Typologie(ën)
kunstencentrum/cultureel centrum
spektakelzaal
Serre
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
spektakelzaal
Serre
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
Ontwerper(s)
P.-F. GINESTE – architect – 1826
Tilman-François SUYS – architect – 1826
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Joost-ten-Node (DMS-DML - 1994-1997)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 10918
Beschrijving
Cultuurcentrum van de Franse Gemeenschap Wallonië-Brussel.
In maart 1826 vroeg de "Koninklijke Maatschappij van Kruid, Bloom, en Boom Kweekerij, der Nederlanden" aan hofarchitect Tilman-François SUYS ontwerpen en een kostenraming te maken voor de constructie van serresBroeikast. en de inrichting van de nieuwe botanische tuin die kort tevoren aangelegd was tegen het lager gelegen deel van de boulevards, langs de oude verdedigingswerken. (Een eerste botanische tuin die sinds 1797 het huidige Museumplein in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. nam, was in 1825 afgeschaft).
Een maand later stelde T.-F. SUYS een ambitieus project voor dat echter boven de middelen ging van de maatschappij. Er werd dan ook een tweede ontwerp geëist en deze maal liet T.-F. SUYS zich bijstaan door J.-B. Meeus, lid van de bestuursraad van de vereniging, die een aantal praktische suggesties gaf. In september werd het nieuwe plan goedgekeurd.
Hierop diende P.-F. GINESTE, schilder-decorateur en voormalig medewerker van T.-F. SUYS, een veel lagere kostenschatting in waardoor het hele project weer op losse schroeven kwam te staan. Toen T.-F. SUYS weigerde zijn berekening te herzien, koos de raad dan ook voor het plan van P.-F. GINESTE, in feite een vereenvoudigde versie van het ontwerp van T.-F. SUYS. De werken - o.l.v. Meeus - werden al snel aangevangen. In 1827 was het grootste deel van het gebouw klaar; in september 1829 werd het officieel ingewijd.
In de jaren 1840-1850 volgden talrijke uitbreidingen. Deze werden toevertrouwd aan T.-F. SUYS die, waarschijnlijk door het ontslag van Meeus als lid van de beheerraad van de Koninklijke Maatschappij in 1837, terug in de gratie was. T.-F. SUYS begon met het ontwerpen van een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. die via de Koningsstraat rechtstreeks toegang verleende tot de serresBroeikast.. Ook vergrootte hij de oostelijke orangerie richting Kruidtuinstraat om er de woning van de conciërge en een winkel met serreproducten in onder te brengen (1842-1844). Vervolgens deed hij hetzelfde met de westelijke orangerie (1847) en bouwde hij een grote feestzaal tussen de oostelijke orangerie en de rotonde (1852-1854). Deze zaal werd in 1870 verbouwd tot herbariumgalerij. Datzelfde jaar werd de Kruidtuin aangekocht door de Staat. In 1899 ten slotte, bouwde men een bibliotheek en een nieuwe herbariumzaal, ditmaal tussen de rotonde en de westelijke orangerie, aan de kant van de Kruidtuinstraat.
In de loop der jaren werd het voortbestaan van de Kruidtuin verschillende malen bedreigd, zeker in 1938 toen beslist werd alle verzamelingen over te brengen naar Boechout. Er bestonden nl. plannen om op het domein van de Kruidtuin de toekomstige Koninklijke Bibliotheek te bouwen. Toen na de oorlog de werken aan de Noord-Zuidverbinding terug werden aangevat, onderging het lager gelegen deel van de tuin zware ingrepen. Met de aanleg van de expresweg, parallel aan de Kruidtuinlaan, zag de Kruidtuin nog een stuk van zijn grondgebied verdwijnen.
In 1979 kregen de arch. van ATELIER 20, Patrick DE SIMPEL en Christian LECHIEN van de Franse Gemeenschap de opdracht het toen leegstaande gebouw om te bouwen tot cultureel centrum. De restauratie was voltooid in 1983.
Het gebouw werd opgetrokken volgens een structuur die in XVIII gebruikelijk was voor orangeries: een centrale rotonde aan weerszijden geflankeerd door een vleugel die telkens op een licht uitspringend paviljoen eindigt. De regelmatigheid en symmetrie van dergelijke opstanden waren tekenend voor de neoclassicistische architectuur.
