Typologie(ën)
burgerwoning
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1876-1894
Louis DE CONTINI – glazenier – 1876-1894
Victor VAN DYCK – schilder – 1907
Stijlen
Eclectisme
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2012-2013
id
Urban : 22043
Beschrijving
Burgerhuis in eclectische stijl met neoclassicistische inslag en met symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., tussen 1876 en 1894.
Maakt deel uit van een homogene huizenrij, overwegend in neoclassicistische stijl, van nr. 236 tot nr. 284.
Hardstenen benedenverdieping met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen).. Witstenen verdiepingen met hardstenen elementen. Balkon met een stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. opengewerkt met ovalen. GietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal.. Borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. versierd met cementtegelsTegel op basis van cement, vaak polychroom versierd en gebruikt voor vloeren, friezen en borstweringen. op de eerste verdieping, met knoppenRond of afgeplat bolvormig ornament. of een paneel op de tweede. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en deur met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met glas-in-loodraam bewaard.
Gaaf bewaard interieur; met marmer beklede traphal naar verhoogde benedenverdieping. Opeenvolging van drie aansluitende ruimtes met aan straatzijde een elegant salon in Lodewijk XVI-stijl bestaande uit beschilderingen op gemaroufleerd doek in omkaderde medaillons o.a. op de schoorsteenmantelHouten of natuurstenen bekleding rond de opening of mond van een schouw. en op de penant tussen de twee vensters. GroteskenVersiering, samengesteld uit grillige, fantastische figuren en krullen waarin dier- en mensengedaanten zijn verwerkt. op de houten deuren in Régence-stijl. Elegant schrijnwerk voor guirlandes voor de gordijnkasten en rondom de schilderingen. Plafond in stuc met opeenvolging van lijstwerk; blad- en tandlijst, consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en palmetfries. Bewaarde beschildering met accenten in goud. Dubbele vleugeldeur met roeden met glas-in-loodramen en gebrandschilderd glas in neo-classicistische stijl met profielen van vrouwen, sommigen gesigneerd met monogram ‘LDC’ verwijzend naar glaskunstenaar Louis De Contini.
Hierachter twee (eet)kamers in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz.; rijkelijk gelambriseerde muren in eikenhout, met nagelvaste buffetkast in middelste ruimte, recht tegenover een imposante, zwart granieten schoorsteen met rood granieten zuilen. Op de boezemHet boven de stookplaats uitspringende en rookopvangende gedeelte van een schouw; of ook, het boven de schoorsteenmantel opgaande gedeelte van een schoorsteen tot aan de zoldering. hiervan een kader in fronton, waarin vermoedelijk een spiegel of schilderij was voorzien maar waar nu op de pleisterlaag een muurtekening is aangebracht met (in het Duits): “Gott Strafe England” [God straft Engeland] met vallende bommen op de kaart van Engeland (we lezen o.a. de steden Canterbury en Ramsgate).
Achterste ruimte eveneens met imposante schoorsteen waarin o.a. een pendule zit verwerkt, aan de overzijde een in de lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … verwerkte dienstdeur naar de keuken en etenslift (mont-charge).
Naar de tuin een brede dubbele vleugeldeur met glas-in-loodramen en gebrandschilderd glas.
Beide ruimtes met decoratief plafond met schilderijen (respectievelijk rechthoekig en zeshoekig) op gemaroufleerd doek tussen casementen, beiden gesigneerd en gedateerd “Victor Van Dyck, 1907”.
Elke tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen., sommigen verspringend en met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., met vleugeldeuren waarin gebrandschilderde vrouwenprofielen. Op elke verdieping verzorgde afwerking voor vloer, plafond en natuurstenen schoorsteenmantels.
Maakt deel uit van een homogene huizenrij, overwegend in neoclassicistische stijl, van nr. 236 tot nr. 284.
Hardstenen benedenverdieping met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen).. Witstenen verdiepingen met hardstenen elementen. Balkon met een stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. opengewerkt met ovalen. GietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal.. Borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. versierd met cementtegelsTegel op basis van cement, vaak polychroom versierd en gebruikt voor vloeren, friezen en borstweringen. op de eerste verdieping, met knoppenRond of afgeplat bolvormig ornament. of een paneel op de tweede. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en deur met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met glas-in-loodraam bewaard.
Gaaf bewaard interieur; met marmer beklede traphal naar verhoogde benedenverdieping. Opeenvolging van drie aansluitende ruimtes met aan straatzijde een elegant salon in Lodewijk XVI-stijl bestaande uit beschilderingen op gemaroufleerd doek in omkaderde medaillons o.a. op de schoorsteenmantelHouten of natuurstenen bekleding rond de opening of mond van een schouw. en op de penant tussen de twee vensters. GroteskenVersiering, samengesteld uit grillige, fantastische figuren en krullen waarin dier- en mensengedaanten zijn verwerkt. op de houten deuren in Régence-stijl. Elegant schrijnwerk voor guirlandes voor de gordijnkasten en rondom de schilderingen. Plafond in stuc met opeenvolging van lijstwerk; blad- en tandlijst, consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en palmetfries. Bewaarde beschildering met accenten in goud. Dubbele vleugeldeur met roeden met glas-in-loodramen en gebrandschilderd glas in neo-classicistische stijl met profielen van vrouwen, sommigen gesigneerd met monogram ‘LDC’ verwijzend naar glaskunstenaar Louis De Contini.
Hierachter twee (eet)kamers in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz.; rijkelijk gelambriseerde muren in eikenhout, met nagelvaste buffetkast in middelste ruimte, recht tegenover een imposante, zwart granieten schoorsteen met rood granieten zuilen. Op de boezemHet boven de stookplaats uitspringende en rookopvangende gedeelte van een schouw; of ook, het boven de schoorsteenmantel opgaande gedeelte van een schoorsteen tot aan de zoldering. hiervan een kader in fronton, waarin vermoedelijk een spiegel of schilderij was voorzien maar waar nu op de pleisterlaag een muurtekening is aangebracht met (in het Duits): “Gott Strafe England” [God straft Engeland] met vallende bommen op de kaart van Engeland (we lezen o.a. de steden Canterbury en Ramsgate).
Achterste ruimte eveneens met imposante schoorsteen waarin o.a. een pendule zit verwerkt, aan de overzijde een in de lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … verwerkte dienstdeur naar de keuken en etenslift (mont-charge).
Naar de tuin een brede dubbele vleugeldeur met glas-in-loodramen en gebrandschilderd glas.
Beide ruimtes met decoratief plafond met schilderijen (respectievelijk rechthoekig en zeshoekig) op gemaroufleerd doek tussen casementen, beiden gesigneerd en gedateerd “Victor Van Dyck, 1907”.
Elke tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen., sommigen verspringend en met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., met vleugeldeuren waarin gebrandschilderde vrouwenprofielen. Op elke verdieping verzorgde afwerking voor vloer, plafond en natuurstenen schoorsteenmantels.
Bronnen
Kaarten / plannen
Plan de la commune de Schaerbeek 1870, Nationaal Geografisch Instituut.
Bruxelles et ses environs, Militair Cartografisch Instituut, 1894.