Typologie(ën)
school
landhuis
kapel
cinema/bioscoop
bijgebouwen
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
landhuis
kapel
cinema/bioscoop
bijgebouwen
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1865-1875
STRUYVEN – architect – 1904-1910
DANKELMAN – architect – 1904-1910
Julien DE RIDDER – architect – 1925
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoclassicisme
Art deco
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Inventaris van de Bioscoopzalen (1993)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2012-2013
id
Urban : 22027
Beschrijving
Schoolcomplex bestaande uit een oude neoclassicistische villa gebouwd rond 1870 aan de Haachtsesteenweg, met diverse gebouwen binnen het huizenblok, ontworpen in de loop van de 20e eeuw.
Geschiedenis
Het Institut Sainte-Marie, dat in 1879 werd opgericht door de pastoor van de Sint-Mariaparochie en zich eerst op nr. 16 van de Paleizenstraat bevond, nam in 1899 Huis Delhasse in, op nr. 160 van de Haachtsesteenweg (zie dit nummer), gebouwd tussen 1858 en 1876. Dit herenhuis, waarin zich de kantoren van de school bevonden, werd aangevuld met een klasgebouw (n.o.v. architecten Struyven en Dankelman) gebouwd tussen 1904 en 1910 in de grote tuin van het eigendom achter nr. 158 en 162 (A). Rond 1910 kocht het Instituut een terrein palend aan de tuin, gelegen achter nr. 7 tot 11 van de Seutinstraat. In 1925 ontwierp architect Henri Julien De Ridder, tegenover het klasgebouw en achter nr. 162, een kapel (B) in art-decostijl, evenals een omheiningsmuur met arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. die de tuin op nr. 160 scheidt van de binnenplaats van de school, achter een in 1919 geplaatst herdenkingsmonument. In 1927 kocht het instituut nr. 164-166 van de Haachtsesteenweg, een oude neoclassicistische villa (C), inspringend ten opzichte van de steenweg, ca. 1870 gebouwd in opdracht van luitenant-kolonel A. Navez, die er woonde tot aan zijn dood begin jaren 1920. Deze villa werd vervangen door een ovalen gebouw met uitbouw – misschien een serreBroeikast. – van vóór 1858. In 1929 verkocht het instituut nr. 160 opnieuw, maar het bewaarde wel het terrein binnen het huizenblok, dat van dan af toegankelijk was via nr. 164-166. De arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van de omheiningsmuur tussen de tuin en de binnenplaats werden gedicht. Er werd een nieuw gebouw opgetrokken (D), door dezelfde Henri Julien De Ridder, tegen de kapel aan, aan de achterkant van de oude villa. Hierin bevond zich een zaal met bijna 600 plaatsen die niet alleen als feestzaal voor de school diende, maar ook als bioscoopzaal, Cinéma Familia genaamd. Ze werd in 1932 geopend. Tijdens het interbellum werden tegen de zuidgevels van het klasgebouw twee bijgebouwen aangebouwd, achter de huizen van de Seutinstraat. In 1952 verwierf het instituut nr. 15 Seutinstraat, een huis met een achtergebouw met een torentje van vóór 1894 – waartegen het klasgebouw was aangebouwd – dat aan het complex werd toegevoegd en op de benedenverdieping werd gewijzigd. In 1958 werd de oude villa verbouwd door toevoeging van een bouwlaag onder plat dak. Tussen 1976 en 1978 werd een nieuw gebouw opgetrokken (E), op de plaats van nr. 17 tot 23 van de Seutinstraat (n.o.v. architect Michel Henrard). Tot slot werd het toegangsvolume van de bioscoopzaal in 1986 vervangen door een gebouw met onder meer klassen (F), terwijl de noordgevel werd herbekleed (n.o.v. architecten Michel Henrard en Henri Boghemans).
Beschrijving
Oude neoclassicistische villa (C) inspringend ten opzichte van de steenweg, ca. 1870 gebouwd in opdracht van luitenant-kolonel A. Navez, met twee symmetrische bijgebouwen aan de straatkant.
Oorspronkelijk, twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., verhoogd met een bouwlaag onder plat dak in 1958. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevels met hardstenen elementen. Op de voorgevel, vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de zijtraveeën uitspringend, de centrale na 1899 voorzien van een voorbouw van één bouwlaag met toegangsportiek, met hergebruik van de oorspronkelijke omlijsting. Rondbogige muuropeningen op de benedenverdieping, rechthoekige op de verdiepingen, de centrale opnieuw omlijst in 1958. Op de zijtraveeën, balkon met stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Op de achtergevel, bijgebouwen van latere datum.
Interieur grotendeels gewijzigd.
Rechthoekige bijgebouwen, wellicht een stal en een koetshuis, op onbepaalde datums verbouwd. Binnenplaats oorspronkelijk afgeboord door een hek, verwijderd in 1958.