Hoofdgevel: het gebouw, met één enkele bouwlaag, wordt voorafgegaan door twee terrassen. Het eerste is toegankelijk via vier opgangen: twee tegenover de paviljoenen en twee naar mekaar toelopende tegenover de rotonde. Twee rechte zijtrappen en een halfronde centrale trap leiden naar het bovenste terras. De rotonde wordt omringd door een colonnadeZuilenrij met hoofdgestel. van zestien vlakke arduinen zuilen met Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en Attisch basement, rustend op een sokkel in hetzelfde materiaal. De intercolumnia zijn afgesloten door glaspartijen. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met leeuwenkoppen en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Een beglaasd dak bedekt het buitenste gedeelte van de rotonde; het centrale deel wordt bekroond door een halfbolvormige koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Er werden terrassen aangebouwd tegen de zijvleugels en ter hoogte van het tweede terras, tussen de trappen waarlangs zich de ingang bevindt. De twee hoekpaviljoenen worden, net zoals de rotonde, aan de tuinkant voorafgegaan door een colonnadeZuilenrij met hoofdgestel. van telkens acht zuilen, afgewisseld met glaspartijen.
Portiek: deze door T.-F. SUYS ontworpen portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in blauwe hardsteen die uitkomt op de Koningsstraat bestaat uit drie rondboogarcades met gecanneleerde sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.. Ze worden bekroond met een zwaar entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., "geschraagd" door halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met Ionische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., en een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. De portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. heeft muuropeningen aan de tuinzijde en richting Kruidtuinstraat, telkens ingeschreven tussen twee zuilen. Twee trappen aan de laterale bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. voorzien van een dubbel traliehekken leiden naar de lager gelegen ingang van het gebouw.
Achtergevel: vijfendertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de Kruidtuinstraat, verlicht door hoge rondbogige muuropeningen in dito nissen met doorlopende lekdrempel vanaf de zesde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tot de dertigste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Vanaf de negentiende traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. of met rondbogige muuropeningen in de laatste vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (westelijk paviljoen) wegens het niveauverschil. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde gevel op stenen sokkel. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt..
Zijgevel (westelijk paviljoen): twee brede rondbogige vleugeldeuren leiden naar een terras boven de tuin. Ze worden aan beide zijden geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., uitgevoerd in blauwe hardsteen, net zoals de stijlen en geprofileerde booglijst.
Interieur: hoewel het interieur verbouwd werd om beter te beantwoorden aan zijn nieuwe functie als cultureel centrum, heeft het zijn oorspronkelijk uitzicht in grote lijnen weten te behouden. De verschillende zalen worden met mekaar verbonden door de oude serresBroeikast. die tegen de zijvleugels en de rotonde zijn aangebouwd.
De feestzaal naar een ontwerp van T.-F. SUYS (1852-1854) - heden verbouwd tot tentoonstellingsruimte - wordt verlicht door brede rondboogvensters die uitkijken op de kassen of op de Kruidtuinstraat. Zuilen, pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met Corinthisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen..
Twee galerijen gedragen door gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen en toegankelijk via twee wenteltrappenTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. lopen halverwege de zijmuren.
De rotonde - tegenwoordig in gebruik als theater- en concertzaal - heeft acht rechthoekige en symmetrische toegangen, bekroond door een oorspronkelijk kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. met consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. De muurdammen zijn bezet door dubbele pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met corinthisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. die een klassiek entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. dragen, bestaande uit een gladde friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met tandlijst op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst., versierd met rozetten. Het metalen gebinte van de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. is zichtbaar.
De vroegere herbariumzaal (westelijke vleugel) werd verbouwd tot cafetaria, de twee paviljoenen tot inkom (westen) en polyvalente zaal (oosten).
De tuin. De eigenlijke Kruidtuin die tijdens de werken aan de Noord-Zuidverbinding ingrijpende veranderingen heeft ondergaan, is het werk van tuinarchitect René PECHERE (1953-1958). Hij werd beschermd als monument in 1964 (KB 15.05.1964). Het hoger gelegen deel, tegenover de vml. serresBroeikast., is beplant met geometrische perken rond een groot cirkelvormig bassin, voorheen het centrale deel van de "Ecole de botanique". De streng symmetrische aanleg van deze "Franse tuin" is volledig in harmonie met het neoclassicistisch gebouw. Het lager gelegen deel van de tuin met vijver, overblijfsel van een vroeger moeras, biedt een veel grilliger uitzicht. De oude, kostbare bomen in dit deel zijn bewaard gebleven en onttrekken het autoverkeer van de Sint-Lazaruslaan en de Victoria Reginalaan aan het zicht van de wandelaars.
