Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
orgel
orgel
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1200-1300
Chrétien VERAART – architect – 1925-1926
Stijlen
Gotiek
Romaans
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016-2019
id
Urban : 28984
Beschrijving
Parochiekerk in gotische stijl uit de 13e eeuw, gelegen ten noorden van de benedictijnerabdij van de Edele Vrouwen (zie Sint-Denijsplein 9), buiten
de kloostermuren.
Geschiedenis
Vanaf de 11e eeuw was het dorp Vorst de zetel van een autonome parochie waarvan het patronaat in 1105 aan de abdij van Affligem werd afgestaan. Het beschikte over een klein gebedshuis, toegewijd aan de heilige Alena, met een eigen begraafplaats; naast de koorafsluiting stond een heilige notelaar, een verwijzing naar de legende van de heilige Alena. Begin 12e eeuw stelde een particulier (wellicht een lokale heer) een woning niet ver van het eerste gebedshuis voor de liturgie ter beschikking van de parochianen. Dit gebouw, thans gesloopt, was toegewijd aan de heilige Dionysius en stond op de plaats van de oude kerk van de abdij van Vorst (zie Abdij van Vorst, Sint-Denijsplein 9).
Het was in deze kerk dat de abt van Affligem in 1106 een kleine priorij van benedictijnerzusters vestigde die hij in 1069 had gesticht in Meerhem, in de omgeving van Aalst. Het samenleven van de zusters met de dorpelingen bleek echter al snel moeilijk leefbaar, omdat de regel van Sint-Benedictus voorschreef dat ze zich van de buitenwereld moesten afzonderen.
Ook het beheer van de relikwieën van Alena –een lokale verering die niet door de kerk werd erkend – zorgde voor problemen. De abt van Affligem wou inderdaad een officiële erkenning van de relikwieën verkrijgen maar wou er zich tegelijk ook het monopolie over verzekeren, ten koste van de parochianen. In 1193 werden de relikwieën officieel erkend door de bisschop van Kamerijk en voor het merendeel aan de priorijgemeenschap toevertrouwd. Het beheer van de verering zelf werd aan de parochianen overgelaten.
Vanaf de tweede kwart van de 12e eeuw begonnen de parochianen hun eigen kerk te bouwen (buytekercke) op de plaats van de huidige kerk, dus tussen de abdijkerk (gesloopt) en de Sint-Alenakapel. Het nieuwe gebouw, dat tussen 1138 en 1152 werd ingewijd door de bisschop van Kamerijk, NicolaasI, bleef toegewijd aan de heilige Dionysius en integreerde de kleine Alenakapel (aangebouwd tegen het koor).
De kloostergemeenschap bleef de bestaande kerk gebruiken (binnekercke), ten noorden waarvan zich ondertussen de kloostergebouwen hadden ontwikkeld. Vanaf eind 14e eeuw en gedurende de hele 16e eeuw voerden de kloosterzusters inderdaad grote bouwwerkzaamheden uit, met een nieuw klooster en een nieuwe abdijkerk in gotische stijl die in 1447 werd voltooid (zie Abdij van Vorst, Sint-Denijsplein 9).
Eind 13e eeuw werd de parochiekerk, die een eeuw eerder in romaanse stijl was gebouwd, vervangen door het huidige gebouw in gotische stijl. Ze was groter en bestond uit een schip van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), zonder gewelf, en een koor met drie venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
In de 15e eeuw, tijdens de periode van de late gotiek, werden de muren van het middenschip verhoogd om er venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in aan te brengen (lichtbeuk). De kerk werd eveneens westwaarts verlengd door een extra traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die als basis diende voor een geveltoren, die lager was dan de huidige. De Sint-Alenakapel stond rechtstreeks in verbinding met de kerk zelf via een grote spitsboogvormige muuropening die werd aangebracht in de scheidingsmuur (1470).
Eind 15e eeuw werd het romaanse koor van de Sint-Alenakapel vervangen door een gotisch koor. Omstreeks 1525 werd het schip van de kapel op zijn beurt in gotische stijl herwerkt.
