Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Albert CALLEWAERT – architect – 1926
René GILLION – aannemer – 1926
Oscar DE CLERCK – beeldhouwer – 1926
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Tribune in art-decostijl, naar ontwerp van architect
Albert Callewaert, 1926.
Geschiedenis
In 1897 werd de Royale Union Saint-Gilloise
opgericht. Aanvankelijk gebruikte de club een terrein van de velodroom van
Longchamps, nadien vonden de wedstrijden plaats op het Van Meenenplein in
Sint-Gillis.
In maart 1921 overwoog de Algemene Raad van de Royale Union Saint-Gilloise de uitbreiding van het stadion. Acht maanden later stelde de bijzondere commissie belast met de “projecten” de architect Albert Callewaert aan, op voordracht van Joseph Marien. Hij legde twee ontwerpen voor aan de Club: het eerste betrof een tribune met 3516 zitplaatsen, het tweede, bescheidener, had er slechts 2663. Na de kostenraming besliste de Raad om de bestaande tribunes te behouden maar ze wel te wijzigen en het aantal zitplaatsen te verhogen. Maar Callewaert gaf zich niet gewonnen en stelde in februari 1922 een nieuw ontwerp voor dat de Algemene Raad wél bijzonder leek te interesseren. De Raad keurde het goed op 10.10.1922, onder voorbehoud van enkele lichte wijzigingen: de verhoging van de capaciteit tot 35.000 toeschouwers en de bouw van een nieuwe grotere en interessantere tribune.
Op 13.04.1926 vertrouwde de Raad de werken toe aan aannemer René Gillion. De eerste steen werd op 03.05.1926 gelegd en het stadion was op 28.08.1926 klaar. De nieuwe gebouwen werden op 29.08.1926 ingehuldigd. Zoals de gedenkplaat op de gevel vermeldt, werd het stadion in vier maanden tijd opgetrokken.
In 1948 werden extra loketten gebouwd, en in 1965 kreeg de hoofdtribune een nieuw dak en verdween de atletiekpiste.
De Royale Union Saint-Gilloise is een van de oudste en belangrijkste Brusselse voetbalclubs. Vóór de Tweede Wereldoorlog was het Joseph Marienstadion hét sportieve centrum van Brussel, en er vonden niet alleen voetbalmatchen maar ook andere sportevenementen plaats.
Beschrijving
Gevel aan de straatkant van vijftien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over drie bouwlagen. Benedenverdieping in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen., verdiepingen in baksteen versierd met witstenen elementen. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gescandeerd door blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muren. Benedenverdieping en laatste verdieping voorzien van drielichten (met traliewerk op de benedenverdieping). Op de verdiepingen van de toegangstravee en de uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), trapezoïdale gestapelde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met grote muuropeningen op de eerste verdieping, bekroond door bas-reliëfs (beeldhouwer Oscar De Clerck) met een voorstelling van de verschillende disciplines die de faam van de club van Sint-Gillis maakten. De overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) zijn op de eerste verdieping opengewerkt met twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Het geheel wordt bekroond door een afwisseling van ijzeren hekken en gemetselde borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. De middentravee wordt bekroond door een stenen boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. geflankeerd door topstukken en twee halfverheven beelden van een naakte man; opschrift met de naam van de club “UNION SAINT-GILLOISE/société royale”. Rechts van de centrale poort, opschrift “Albert Callewaert architecte 1922/Oscar De Clerck statuaire 1926/René Gillion entrepreneur 16.4.1926 - 26.8.1926”. Oorspronkelijk schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... (waaronder het raamwerk met roedeverdeling) en ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw..
De hoofdtribune heeft een capaciteit van ongeveer 2500 plaatsen en wordt overdekt door een metalen gebinte met klinknagels dat rechtstreeks aan de gevel aan straatzijde is bevestigd. De tribune heeft een structuur van gewapend beton waarop gewone houten banken zijn geplaatst. Ertegenover, op een talud van het Dudenpark, bevindt zich de staantribune, met 3000 plaatsen.
Interieur: Binnen bevat de ruimte onder de tribune de kleedkamers en de doucheruimte, naast de conciërgewoning, een zaal voor de leden, een zaal voor het comité, de washokken en een cafézaal. De zaal voor de leden is versierd met een decoratief glas-in-loodraam in art-decostijl (een kroon en de initialen “USG’). Een soortgelijk glas-in-loodraam versiert het midden van de inkomhal, waar twee herdenkingsmonumenten met gebeeldhouwd medaillonRonde of ovale cartouche. opgesteld staan, ter ere van de voormalige clubvoorzitters Joseph Marien en Emile Mouvet. Trappen in granito en metalen balustrades.
Beschermd op 11.03.2010.
Bronnen
Archieven
GAV/DS 6858 (1919), 6899 (1919), 8954 (1926), 10449, 14621 (1946), 14841 (1947), 15085, 16089 (1953), 19999, 26408 (2016).
Publicaties en studies
VAN DIJK, P., Onderzoek in opdracht van de KCML,Sportinfrastructuur – type stadions – in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, februari 2006.
VAN LOO, A. (red.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Mercatorfonds, Antwerpen, 2003, p. 193.
Tijdschriften
Comment bâtir, nr.7, 1933, p. 273.
Websites
Het Joseph Marienstadion