In 1892 ontwierpen de beeldhouwers Charles VAN DER STAPPEN en Constantin MEUNIER een sculpturaal programma voor de Kruidtuin i.o.v. de Staat. Het project omvatte fonteinen, verlichtingspalen, figuren en beeldengroepen die de tijd, de seizoenen, de planten en dierenmotieven voorstelden, opgesteld in de verschillende delen van de tuin. De schetsen werden op 17 juni 1893 besteld en waren eind dat jaar voltooid.
Aan hun uitvoering werkten tal van kunstenaars mee. Verschillende firma's stonden in voor het gieten van de beelden: de "Compagnie des Bronzes" en de gieterij Peterman, Luppens en Van Aerschodt. De hele onderneming zou tot 1898 duren. Door de wijzigingen die de tuin in de loop der jaren heeft ondergaan, zijn een aantal beelden naar Boechout verhuisd, andere zijn verdwenen.
Een dertigtal sculpturen bleven bewaard, maar bevinden zich niet meer op hun oorspronkelijke plaats in de tuin. Het betreft de volgende beelden: op de terrassen, voor het gebouw, een fontein bekroond door een Havik van J. POLLARD, een tweede bekroond door een Gier van A. DE TOMBAY, de Winter of de Oude houthakster van P. BRAECKE, een verlichtingspaal met een reliëf van de Vier Elementen door P. DUBOIS, de Herfst of de Zaaier en de Zomer of de Maaier van Constantin MEUNIER, een verlichtingspaal met een reliëfvoorstelling van de Vier Leeftijden door Jules LAGAE, de Lente of de Herderin van H. LE ROY, een derde fontein bekroond door een Condor door G. DEVREESE, een vierde bekroond door een Reiger van I. DE RUDDER, de Zwaan van D. WEYGERS, de Ooievaar van E. LEFEVER, een kandelaar met een reliëfvoorstelling van de Vier Leeftijden en een Papegaai in de top door Victor ROUSSEAU, de Zorg van M. DE MATHELIN, een Krokodil in gevecht met een slang van E. NAMUR, de Panter van J.M. GASPAR, de Buksboom van G. VAN HOVE, een lantaarn met een reliëf van de Vier Winden en een Uil in de top door Victor ROUSSEAU, de Gier van A. CRICK, de Arend van H. BONCQUET, de Palm van V. DE HAEN, de Laurier van Julien DILLENS, de Leeuw van C. SAMUEL, de Tijger van J. HÉRAIN, de Olijfboom van L. MIGNON, de Distel van F. JORIS, de Klimop van A. CRACO, de Kamperfoelie van E. DE PLEYN, de Lelie van A. DESENFANS.
Centraal voor de helling die de hoofdtoegang tot het eerste terras vormt, twee nimfen rond een bron, een bronzen kopie, uitgevoerd in 1890 door A. HAMBRESIN van de oorspronkelijke stenen beeldengroep van P.-F. RUDE uit 1826.
Bescherming van het landschap 15.05.1964.
In maart 1826 vroeg de "Koninklijke Maatschappij van Kruid, Bloom, en Boom Kweekerij, der Nederlanden" aan hofarchitect Tilman-François SUYS ontwerpen en een kostenraming te maken voor de constructie van serresBroeikast. en de inrichting van de nieuwe botanische tuin die kort tevoren aangelegd was tegen het lager gelegen deel van de boulevards, langs de oude verdedigingswerken. (Een eerste botanische tuin die sinds 1797 het huidige Museumplein in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. nam, was in 1825 afgeschaft).
Een maand later stelde T.-F. SUYS een ambitieus project voor dat echter boven de middelen ging van de maatschappij. Er werd dan ook een tweede ontwerp geëist en deze maal liet T.-F. SUYS zich bijstaan door J.-B. Meeus, lid van de bestuursraad van de vereniging, die een aantal praktische suggesties gaf. In september werd het nieuwe plan goedgekeurd.
