Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
M. HEYNINX – architect – 1913
Stijlen
Eclectisme
Neogotiek
Neo-Lodewijk XVI
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Joost-ten-Node (DMS-DML - 1994-1997)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 10900
Beschrijving
Prestigieus herenhuis in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk., op de
gevel getekend en gedateerd "M. HEYNINX / ARCH. 1913". Gebouwd i.o.v.
de industrieel Georges Boël, ter vervanging van een herenhuis uit 1863 n.o.v.
van architect GOBERT.
Drie bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Gevel in similisteen met witstenen elementen. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met doorlopende schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. boven rondbogige verdiepte muuropeningen; dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. met kwarthol beloop, balustersVaasvormige spijl van een borstwering. op borstweringen. Twee uiterste muuropeningen, waaronder deur links, ingeschreven in een gelijkaardige boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. en met een identieke gehouwen sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.. Op beide verdiepingen twee centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., ingeschreven tussen geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Tweede bouwlaag met rondboogvensters met geprofileerde omlijsting, bekroond door een festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden. en een cartouchevormende sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met nimfen- of saterkop. Centraal doorlopend balkon op monumentale, rijkelijk bewerkte consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. als borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de zijtraveeën. Kordonlijst op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst. en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Hoogste bouwlaag met getoogde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met guirlandesleutel. Door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onderbroken architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden.. Eenvoudige getande kroonlijst met bekronende balustradeHekwerk van spijlen of balusters. die rondboogvensters voorafgaat. Alle muuropeningen met bewaard houtwerk, de houten bewerkte vleugeldeur met bovenlicht inbegrepen.
Achtergevel met verwijzingen naar de neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz.; lichtgekleurde geverniste bakstenen gevel met hardstenen elementen. Enkele venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met kruiskozijn. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met topstuk.
Interieur:
Diep gebouw zenitaal verlicht door vier lichtkokers. Toegang links, via vestibule naar traphal met eretrap. Rechterzijde huis met statige salons in enfilade op gelijkvloers en eerste verdieping en grote zaal met galerij onder uitgewerkt houten dakgebinte op tweede verdieping. Linkerzijde met aan straatzijde statige salons op eerste en tweede verdieping, waarachter gang en trapfuncties en aan koerzijde tussenverdiepingen en sanitaire ruimten, behalve op de gelijkvloerse verdieping waar zich een gotische kamer bevindt.
De interieurdecoratie is goed bewaard en typisch eclectisch met recuperatie-elementen. Dit laatste vaak met religieuze inslag: haardtegels, glasramen, gedenksteen (met datering 1544) in vestibule, portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in hal met vier evangelisten en datering “1623”. Ook thema’s als feesten (wijnranken, saters, muziekinstrumenten) en rechtvaardigheid komen terug in de decoratie.
Veel houtsnijwerk op Vlaamse renaissance geïnspireerd, voornamelijk op de benedenverdieping, trappen en gang en grote zaal op tweede verdieping: lambriseringen, monumentale deuren, schoorstenen (met natuurstenen wangen).
Op eerste verdieping kamers met régence en rococo invloeden en op tweede verdieping aan straatzijde Lodewijk XVI-stijl en empireStijlrichting (ca. 1800-1850) binnen het neoclassicisme met een specifieke vormentaal (palmetten, sfinxen, griffioenen, enz.) verwijzend naar Griekse, Egyptische of Oosterse Oudheid. geïnspireerd: marmeren schoorsteenmantels, spiegels en panelen met schilder- of reliëfwerk op schoorsteenboezems en houten lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, ….
Verschillende glasramen, met recuperatiematerialen. Boven eretrap lantaarn met Sint-Joris. Plafondschilderingen voornamelijk op eerste verdieping geïnspireerd op antieke oudheid met putti en allegorieën op Flora, Helios, Poseidon en België. De gebruikte marmers voor hal en schoorsteenmantels van Belgische oorsprong. Salons met parketvloeren in Hongaarse punt. Wanden sanitaire ruimten volledig bezet met Delftse tegels.
Oorspronkelijk achterhuis in Poststraat nr. 38 van twee bouwlagen in eclectische stijl n.o.v. architect Heyninx, 1913. Lichtgekleurde bakstenen gevel met hardstenen elementen. Getoogde muuropeningen tussen neggen en onder waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Benedenverdieping met drie ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); centrale deur en inrijpoort rechts. Op verdieping symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Houten kroonlijst.
