbouten.
Op nr.125-127, in de as van de Dierenriemstraat, monumentale gevel (kantoren) van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gescheiden door brede pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; de centrale toegangstravee is holrond. Benedenverdieping gescheiden van de verdiepingen door een brede geprofileerde en uitspringende band, die boven de toegang tot de directeurswoning een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. vormt. Op de verdiepingen, vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met stenen monelen over de hele hoogte. De benedenverdieping is er bekleed met leisteen. Vooruitspringende geometrische motieven bekronen de pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Metalen deur, raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en traliewerk in art-decostijl bewaard.
Op nr.123, gevel waarvan het horizontale karakter wordt belijnd door vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. (metalen raamwerk), gescheiden door brede pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. die tot aan de eerste verdieping reiken. Zware steunberen tussen de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de inspringende laatste bouwlaag. Voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voorzien van een garagepoort (vervangen) die, samen met het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. erboven, in een stenen omlijsting is gevat.
Achteraan, twee volumes haaks op de straat, vroeger bestemd voor kantoren (1926) en magazijnen (1936).
Inschrijving op de bewaarlijst 10.09.1998
Geschiedenis
Dit industriële gebouw staat op een perceel dat tot 1920 werd ingenomen door het huis en de werkplaatsen (1913-1914) van het bedrijf van de gebroeders Van Neck, ornamentbeeldhouwers. In 1920 werden de gebouwen gekocht door de S.A. La Magnéto, gespecialiseerd in de fabricage van elektrische motoren, roterende omvormers en ontstekingsmagneten. De firma voerde in de bestaande gebouwen een reeks werken uit.
Onder de voormalige industriële activiteiten die het gezicht van Vorst hebben bepaald, neemt “Magnéto Belge” een belangrijke plaats in. Het bedrijf vestigde zich in 1910 in Vorst en kan als een illustratie gelden van de Belgische inspanningen om tegemoet te komen aan de economische naoorlogse behoeften.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog specialiseerde de firma zich in de fabricage van vliegtuigmotoren, en later van oliebranders. Het complex onderging nog diverse wijzigingen, met onder meer in 1941 de bouw van de huidige fabriek, waarvan de plannen werden toevertrouwd aan architect Léon Guiannotte. Voor dit nieuwe gebouw moesten acht arbeidershuizen worden gesloopt die analoog waren aan die welke op nr.109 tot 121 zijn bewaard (zie straatnotitie). Het gebouw werd in 1946 (architect Robert Blampain) uitgebreid maar raakte nadien geleidelijk buiten gebruik, tot ongeveer 1975. Na een eerste, niet uitgevoerd renovatieproject in 1981, werd de fabriek eind jaren 1990 herbestemd tot woningen, kantoren en kunstenaarsateliers door de GOMB (Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).
De bouwstijl van de straatgevel kan worden gerekend tot de uiterst sobere variant van de art-decostijl (de “klassieke” stijl): pure lijnen en soberheid van opzet, waardoor het monumentale aanzicht van het geheel nog wordt versterkt. De zeer originele gevel is een perfecte weerspiegeling van de bestemming van het gebouw: rechts industrieel, en links het administratieve deel, met de concave traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Beschrijving
Het complex, in de vorm van een rechthoekig trapezium dat zich tot diep in het binnenterrein van het huizenblok uitstrekt en er het gezelschap krijgt van twee bijgebouwen (kantoren in 1926 en magazijnen in 1936), is indrukwekkend.
Aan de straatkant, opstand van negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over vier bouwlagen, de laatste, inspringend, toegevoegd in 1946 (n.o.v. architect Robert Blampain). Gevel van geelgetinte geverniste baksteen, gestructureerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en banden in beton of steen. Leien dakbedekking.
Gebouw opgetrokken in twee fases: de eerste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) omvatten de hoofdingang naar de kantoren en een inrijpoort (nr.125-127), terwijl de zes laatste de voormalige werkplaatsen bevatten (nr.123), en een breed poortgebouw dat leidt naar een industriële hal met de oude montageband, en dat verlicht wordt door een zenitglasraam dat wordt geschraagd door een gebinte met klinkbouten.
Op nr.125-127, in de as van de Dierenriemstraat, monumentale gevel (kantoren) van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gescheiden door brede pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; de centrale toegangstravee is holrond. Benedenverdieping gescheiden van de verdiepingen door een brede geprofileerde en uitspringende band, die boven de toegang tot de directeurswoning een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. vormt. Op de verdiepingen, vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met stenen monelen over de hele hoogte. De benedenverdieping is er bekleed met leisteen. Vooruitspringende geometrische motieven bekronen de pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Metalen deur, raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en traliewerk in art-decostijl bewaard.
Op nr.123, gevel waarvan het horizontale karakter wordt belijnd door vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. (metalen raamwerk), gescheiden door brede pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. die tot aan de eerste verdieping reiken. Zware steunberen tussen de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de inspringende laatste bouwlaag. Voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voorzien van een garagepoort (vervangen) die, samen met het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. erboven, in een stenen omlijsting is gevat.
Achteraan, twee volumes haaks op de straat, vroeger bestemd voor kantoren (1926) en magazijnen (1936).
Inschrijving op de bewaarlijst 10.09.1998
Bronnen
Archieven
GAV/DS
6342 (1913), 6484 (1914), 7095 (1920), 9165 (1926), 9653 (1928), 10394 (1929),
10526 (1929), 13137 (1936), 14146 (1941), 14377 (1941), 14681 (1946), 15964
(1951), 20502 (1981), 22362 (1998-2005).
Publicaties en studies
Inventaire visuel de l’architecture industrielle à
Bruxelles-Ixelles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 59.
PIRLOT, A.-M., De wijk Hoogte Honderd,
Brussel, 2014 (Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis nr.35), p. 35.