Hierop diende P.-F. GINESTE, schilder-decorateur en voormalig medewerker van T.-F. SUYS, een veel lagere kostenschatting in waardoor het hele project weer op losse schroeven kwam te staan. Toen T.-F. SUYS weigerde zijn berekening te herzien, koos de raad dan ook voor het plan van P.-F. GINESTE, in feite een vereenvoudigde versie van het ontwerp van T.-F. SUYS. De werken - o.l.v. Meeus - werden al snel aangevangen. In 1827 was het grootste deel van het gebouw klaar; in september 1829 werd het officieel ingewijd.
In de jaren 1840-1850 volgden talrijke uitbreidingen. Deze werden toevertrouwd aan T.-F. SUYS die, waarschijnlijk door het ontslag van Meeus als lid van de beheerraad van de Koninklijke Maatschappij in 1837, terug in de gratie was. T.-F. SUYS begon met het ontwerpen van een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. die via de Koningsstraat rechtstreeks toegang verleende tot de serresBroeikast.. Ook vergrootte hij de oostelijke orangerie richting Kruidtuinstraat om er de woning van de conciërge en een winkel met serreproducten in onder te brengen (1842-1844). Vervolgens deed hij hetzelfde met de westelijke orangerie (1847) en bouwde hij een grote feestzaal tussen de oostelijke orangerie en de rotonde (1852-1854). Deze zaal werd in 1870 verbouwd tot herbariumgalerij. Datzelfde jaar werd de Kruidtuin aangekocht door de Staat. In 1899 ten slotte, bouwde men een bibliotheek en een nieuwe herbariumzaal, ditmaal tussen de rotonde en de westelijke orangerie, aan de kant van de Kruidtuinstraat.
In de loop der jaren werd het voortbestaan van de Kruidtuin verschillende malen bedreigd, zeker in 1938 toen beslist werd alle verzamelingen over te brengen naar Boechout. Er bestonden nl. plannen om op het domein van de Kruidtuin de toekomstige Koninklijke Bibliotheek te bouwen. Toen na de oorlog de werken aan de Noord-Zuidverbinding terug werden aangevat, onderging het lager gelegen deel van de tuin zware ingrepen. Met de aanleg van de expresweg, parallel aan de Kruidtuinlaan, zag de Kruidtuin nog een stuk van zijn grondgebied verdwijnen.
In 1979 kregen de arch. van ATELIER 20, Patrick DE SIMPEL en Christian LECHIEN van de Franse Gemeenschap de opdracht het toen leegstaande gebouw om te bouwen tot cultureel centrum. De restauratie was voltooid in 1983.
Het gebouw werd opgetrokken volgens een structuur die in XVIII gebruikelijk was voor orangeries: een centrale rotonde aan weerszijden geflankeerd door een vleugel die telkens op een licht uitspringend paviljoen eindigt. De regelmatigheid en symmetrie van dergelijke opstanden waren tekenend voor de neoclassicistische architectuur.
Hoofdgevel: het gebouw, met één enkele bouwlaag, wordt voorafgegaan door twee terrassen. Het eerste is toegankelijk via vier opgangen: twee tegenover de paviljoenen en twee naar mekaar toelopende tegenover de rotonde. Twee rechte zijtrappen en een halfronde centrale trap leiden naar het bovenste terras. De rotonde wordt omringd door een colonnadeZuilenrij met hoofdgestel. van zestien vlakke arduinen zuilen met Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en Attisch basement, rustend op een sokkel in hetzelfde materiaal. De intercolumnia zijn afgesloten door glaspartijen. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met leeuwenkoppen en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Een beglaasd dak bedekt het buitenste gedeelte van de rotonde; het centrale deel wordt bekroond door een halfbolvormige koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Er werden terrassen aangebouwd tegen de zijvleugels en ter hoogte van het tweede terras, tussen de trappen waarlangs zich de ingang bevindt. De twee hoekpaviljoenen worden, net zoals de rotonde, aan de tuinkant voorafgegaan door een colonnadeZuilenrij met hoofdgestel. van telkens acht zuilen, afgewisseld met glaspartijen.