Drie bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Gevel in similisteen met witstenen elementen. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met doorlopende schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. boven rondbogige verdiepte muuropeningen; dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. met kwarthol beloop, balustersVaasvormige spijl van een borstwering. op borstweringen. Twee uiterste muuropeningen, waaronder deur links, ingeschreven in een gelijkaardige boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. en met een identieke gehouwen sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.. Op beide verdiepingen twee centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., ingeschreven tussen geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Tweede bouwlaag met rondboogvensters met geprofileerde omlijsting, bekroond door een festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden. en een cartouchevormende sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met nimfen- of saterkop. Centraal doorlopend balkon op monumentale, rijkelijk bewerkte consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. als borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de zijtraveeën. Kordonlijst op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst. en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Hoogste bouwlaag met getoogde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met guirlandesleutel. Door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onderbroken architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden.. Eenvoudige getande kroonlijst met bekronende balustradeHekwerk van spijlen of balusters. die rondboogvensters voorafgaat. Alle muuropeningen met bewaard houtwerk, de houten bewerkte vleugeldeur met bovenlicht inbegrepen.
Achtergevel met verwijzingen naar de neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz.; lichtgekleurde geverniste bakstenen gevel met hardstenen elementen. Enkele venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met kruiskozijn. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met topstuk.
Interieur:
Diep gebouw zenitaal verlicht door vier lichtkokers. Toegang links, via vestibule naar traphal met eretrap. Rechterzijde huis met statige salons in enfilade op gelijkvloers en eerste verdieping en grote zaal met galerij onder uitgewerkt houten dakgebinte op tweede verdieping. Linkerzijde met aan straatzijde statige salons op eerste en tweede verdieping, waarachter gang en trapfuncties en aan koerzijde tussenverdiepingen en sanitaire ruimten, behalve op de gelijkvloerse verdieping waar zich een gotische kamer bevindt.
De interieurdecoratie is goed bewaard en typisch eclectisch met recuperatie-elementen. Dit laatste vaak met religieuze inslag: haardtegels, glasramen, gedenksteen (met datering 1544) in vestibule, portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in hal met vier evangelisten en datering “1623”. Ook thema’s als feesten (wijnranken, saters, muziekinstrumenten) en rechtvaardigheid komen terug in de decoratie.
Veel houtsnijwerk op Vlaamse renaissance geïnspireerd, voornamelijk op de benedenverdieping, trappen en gang en grote zaal op tweede verdieping: lambriseringen, monumentale deuren, schoorstenen (met natuurstenen wangen).
Op eerste verdieping kamers met régence en rococo invloeden en op tweede verdieping aan straatzijde Lodewijk XVI-stijl en empireStijlrichting (ca. 1800-1850) binnen het neoclassicisme met een specifieke vormentaal (palmetten, sfinxen, griffioenen, enz.) verwijzend naar Griekse, Egyptische of Oosterse Oudheid. geïnspireerd: marmeren schoorsteenmantels, spiegels en panelen met schilder- of reliëfwerk op schoorsteenboezems en houten lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, ….
Verschillende glasramen, met recuperatiematerialen. Boven eretrap lantaarn met Sint-Joris. Plafondschilderingen voornamelijk op eerste verdieping geïnspireerd op antieke oudheid met putti en allegorieën op Flora, Helios, Poseidon en België. De gebruikte marmers voor hal en schoorsteenmantels van Belgische oorsprong. Salons met parketvloeren in Hongaarse punt. Wanden sanitaire ruimten volledig bezet met Delftse tegels.
Oorspronkelijk achterhuis in Poststraat nr. 38 van twee bouwlagen in eclectische stijl n.o.v. architect Heyninx, 1913. Lichtgekleurde bakstenen gevel met hardstenen elementen. Getoogde muuropeningen tussen neggen en onder waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Benedenverdieping met drie ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); centrale deur en inrijpoort rechts. Op verdieping symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Houten kroonlijst.
Bronnen
Archieven
GASJ/DS/OW 99 (1863), 8552, 8567, 8599 (1913).
Opmerkelijke bomen in de nabijheid