In de loop van de 16e eeuw werd de kerk uitgebreid met een dwarsschip gevormd door de toevoeging van twee zijkapellen ter hoogte van de zijbeuken: de Sint-Jozefkapel aan de zuidkant (één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed), direct achter de Sint-Alenakapel, en aan de noordkant de Onze-Lieve-Vrouwkapel (twee traveeën breed).
Rond 1550 werd tegen de Sint-Jozefkapel (zuidkant) een Geesthuis aangebouwd (de “Armendis”), een huis met geveltop dat als sacristeinswoning en tiendenschuur dienstdeed; het gaf via de benedenverdieping toegang tot de binnenzijde van de kerk, terwijl zich op de verdieping een hout- en graanmagazijn bevond. Als gevolg van de bouw van het Geesthuis werden de bovenvensters van het schip gedeeltelijk gedicht.
De huidige kerk is het resultaat van een grote restauratiecampagne die in 1925-1926 werd uitgevoerd door architect Chrétien Veraart, gespecialiseerd in kerkrestauratie. Veraart wijzigde het gebouw ingrijpend: hij liet het Geesthuis gedeeltelijk slopen, verving het gipsen tongewelf (1820) van het schip door een nieuw gewelf gemaakt van eikenhouten dakspanen, waardoor de gedichte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. opnieuw geopend werden, voorzag de Mariakapel van een koor en herbouwde de sacristie.
Oorspronkelijk lag rond de kerk een begraafplaats, de eerste van Vorst. Als gevolg van de bevolkingstoename werd die echter al snel te klein en in 1868 werd beslist ze om redenen van volksgezondheid te verplaatsen. In 1877 werd de nieuwe begraafplaats op de Beukenberg aangelegd, maar pas in 1882 werd de oude parochiale begraafplaats buiten dienst gesteld. Ze verdween definitief in 1890.
Beschrijving
Gebouw in baksteen, witsteen uit Dilbeek en Diegem, en zandsteen.
Basiliekvorm, oostwaarts georiënteerd. Schip van vier traveeën geflankeerd door zijbeuken, in het westen verlengd door een vijfde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die als basis van de toren diende (15e eeuw). In het verlengde van het schip, koor met drieledige koorafsluiting voorzien van lancetvensters (13e eeuw) met gesplitste moneelStenen vensterstijl. (1925-1926), en aan de zuidoostkant geflankeerd door de Sint-Alenakapel.
Dwarsschip ontstaan uit de toevoeging op latere datum van twee zijkapellen ter hoogte van de noordelijke en zuidelijke zijbeuk: aan de noordkant, kapel van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) toegewijd aan Maria (16e eeuw), geflankeerd door een sacristie (1925-1926). Aan de zuidkant, kapel van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) toegewijd aan de heilige Jozef (16e eeuw), met daartegen een soort narthex van twee bouwlagen onder drie kleine schilddakenDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., het resultaat van de verbouwing van het oude Geesthuis in de jaren 1920.
Aan de westkant, aan gevelzijde, toren met onregelmatige langwerpige plattegrond, geflankeerd door een vierkant torentje, gebouwd in de 15e eeuw en met twee verdiepingen verhoogd in de 18e eeuw.
Interieur. Middenschip gescandeerd door zes massieve zuilen met achthoekige voet en een kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met een sierlijke decoratie van gestileerde bladeren met drie ribben (13e eeuw), verlicht door een registerVensterstrook in een topgevel. van acht bovenvensters (15e eeuw).
Koor (13e eeuw) en schip onder eikenhouten tongewelf (1925-1926), met de oorspronkelijke halfzuiltjes waarop vroeger de aanzetten rustten van de oude gewelven uit de 13e eeuw.
Noordelijke zijbeuk onder hellend gebinte, zuidelijke zijbeuk onder een reeks verhoogde gewelfschilden.
De narthex (1925-1926) wordt door twee zuilen verbonden met de zuidelijke zijbeuk en bevat een oksaal met orgel dat toegankelijk is via een kleine trap in een hoektorentje. Aan deze zijde, doopkapel uit dezelfde periode.