Portiek: deze door T.-F. SUYS ontworpen portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in blauwe hardsteen die uitkomt op de Koningsstraat bestaat uit drie rondboogarcades met gecanneleerde sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.. Ze worden bekroond met een zwaar entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., "geschraagd" door halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met Ionische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., en een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. De portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. heeft muuropeningen aan de tuinzijde en richting Kruidtuinstraat, telkens ingeschreven tussen twee zuilen. Twee trappen aan de laterale bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. voorzien van een dubbel traliehekken leiden naar de lager gelegen ingang van het gebouw.
Achtergevel: vijfendertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de Kruidtuinstraat, verlicht door hoge rondbogige muuropeningen in dito nissen met doorlopende lekdrempel vanaf de zesde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tot de dertigste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Vanaf de negentiende traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. of met rondbogige muuropeningen in de laatste vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (westelijk paviljoen) wegens het niveauverschil. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde gevel op stenen sokkel. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt..
Zijgevel (westelijk paviljoen): twee brede rondbogige vleugeldeuren leiden naar een terras boven de tuin. Ze worden aan beide zijden geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., uitgevoerd in blauwe hardsteen, net zoals de stijlen en geprofileerde booglijst.
Interieur: hoewel het interieur verbouwd werd om beter te beantwoorden aan zijn nieuwe functie als cultureel centrum, heeft het zijn oorspronkelijk uitzicht in grote lijnen weten te behouden. De verschillende zalen worden met mekaar verbonden door de oude serresBroeikast. die tegen de zijvleugels en de rotonde zijn aangebouwd.
De feestzaal naar een ontwerp van T.-F. SUYS (1852-1854) - heden verbouwd tot tentoonstellingsruimte - wordt verlicht door brede rondboogvensters die uitkijken op de kassen of op de Kruidtuinstraat. Zuilen, pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met Corinthisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen..
Twee galerijen gedragen door gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen en toegankelijk via twee wenteltrappenTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. lopen halverwege de zijmuren.
De rotonde - tegenwoordig in gebruik als theater- en concertzaal - heeft acht rechthoekige en symmetrische toegangen, bekroond door een oorspronkelijk kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. met consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. De muurdammen zijn bezet door dubbele pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met corinthisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. die een klassiek entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. dragen, bestaande uit een gladde friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met tandlijst op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst., versierd met rozetten. Het metalen gebinte van de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. is zichtbaar.
De vroegere herbariumzaal (westelijke vleugel) werd verbouwd tot cafetaria, de twee paviljoenen tot inkom (westen) en polyvalente zaal (oosten).
De tuin. De eigenlijke Kruidtuin die tijdens de werken aan de Noord-Zuidverbinding ingrijpende veranderingen heeft ondergaan, is het werk van tuinarchitect René PECHERE (1953-1958). Hij werd beschermd als monument in 1964 (KB 15.05.1964). Het hoger gelegen deel, tegenover de vml. serresBroeikast., is beplant met geometrische perken rond een groot cirkelvormig bassin, voorheen het centrale deel van de "Ecole de botanique". De streng symmetrische aanleg van deze "Franse tuin" is volledig in harmonie met het neoclassicistisch gebouw. Het lager gelegen deel van de tuin met vijver, overblijfsel van een vroeger moeras, biedt een veel grilliger uitzicht. De oude, kostbare bomen in dit deel zijn bewaard gebleven en onttrekken het autoverkeer van de Sint-Lazaruslaan en de Victoria Reginalaan aan het zicht van de wandelaars.
In 1892 ontwierpen de beeldhouwers Charles VAN DER STAPPEN en Constantin MEUNIER een sculpturaal programma voor de Kruidtuin i.o.v. de Staat. Het project omvatte fonteinen, verlichtingspalen, figuren en beeldengroepen die de tijd, de seizoenen, de planten en dierenmotieven voorstelden, opgesteld in de verschillende delen van de tuin. De schetsen werden op 17 juni 1893 besteld en waren eind dat jaar voltooid.
Aan hun uitvoering werkten tal van kunstenaars mee. Verschillende firma's stonden in voor het gieten van de beelden: de "Compagnie des Bronzes" en de gieterij Peterman, Luppens en Van Aerschodt. De hele onderneming zou tot 1898 duren. Door de wijzigingen die de tuin in de loop der jaren heeft ondergaan, zijn een aantal beelden naar Boechout verhuisd, andere zijn verdwenen.