Klasgebouwen in eclectische stijl (A) bestaande uit twee tegen elkaar aangebouwde volumes, n.o.v. architecten Struyven en Dankelman. De eerste steen van het linkervolume werd in 1904 gelegd, het rechtervolume werd vanaf 1907 gebouwd en in 1910 voltooid. Bakstenen gevels met hardstenen elementen. Opstanden van drie bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.; zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op het linkervolume, zes op het rechtervolume. Per twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., elk gevat in een arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn.. Brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met drie gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuiltjes onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. en boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de zuidgevel op latere datum versierd met glasstenen, met verwijdering van de zuiltjes. Brede dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. op de noordgevel, smallere dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met voorstevenvormig dak op de zuidgevel. Op de samenkomst van de twee volumes, aan de noordkant, beeld van Maria met Kind onder een baldakijn.
Interieur. Klaslokalen aan de noordzijde, gangen aan de zuidzijde. Voormalige leraarskamers in de mansardes, thans verbouwd tot klaslokalen. Betonnen vloeren en metalen geraamten bewaard. Houten trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. vervangen door beton in 1962-1963.
Kapel (B) in art-decostijl, n.o.v. architect Henri Julien De Ridder. Eerste steen gelegd in 1925, rechts van de toegang; bouw voltooid in 1926 en binneninrichting in 1929. Tegen de gebouwen in het noorden en het westen, rechthoekig gebouw in gewapend beton onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Links, vierkante portaaltoren onder tentdak, naar een hal onder orgelkoor. Schip van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gevolgd door een koor en een sacristie met afnemende hoogte, op pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die een overdekte binnenplaats vormen. Opstand in fijne oranje baksteen met beklemtoonde horizontale voegen, sommige opstaand, versierd met beraapte zones en hardstenen elementen. De meeste muuropeningen zijn rondbogig en gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Toren met toegangsportaal met getrapte arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. waarin zich de trap bevindt, onder twee trapezoïdale venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met glas-in-loodramen met de heilige Marcus en Maria, gescheiden door een bas-reliëf met voorstelling van een abt en twee leerlingen, onder Christus met mandorla. De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) vormen een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., elk voorzien van een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. boven een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. waarin een biechtstoel moest komen. Bijna blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Kruisvormige bekroningen.
De kapel kreeg een nieuwe bestemming als sportzaal en is een groot deel van haar versiering verloren. Tongewelf met lunetten. Verhoogd koor met marmeren lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en mozaïekvloer; koorafsluiting versierd met een mozaïek dat de duif van de Heilige Geest voorstelt. Altaar en biechtstoelen verdwenen, tabernakel en galerijorgel (bouwer Jos Stevens, 1929) bewaard. Glas-in-loodramen van Crespin deels bewaard.
Geschiedenis
Het Institut Sainte-Marie, dat in 1879 werd opgericht door de pastoor van de Sint-Mariaparochie en zich eerst op nr. 16 van de Paleizenstraat bevond, nam in 1899 Huis Delhasse in, op nr. 160 van de Haachtsesteenweg (zie dit nummer), gebouwd tussen 1858 en 1876. Dit herenhuis, waarin zich de kantoren van de school bevonden, werd aangevuld met een klasgebouw (n.o.v. architecten Struyven en Dankelman) gebouwd tussen 1904 en 1910 in de grote tuin van het eigendom achter nr. 158 en 162 (A). Rond 1910 kocht het Instituut een terrein palend aan de tuin, gelegen achter nr. 7 tot 11 van de Seutinstraat. In 1925 ontwierp architect Henri Julien De Ridder, tegenover het klasgebouw en achter nr. 162, een kapel (B) in art-decostijl, evenals een omheiningsmuur met arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. die de tuin op nr. 160 scheidt van de binnenplaats van de school, achter een in 1919 geplaatst herdenkingsmonument. In 1927 kocht het instituut nr. 164-166 van de Haachtsesteenweg, een oude neoclassicistische villa (C), inspringend ten opzichte van de steenweg, ca. 1870 gebouwd in opdracht van luitenant-kolonel A. Navez, die er woonde tot aan zijn dood begin jaren 1920. Deze villa werd vervangen door een ovalen gebouw met uitbouw – misschien een serreBroeikast. – van vóór 1858. In 1929 verkocht het instituut nr. 160 opnieuw, maar het bewaarde wel het terrein binnen het huizenblok, dat van dan af toegankelijk was via nr. 164-166. De arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van de omheiningsmuur tussen de tuin en de binnenplaats werden gedicht. Er werd een nieuw gebouw opgetrokken (D), door dezelfde Henri Julien De Ridder, tegen de kapel aan, aan de achterkant van de oude villa. Hierin bevond zich een zaal met bijna 600 plaatsen die niet alleen als feestzaal voor de school diende, maar ook als bioscoopzaal, Cinéma Familia genaamd. Ze werd in 1932 geopend. Tijdens het interbellum werden tegen de zuidgevels van het klasgebouw twee bijgebouwen aangebouwd, achter de huizen van de Seutinstraat. In 1952 verwierf het instituut nr. 15 Seutinstraat, een huis met een achtergebouw met een torentje van vóór 1894 – waartegen het klasgebouw was aangebouwd – dat aan het complex werd toegevoegd en op de benedenverdieping werd gewijzigd. In 1958 werd de oude villa verbouwd door toevoeging van een bouwlaag onder plat dak. Tussen 1976 en 1978 werd een nieuw gebouw opgetrokken (E), op de plaats van nr. 17 tot 23 van de Seutinstraat (n.o.v. architect Michel Henrard). Tot slot werd het toegangsvolume van de bioscoopzaal in 1986 vervangen door een gebouw met onder meer klassen (F), terwijl de noordgevel werd herbekleed (n.o.v. architecten Michel Henrard en Henri Boghemans).