Ter hoogte van de spitsboogvormige triomfboog die het schip van het koor scheidt, hangt een Christus aan het Kruis (12e eeuw), een werk dat vroeger het koor van de abdijkerk opluisterde. De kerk bezit ook enkele 16e -eeuwse schilderijen en een veelluik met de heilige Anna en de Kindsheid Jezus (Brussels atelier, midden 16e eeuw), eveneens afkomstig van de oude abdijkerk. Klassische orgel op de grond (Smets).
Sint-Alenakapel. Vroeg gebedshuis, waarschijnlijk gebouwd rond de 12e eeuw, dat de zuidkant van het koor flankeert en in verbinding staat met de Sint-Denijskerk; herwerkt in de tweede helft van de 15e eeuw.
De kapel bestaat uit twee delen: een rechthoekig romaans gebedshuis (12e eeuw) en een drieledig koor onder een netgewelf (kruinribben) dat typisch is voor de late gotiek (laatste kwart 15e eeuw). Gebeeldhouwde sluitstenen met voorstellingen van de heiligen Dionysius, Alena en Benedictus, Maria met Kind en de Heilige Drievuldigheid. Plaveisel uit de 18e eeuw. Altaar in barokstijl (tweede helft 17e eeuw).
Op de muur tussen het koor en de Sint-Alenakapel zien we nog de sporen van de oude rondboogvensters van de eerste romaanse kerk.
In de kapel bevindt zich de cenotaaf van de in 1193 heilig verklaarde Alena: onderbouw opengewerkt met rondboogarcaturen in witsteen en een grafsteen in Doornikse hardsteen waarin de afbeelding is gebeiteld van een kloosterzuster die in de linkerhand een boek vasthoudt en de rechterhand opheft (opschrift “scta helena”).
De legende van de heilige Alena. Alena, de dochter van de heidense leenheer van Dilbeek, leefde in de 7e eeuw. Ze bekeerde zich tot het christendom en woonde elke nacht stiekem de misvieringen in de Sint-Denijskerk van Vorst bij. Op een nacht gaf haar vader zijn soldaten de opdracht haar naar Dilbeek terug te brengen. De soldaten overmeesterden Alena, maar zij klampte zich zo stevig aan een boom vast dat haar arm eraf werd gerukt en ze stierf. Een engel raapte de arm op en legde hem neer in de kerk van Vorst, terwijl haar stoffelijk overschot in de kapel werd bijgezet. Kort nadien begonnen zich mirakels voor te doen, wat de ouders van Alena ertoe aanzette zich te bekeren en zich in Vorst te laten dopen.
Geschiedenis
Vanaf de 11e eeuw was het dorp Vorst de zetel van een autonome parochie waarvan het patronaat in 1105 aan de abdij van Affligem werd afgestaan. Het beschikte over een klein gebedshuis, toegewijd aan de heilige Alena, met een eigen begraafplaats; naast de koorafsluiting stond een heilige notelaar, een verwijzing naar de legende van de heilige Alena. Begin 12e eeuw stelde een particulier (wellicht een lokale heer) een woning niet ver van het eerste gebedshuis voor de liturgie ter beschikking van de parochianen. Dit gebouw, thans gesloopt, was toegewijd aan de heilige Dionysius en stond op de plaats van de oude kerk van de abdij van Vorst (zie Abdij van Vorst, Sint-Denijsplein 9).
Het was in deze kerk dat de abt van Affligem in 1106 een kleine priorij van benedictijnerzusters vestigde die hij in 1069 had gesticht in Meerhem, in de omgeving van Aalst. Het samenleven van de zusters met de dorpelingen bleek echter al snel moeilijk leefbaar, omdat de regel van Sint-Benedictus voorschreef dat ze zich van de buitenwereld moesten afzonderen.
Ook het beheer van de relikwieën van Alena –een lokale verering die niet door de kerk werd erkend – zorgde voor problemen. De abt van Affligem wou inderdaad een officiële erkenning van de relikwieën verkrijgen maar wou er zich tegelijk ook het monopolie over verzekeren, ten koste van de parochianen. In 1193 werden de relikwieën officieel erkend door de bisschop van Kamerijk en voor het merendeel aan de priorijgemeenschap toevertrouwd. Het beheer van de verering zelf werd aan de parochianen overgelaten.