Een dertigtal sculpturen bleven bewaard, maar bevinden zich niet meer op hun oorspronkelijke plaats in de tuin. Het betreft de volgende beelden: op de terrassen, voor het gebouw, een fontein bekroond door een Havik van J. POLLARD, een tweede bekroond door een Gier van A. DE TOMBAY, de Winter of de Oude houthakster van P. BRAECKE, een verlichtingspaal met een reliëf van de Vier Elementen door P. DUBOIS, de Herfst of de Zaaier en de Zomer of de Maaier van Constantin MEUNIER, een verlichtingspaal met een reliëfvoorstelling van de Vier Leeftijden door Jules LAGAE, de Lente of de Herderin van H. LE ROY, een derde fontein bekroond door een Condor door G. DEVREESE, een vierde bekroond door een Reiger van I. DE RUDDER, de Zwaan van D. WEYGERS, de Ooievaar van E. LEFEVER, een kandelaar met een reliëfvoorstelling van de Vier Leeftijden en een Papegaai in de top door Victor ROUSSEAU, de Zorg van M. DE MATHELIN, een Krokodil in gevecht met een slang van E. NAMUR, de Panter van J.M. GASPAR, de Buksboom van G. VAN HOVE, een lantaarn met een reliëf van de Vier Winden en een Uil in de top door Victor ROUSSEAU, de Gier van A. CRICK, de Arend van H. BONCQUET, de Palm van V. DE HAEN, de Laurier van Julien DILLENS, de Leeuw van C. SAMUEL, de Tijger van J. HÉRAIN, de Olijfboom van L. MIGNON, de Distel van F. JORIS, de Klimop van A. CRACO, de Kamperfoelie van E. DE PLEYN, de Lelie van A. DESENFANS.
Centraal voor de helling die de hoofdtoegang tot het eerste terras vormt, twee nimfen rond een bron, een bronzen kopie, uitgevoerd in 1890 door A. HAMBRESIN van de oorspronkelijke stenen beeldengroep van P.-F. RUDE uit 1826.
Bescherming van het landschap 15.05.1964.
Bronnen
Archieven
GASJ/DS/OW 70 (1843), 88/41 (1852).
ASB/OW Plan portefeuille 2669.
Publicaties en studies
Le Botanique de 1829 à nos jours, 1993.
MEIRSSCHAUT, P., Les sculptures de plein air à Bruxelles, guide explicatif, Bruylant, Brussel, 1900, pp. 165-173.
Tijdschriften
SAINTENOY, P., “Tilman-François Suys. Architecte des serres du jardin Botanique de Bruxelles”, Bulletin de l'Académie royale de Belgique. Classe des Beaux-Arts, XV, 1933, pp. 149-163
HORTA, V., “Etude objective sur les auteurs du jardin Botanique de Bruxelles”, Bulletin de l'Académie royale de Belgique. Classe des Beaux-Arts, XVIII, 1935, pp. 71-106
LETTENS, H., “De sculpturale Versiering van de Kruidtuin te Brussel onder de leiding van Constantin Meunier en Charles Van der Stappen: Sculptuur onder Toezicht” De Brabantse Folklore, 271, 1991, pp. 211-276
GASJ/DS/OW 70 (1843), 88/41 (1852).
ASB/OW Plan portefeuille 2669.
Publicaties en studies
Le Botanique de 1829 à nos jours, 1993.
MEIRSSCHAUT, P., Les sculptures de plein air à Bruxelles, guide explicatif, Bruylant, Brussel, 1900, pp. 165-173.
Tijdschriften
SAINTENOY, P., “Tilman-François Suys. Architecte des serres du jardin Botanique de Bruxelles”, Bulletin de l'Académie royale de Belgique. Classe des Beaux-Arts, XV, 1933, pp. 149-163
HORTA, V., “Etude objective sur les auteurs du jardin Botanique de Bruxelles”, Bulletin de l'Académie royale de Belgique. Classe des Beaux-Arts, XVIII, 1935, pp. 71-106
LETTENS, H., “De sculpturale Versiering van de Kruidtuin te Brussel onder de leiding van Constantin Meunier en Charles Van der Stappen: Sculptuur onder Toezicht” De Brabantse Folklore, 271, 1991, pp. 211-276