Beschrijving
Oude neoclassicistische villa (C) inspringend ten opzichte van de steenweg, ca. 1870 gebouwd in opdracht van luitenant-kolonel A. Navez, met twee symmetrische bijgebouwen aan de straatkant.
Oorspronkelijk, twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., verhoogd met een bouwlaag onder plat dak in 1958. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevels met hardstenen elementen. Op de voorgevel, vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de zijtraveeën uitspringend, de centrale na 1899 voorzien van een voorbouw van één bouwlaag met toegangsportiek, met hergebruik van de oorspronkelijke omlijsting. Rondbogige muuropeningen op de benedenverdieping, rechthoekige op de verdiepingen, de centrale opnieuw omlijst in 1958. Op de zijtraveeën, balkon met stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Op de achtergevel, bijgebouwen van latere datum.
Interieur grotendeels gewijzigd.
Rechthoekige bijgebouwen, wellicht een stal en een koetshuis, op onbepaalde datums verbouwd. Binnenplaats oorspronkelijk afgeboord door een hek, verwijderd in 1958.
Klasgebouwen in eclectische stijl (A) bestaande uit twee tegen elkaar aangebouwde volumes, n.o.v. architecten Struyven en Dankelman. De eerste steen van het linkervolume werd in 1904 gelegd, het rechtervolume werd vanaf 1907 gebouwd en in 1910 voltooid. Bakstenen gevels met hardstenen elementen. Opstanden van drie bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.; zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op het linkervolume, zes op het rechtervolume. Per twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., elk gevat in een arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn.. Brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met drie gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuiltjes onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. en boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de zuidgevel op latere datum versierd met glasstenen, met verwijdering van de zuiltjes. Brede dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. op de noordgevel, smallere dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met voorstevenvormig dak op de zuidgevel. Op de samenkomst van de twee volumes, aan de noordkant, beeld van Maria met Kind onder een baldakijn.
Interieur. Klaslokalen aan de noordzijde, gangen aan de zuidzijde. Voormalige leraarskamers in de mansardes, thans verbouwd tot klaslokalen. Betonnen vloeren en metalen geraamten bewaard. Houten trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. vervangen door beton in 1962-1963.
Kapel (B) in art-decostijl, n.o.v. architect Henri Julien De Ridder. Eerste steen gelegd in 1925, rechts van de toegang; bouw voltooid in 1926 en binneninrichting in 1929. Tegen de gebouwen in het noorden en het westen, rechthoekig gebouw in gewapend beton onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Links, vierkante portaaltoren onder tentdak, naar een hal onder orgelkoor. Schip van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gevolgd door een koor en een sacristie met afnemende hoogte, op pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die een overdekte binnenplaats vormen. Opstand in fijne oranje baksteen met beklemtoonde horizontale voegen, sommige opstaand, versierd met beraapte zones en hardstenen elementen. De meeste muuropeningen zijn rondbogig en gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Toren met toegangsportaal met getrapte arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. waarin zich de trap bevindt, onder twee trapezoïdale venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met glas-in-loodramen met de heilige Marcus en Maria, gescheiden door een bas-reliëf met voorstelling van een abt en twee leerlingen, onder Christus met mandorla. De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) vormen een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., elk voorzien van een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. boven een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. waarin een biechtstoel moest komen. Bijna blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Kruisvormige bekroningen.
De kapel kreeg een nieuwe bestemming als sportzaal en is een groot deel van haar versiering verloren. Tongewelf met lunetten. Verhoogd koor met marmeren lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en mozaïekvloer; koorafsluiting versierd met een mozaïek dat de duif van de Heilige Geest voorstelt. Altaar en biechtstoelen verdwenen, tabernakel en galerijorgel (bouwer Jos Stevens, 1929) bewaard. Glas-in-loodramen van Crespin deels bewaard.
Bronnen
Archieven
GAS/DS 129-164.
Huis der Kunsten van Schaarbeek/lokaal fonds.
Publicaties en studies
DEMETER, S. (o.l.v.), Centre scolaire Sainte-Marie La Sagesse, 1879-2004, Mémorial du 125e anniversaire, Brussel, 2004, pp. 27-40, 105-107.
Tijdschriften
R., S., “La chapelle de l'Institut Ste-Marie à Schaerbeek-Bruxelles”, L'Emulation, 1927, 8, pp. 89-90, pl. 29.
Websites
Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Opmerkelijke bomen in de nabijheid