Vanaf de tweede kwart van de 12e eeuw begonnen de parochianen hun eigen kerk te bouwen (buytekercke) op de plaats van de huidige kerk, dus tussen de abdijkerk (gesloopt) en de Sint-Alenakapel. Het nieuwe gebouw, dat tussen 1138 en 1152 werd ingewijd door de bisschop van Kamerijk, NicolaasI, bleef toegewijd aan de heilige Dionysius en integreerde de kleine Alenakapel (aangebouwd tegen het koor).
De kloostergemeenschap bleef de bestaande kerk gebruiken (binnekercke), ten noorden waarvan zich ondertussen de kloostergebouwen hadden ontwikkeld. Vanaf eind 14e eeuw en gedurende de hele 16e eeuw voerden de kloosterzusters inderdaad grote bouwwerkzaamheden uit, met een nieuw klooster en een nieuwe abdijkerk in gotische stijl die in 1447 werd voltooid (zie Abdij van Vorst, Sint-Denijsplein 9).
Eind 13e eeuw werd de parochiekerk, die een eeuw eerder in romaanse stijl was gebouwd, vervangen door het huidige gebouw in gotische stijl. Ze was groter en bestond uit een schip van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), zonder gewelf, en een koor met drie venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
In de 15e eeuw, tijdens de periode van de late gotiek, werden de muren van het middenschip verhoogd om er venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in aan te brengen (lichtbeuk). De kerk werd eveneens westwaarts verlengd door een extra traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die als basis diende voor een geveltoren, die lager was dan de huidige. De Sint-Alenakapel stond rechtstreeks in verbinding met de kerk zelf via een grote spitsboogvormige muuropening die werd aangebracht in de scheidingsmuur (1470).
Eind 15e eeuw werd het romaanse koor van de Sint-Alenakapel vervangen door een gotisch koor. Omstreeks 1525 werd het schip van de kapel op zijn beurt in gotische stijl herwerkt.
In de loop van de 16e eeuw werd de kerk uitgebreid met een dwarsschip gevormd door de toevoeging van twee zijkapellen ter hoogte van de zijbeuken: de Sint-Jozefkapel aan de zuidkant (één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed), direct achter de Sint-Alenakapel, en aan de noordkant de Onze-Lieve-Vrouwkapel (twee traveeën breed).
Rond 1550 werd tegen de Sint-Jozefkapel (zuidkant) een Geesthuis aangebouwd (de “Armendis”), een huis met geveltop dat als sacristeinswoning en tiendenschuur dienstdeed; het gaf via de benedenverdieping toegang tot de binnenzijde van de kerk, terwijl zich op de verdieping een hout- en graanmagazijn bevond. Als gevolg van de bouw van het Geesthuis werden de bovenvensters van het schip gedeeltelijk gedicht.
De huidige kerk is het resultaat van een grote restauratiecampagne die in 1925-1926 werd uitgevoerd door architect Chrétien Veraart, gespecialiseerd in kerkrestauratie. Veraart wijzigde het gebouw ingrijpend: hij liet het Geesthuis gedeeltelijk slopen, verving het gipsen tongewelf (1820) van het schip door een nieuw gewelf gemaakt van eikenhouten dakspanen, waardoor de gedichte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. opnieuw geopend werden, voorzag de Mariakapel van een koor en herbouwde de sacristie.
Oorspronkelijk lag rond de kerk een begraafplaats, de eerste van Vorst. Als gevolg van de bevolkingstoename werd die echter al snel te klein en in 1868 werd beslist ze om redenen van volksgezondheid te verplaatsen. In 1877 werd de nieuwe begraafplaats op de Beukenberg aangelegd, maar pas in 1882 werd de oude parochiale begraafplaats buiten dienst gesteld. Ze verdween definitief in 1890.
Beschrijving
Gebouw in baksteen, witsteen uit Dilbeek en Diegem, en zandsteen.
