Typologie(ën)
Ontwerper(s)
W.J & MC VAN CAMPENHOUT – architectenbureau – 1994-1998
Bob VAN REETH – architect – 1994-1998
Joseph VAN NECK – architect – 1929-1930
ENGEMA – aannemer – 1929
Léandre GRANDMOULIN – beeldhouwer – 1929
Paul DUBOIS – beeldhouwer
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Het Jubelstadion werd ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Belgische Onafhankelijkheid ontworpen door architect Joseph Van Neck, die ook hoofdarchitect van de Wereldtentoonstelling van Brussel van 1935 was. Het ging om het eerste bouwwerk dat met het oog op deze tentoonstelling op de Heizelvlakte werd uitgevoerd. De plannen voor het stadion werden in 1926 voor rekening van de Stad aangevat door de Maatschappij voor de Tentoonstelling Brussel 1935. In 1929 tekenden de twee partijen een overeenkomst waarbij de Maatschappij zich belastte met de materiële organisatie van het project en het beheer van het stadion tot in 1936.
Op 04.10.1929 legde burgemeester Adolphe Max de eerste steen van het complex. De werken werden in amper enkele maanden tijd uitgevoerd door de firma Engema. Het ovale stadion was toen het grootste van België. Het complex werd in gebruik genomen op 23.08.1930, ter gelegenheid van het wereldkampioenschap wielrennen, voordat het op 14.09.1930 officieel werd ingehuldigd door een vriendschappelijke voetbalmatch tussen België en Nederland. Er vonden talrijke feesten plaats om de honderdste verjaardag van de Onafhankelijkheid te vieren, waaronder “Romeinse Spelen”. Architect Albert Herent ontwierp al van bij de aanvang een demonteerbare houten wielerpiste, die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd verwijderd. Na de oorlog werd het complex tot Heizelstadion omgedoopt.
In 1974 werd het verlichtingssysteem vernieuwd en werden vier door NV Philips ontworpen verlichtingspalen geplaatst. In 1978-1979 werd een tweede overdekte tribune gebouwd, tegenover de toegangstribune (studiebureau Verdeyen & Moenaert). Op 29.05.1985, tijdens de finale van het Europees kampioenschap voetbal tussen Liverpool en Juventus, vond het “Heizeldrama” plaats, dat aan 39 mensen het leven kostte. Na deze tragedie, en om Euro 2000 te kunnen organiseren, werd het complex tussen 1994 en 1998 volgens strengere veiligheidsnormen heropgebouwd naar de plannen van architect Bob Van Reeth, van het bureau Van Campenhout voor de binneninrichting, en van studiebureau Greisch voor de stabiliteit. In 1993 kreeg het stadion zijn nieuwe naam als eerbetoon aan de koning, die dat jaar was overleden. In 29.05.2005 werd voor de linkerhoek van de hoofdgevel van het stadion het werk Zet stil die klokken geplaatst dat P. Rimoux als eerbetoon aan de slachtoffers van het Heizeldrama had ontworpen.
Beschrijving
Jubelstadion
Het complex, ook het Sportstadion van de Stad Brussel genoemd, ligt op een heuvelachtig terrein, met tegen de helling en aan drie zijden gradines voor 75.000 toeschouwers. In het zuidwesten bevond zich een tribune met 6.000 zitplaatsen onder een metalen luifel. Deze boogvormige tribune volgde de kromming van het terrein en had aan de kant van de laan een lange bolronde gevel in witsteen en similiBepleistering ter imitatie van natuursteen.. In het midden daarvan bevond zich een lage uitbouw in witsteen van vijf traveeën die een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. vormden, afgebakend door een omlijsting en geritmeerd door gedrongen kolommen zonder voet of kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. die vijf monumentale deuren flankeerden. De centrale deur werd bekroond door een beeldengroep van Albert de Raed die de heilige Michiel, patroonheilige van Brussel, voorstelt, onder een koningskroon en geflankeerd door sportattributen.
Naast de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. bevinden zich twee hogere, inspringende vierkante volumes. In hun bovendeel, met holronde hoeken, zijn ze elk versierd met twee reliëfs, een aan de laan en een aan de zijkant. De reliëfs links, van de hand van beeldhouwer Paul Dubois, tonen het hardlopen (in vooraanzicht) en het hoogspringen (zijdelings). Die rechts, van de hand van beeldhouwer Léandre Grandmoulin, stellen het voetbal voor (in vooraanzicht) en het kogelstoten (zijdelings).
De beglaasde deuren waren gemaakt van smeedijzer versierd met geometrische art-decomotieven, die aan de zijkant met vier vleugels onder een hoog bovenlicht, de centrale twee vleugels geflankeerd door zuiltjes bekroond door een voetbalmotief.
Koning Boudewijnstadion
Van het oorspronkelijke stadion heeft het nieuwe stadion enkel de gevel van de hierboven beschreven uitbouw behouden. Die gevel is ingewerkt in een nieuwe, rechthoekige tribune gescandeerd door vier vierkante torens aan de kant van de laan. Van de laterale reliëfs is nog nauwelijks iets te zien. Het stadion heeft een bijna volledig geprefabriceerde betonstructuur. De hoofdtribunes en de drie overige tribunes, die een ovale doorsnede hebben, zijn goed voor 50.000 overdekte zitplaatsen. De gevels aan de laan zijn met gelijmd metselwerk bekleed. De hoofdtribune is overdekt door een doorschijnend dak met een overstek van 26,5 meter, het dak van de drie overige tribunes heeft een overstek van meer dan 40 meter. Zoals ook oorspronkelijk het geval was, loopt rond het voetbalterrein een atletiekpiste.
Bronnen
Archieven
AAM/Fonds Joseph Van Neck.
SAB/OW 57099-57101 (1928-1933), 63093 (1952), 72800 (1950), 83359 (1973), 87036 (1977-1978), 89238 (1982), 105849 (1994), 106289 (1995).
Publicaties en studies
COOMANS, T., De Heizel en de Wereldtentoonstellingen van 1935 en 1958, coll. Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 5, 1994, pp. 6-7.
CULOT, M., Bruxelles 100 ans d'architecture 1910-2010, AAM Editions, pp. 154-157.
Entreprises Générales et Matériaux ENGEMA 1922-1937, ENGEMA, 1937.
Le livre d’or de l’Exposition universelle et internationale Bruxelles 1935 [Gulden Boek van de Wereldtentoonstelling Brussel 1935], Uitvoerend Comité van de Tentoonstelling, Brussel, p. 24-25, 37-39, 48.
Tijdschriften
CANDAU, L., “Het Koning Boudewijnstadion herbekeken”, LACA Tijdingen, 1, september 2004, pp. 20-26.
DILLEN, J., “Beeldhouwwerk en versierkunst in Laken (vervolg)”, LACA Tijdingen, jaargang 3, 2, december 1991, pp. 12-13.
DILLEN, J., “Beelden aan de voorgevel van het Heizel Stadion”, LACA Tijdingen, jaargang 6, 1, september 1994, pp. 17-18.
“Le Stade Roi Baudouin au Heysel”, Bâtiment, 248, september 1995, pp. 35-42.
VANDEN BUSSCHE, G., “Van Eeuwfeeststadion (Heizelstadion) naar het Koning Boudewijnstadion”, LACA Tijdingen, jaargang 9, 2, december 1997, pp. 19-27.
Websites
www.greisch.com
Opmerkelijke bomen in de nabijheid