Basiliekvorm, oostwaarts georiënteerd. Schip van vier traveeën geflankeerd door zijbeuken, in het westen verlengd door een vijfde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die als basis van de toren diende (15e eeuw). In het verlengde van het schip, koor met drieledige koorafsluiting voorzien van lancetvensters (13e eeuw) met gesplitste moneelStenen vensterstijl. (1925-1926), en aan de zuidoostkant geflankeerd door de Sint-Alenakapel.
Dwarsschip ontstaan uit de toevoeging op latere datum van twee zijkapellen ter hoogte van de noordelijke en zuidelijke zijbeuk: aan de noordkant, kapel van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) toegewijd aan Maria (16e eeuw), geflankeerd door een sacristie (1925-1926). Aan de zuidkant, kapel van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) toegewijd aan de heilige Jozef (16e eeuw), met daartegen een soort narthex van twee bouwlagen onder drie kleine schilddakenDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., het resultaat van de verbouwing van het oude Geesthuis in de jaren 1920.
Aan de westkant, aan gevelzijde, toren met onregelmatige langwerpige plattegrond, geflankeerd door een vierkant torentje, gebouwd in de 15e eeuw en met twee verdiepingen verhoogd in de 18e eeuw.
Interieur. Middenschip gescandeerd door zes massieve zuilen met achthoekige voet en een kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met een sierlijke decoratie van gestileerde bladeren met drie ribben (13e eeuw), verlicht door een registerVensterstrook in een topgevel. van acht bovenvensters (15e eeuw).
Koor (13e eeuw) en schip onder eikenhouten tongewelf (1925-1926), met de oorspronkelijke halfzuiltjes waarop vroeger de aanzetten rustten van de oude gewelven uit de 13e eeuw.
Noordelijke zijbeuk onder hellend gebinte, zuidelijke zijbeuk onder een reeks verhoogde gewelfschilden.
De narthex (1925-1926) wordt door twee zuilen verbonden met de zuidelijke zijbeuk en bevat een oksaal met orgel dat toegankelijk is via een kleine trap in een hoektorentje. Aan deze zijde, doopkapel uit dezelfde periode.
Ter hoogte van de spitsboogvormige triomfboog die het schip van het koor scheidt, hangt een Christus aan het Kruis (12e eeuw), een werk dat vroeger het koor van de abdijkerk opluisterde. De kerk bezit ook enkele 16e -eeuwse schilderijen en een veelluik met de heilige Anna en de Kindsheid Jezus (Brussels atelier, midden 16e eeuw), eveneens afkomstig van de oude abdijkerk. Klassische orgel op de grond (Smets).
Sint-Alenakapel. Vroeg gebedshuis, waarschijnlijk gebouwd rond de 12e eeuw, dat de zuidkant van het koor flankeert en in verbinding staat met de Sint-Denijskerk; herwerkt in de tweede helft van de 15e eeuw.
De kapel bestaat uit twee delen: een rechthoekig romaans gebedshuis (12e eeuw) en een drieledig koor onder een netgewelf (kruinribben) dat typisch is voor de late gotiek (laatste kwart 15e eeuw). Gebeeldhouwde sluitstenen met voorstellingen van de heiligen Dionysius, Alena en Benedictus, Maria met Kind en de Heilige Drievuldigheid. Plaveisel uit de 18e eeuw. Altaar in barokstijl (tweede helft 17e eeuw).
Op de muur tussen het koor en de Sint-Alenakapel zien we nog de sporen van de oude rondboogvensters van de eerste romaanse kerk.
In de kapel bevindt zich de cenotaaf van de in 1193 heilig verklaarde Alena: onderbouw opengewerkt met rondboogarcaturen in witsteen en een grafsteen in Doornikse hardsteen waarin de afbeelding is gebeiteld van een kloosterzuster die in de linkerhand een boek vasthoudt en de rechterhand opheft (opschrift “scta helena”).
De legende van de heilige Alena. Alena, de dochter van de heidense leenheer van Dilbeek, leefde in de 7e eeuw. Ze bekeerde zich tot het christendom en woonde elke nacht stiekem de misvieringen in de Sint-Denijskerk van Vorst bij. Op een nacht gaf haar vader zijn soldaten de opdracht haar naar Dilbeek terug te brengen. De soldaten overmeesterden Alena, maar zij klampte zich zo stevig aan een boom vast dat haar arm eraf werd gerukt en ze stierf. Een engel raapte de arm op en legde hem neer in de kerk van Vorst, terwijl haar stoffelijk overschot in de kapel werd bijgezet. Kort nadien begonnen zich mirakels voor te doen, wat de ouders van Alena ertoe aanzette zich te bekeren en zich in Vorst te laten dopen.
Bronnen
Publicaties en studies
CABUY, Y., DEMETER, S., LEUXE, F., Atlas van de Archeologische Ondergrond van
het Gewest Brussel: 4. Vorst, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis,
Brussel, 1993, pp. 51-53.
DE PANGE, I., In
het hart van Vorst, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
Brussel, 2008 (coll. Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 47), pp. 12-23.
DEVLIEGER, L., Abbaye de Forest: généalogie d’un ensemble architectural classé. Étude historique préalable à l’installation d’une bibliothèque communale dans l’aile courbe Est et au développement d’un plan global d’aménagement des jardins et abords de l’abbaye, Atelier du Sablon s.c., februari 2000.
FRANSEN, B. (red.), Sainte Alena. Images et dévotion. Guide pour une visite de l’église Saint-Denis à Forest, Fonds Patrimonium Sancta Alena, Brussel, 2006.
HENNE, A., WAUTERS, A., Histoire de la ville de Bruxelles, IV, Culture et Civilisations, Brussel, 1968 (heruitgave.), p. 240.
MEGANCK, M., Le patrimoine monastique en Région bruxelloise: intégration dans la ville contemporaine, CFC-Editions, Brussel, 2009 (coll. Lieux de Mémoire), p. 63.
Tijdschriften
PODEVIJN, DOM RENIER, “Sainte Alène de Forest”, Le Folklore brabançon, dl. XX, Brussel, 1940-1948.
DUGARDIN, A.-M., “L’église Saint-Denis à Forest”, Annales de la Société archéologique de Bruxelles, dl. XXXXVI, Brussel, 1942-1943.
GHISLAIN, J.-C., “Forest-lez-Bruxelles: Le cénotaphe roman de sainte Alène en l’église Saint-Denis”, Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, dl. IX,? 1980, pp.5-29.
Websites
Orgel: http://www.orgues.irisnet.be/nl/Edifice/56/app.rvb
DEVLIEGER, L., Abbaye de Forest: généalogie d’un ensemble architectural classé. Étude historique préalable à l’installation d’une bibliothèque communale dans l’aile courbe Est et au développement d’un plan global d’aménagement des jardins et abords de l’abbaye, Atelier du Sablon s.c., februari 2000.
FRANSEN, B. (red.), Sainte Alena. Images et dévotion. Guide pour une visite de l’église Saint-Denis à Forest, Fonds Patrimonium Sancta Alena, Brussel, 2006.
HENNE, A., WAUTERS, A., Histoire de la ville de Bruxelles, IV, Culture et Civilisations, Brussel, 1968 (heruitgave.), p. 240.
MEGANCK, M., Le patrimoine monastique en Région bruxelloise: intégration dans la ville contemporaine, CFC-Editions, Brussel, 2009 (coll. Lieux de Mémoire), p. 63.
Tijdschriften
PODEVIJN, DOM RENIER, “Sainte Alène de Forest”, Le Folklore brabançon, dl. XX, Brussel, 1940-1948.
DUGARDIN, A.-M., “L’église Saint-Denis à Forest”, Annales de la Société archéologique de Bruxelles, dl. XXXXVI, Brussel, 1942-1943.
GHISLAIN, J.-C., “Forest-lez-Bruxelles: Le cénotaphe roman de sainte Alène en l’église Saint-Denis”, Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, dl. IX,? 1980, pp.5-29.
Websites
Orgel: http://www.orgues.irisnet.be/nl/Edifice/56/app.rvb