Typologie(ën)
klooster/abdij
conservatorium/kunstacademie
kapel
conservatorium/kunstacademie
kapel
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1673-1701
H.L.F. PARTOES – 1843-1845
Pierre Victor JAMAER – architect – 1874-1876
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoclassicisme
Neorenaissance
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31482
Beschrijving
Complex
in kern gevormd door het voormalige
bogaardenklooster met gebouwen uit de 17e en 18e eeuw,
aangepast en uitgebreid voor nieuwe functies in de loop van de 19e
en 20e eeuw.
De vroegst gekende archivalia met betrekking tot het bogaardenklooster dateren van 1277 en 1303. Aanvankelijk gemeenschap van wevers, die in 1359 de regel van Sint- Franciscus aannam. Begin 15e eeuw onder toezicht van de stadsmagistraat geplaatst. Het bij intrede vereiste lidmaatschap van de weversgilde werd in 1474 afgeschaft; nog bedrijvig in handel en herstel van weefkammen tot de omvorming tot een exclusief religieuze orde in de loop van de 17e eeuw. Klooster zogenaamd «Mariendael». Eerste vermelding van een kapel in de 14e eeuw, opnieuw gewijd na de godsdiensttroebelen in 1585. Schip van de nieuwe kerk aangezet na het verkrijgen van de toelating tot collecteren in 1624, bijkomende toelagen in 1659, beëindigd in 1673. Eerstesteenlegging voor het koor in 1696, ingewijd in 1701; de voorgevel bleef onafgewerkt. Kloostergebouwen vergroot in 1657 en wederopgebouwd of minstens aangepast in Lodewijk XV-stijl in 1752. Kloosterlingen verdreven in 1796; vervolgens diverse functies, onder meer gevangenis, stallingen, tabaksmagazijn en zondagsschool. Een gedeelte van de gebouwen werd vanaf 1803 ingenomen door de zwartzusters, tot deze in 1829 hun intrek namen in het vroegere visitandinenklooster. Kraaminrichting van het Bestuur der Godshuizen, sinds 1810 eigenaar van het complex, van 1831 tot 1843. Gedeelten van kerk en klooster werden ingevolge de aanleg van de Zuidstraat gesloopt in 1844. De resterende gebouwen werden aangepast tot meisjesweeshuis naar ontwerp van architect H.L.F. Partoes van 1843, uitgevoerd in 1844-1845.
Heringericht en uitgebreid voor de huidige functie, naar ontwerp van architect P.V. Jamaer, in 1874-1876. De Academie werd te Brussel opgericht in 1711, en verkreeg van Leopold I de titel «Koninklijke Academie» in 1835. Aanvankelijk gevestigd in het Stadhuis, tot 1829; van 1832 tot 1875 in de kelders van het Nijverheidspaleis (Museumplein). Restauratie van kloosterpand en kapel, en uitbreiding met een nieuwe vleugel, door architecten A. Bemard en R. Vandendaele, in 1971-1975.
Complex begrensd door Zuidstraat, Bogaardenstraat en Priemstraat, met de voormalige kloostergebouwen in het centrum, het oude academiegebouw ten zuiden, de nieuwe vleugel ten noorden.
Voormalige kloostergebouwen
Voorheen gebouwencomplex uit de 17e en 18e eeuw met hoofdingang aan de Bogaardenstraat, doorlopend tot de Priemstraat, waarvan de kloosterkerk de noord-westhoek innam, en kloostertuin ten zuiden Bij de aanpassing tot meisjesweeshuis door Partoes in 1843-1845 werd het kloosterpand vrij intact bewaard, het koor van de kerk als huiskapel geïntegreerd, de zuidelijke tuinvleugel verhoogd, en een nieuw gevelscherm opgetrokken aan de Zuidstraat. Tot de gesloopte delen behoorden het schip van de kerk en diverse bijgebouwen. Gevelscherm Zuidstraat. Lijstgevel in neoclassicistische stijl met neo- Italiaanse-renaissance-kenmerken, van drie bouwlagen en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) ParementGevel- of muurbekleding. van natuursteen met verwerking van hardsteen voor plint, hoekkettingen, kordons en omlijstingen. Symmetrische opbouw met geaccentueerde inkompartij in de twee middentraveeën : rondboogpoort in omlijsting met schijfornamenten, binnen risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.. Rondboogvensters met geriemde omlijsting en doorgetrokken lekdrempels op de eerste twee bouwlagen Haast vierkante volledig omlijste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de lagere derde bouwlaag Kroonlijst boven friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. linker aanpalende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. : rondboogpoort met imposten en sluitsteen, binnen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en driehoekig fronton ; flankerende rondboognissen.
Kapel (1). Oorspronkelijk koor (1696-1701) van de voormalige kloosterkerk, voorheen met driebeukig schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en onafgewerkte ingebogen voorgevel. Eenbeukige ruimte in laatbarokstijl, met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en driezijdige zuid georiënteerde sluiting; heden opgesplitst, de benedenbouw geïntegreerd in de nieuwe vleugel. Onversierde baksteenbouw onder afgeschuind schilddak (leien).
Interieur. Bovenbouw onder bepleisterd kruisgewelf (stuc op hout) : ribben uitlopend op acanthusbladeren en dito sluitstenen; platte gordelbogen met casementen op lijstkapitelen, opgevangen door cartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met gevleugeld engelenhoofd en rankwerkVersiering bestaande uit een buigzame, slingerende tak, versierd met lofwerk.. Gehalveerde rondbogen met geprofileerde booglijst in het onderste registerVensterstrook in een topgevel.; rondboogvensters en -nissen in vlakke omlijsting met neuten, imposten, sluitsteen en waterlijst in het bovenste registerVensterstrook in een topgevel.. Toegevoegd doksaal met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. tegen de noordwand.
Kloosterpand (2). Vier kloostervleugels van twee bouwlagen en respectievelijk zes en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien) met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Ontpleisterde baksteenbouw met verwerking van zandsteen voor de sokkel met geprofileerde afzaat, negblokken en steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.. travee-indeling door vlakke pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Brede korfboogopeningen met kwarthol profiel aan de dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. en metalen roedenverdeling op de benedenverdieping. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met kwartholle negblokken en vernieuwde arduinen dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). op de bovenverdieping. Kloostergang op de begane grond, onder gedrukte, ontpleisterde bakstenen kruisgewelven, de gordelbogen opgevangen door geprofileerde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; twee hoge steekboogdeuren in zandstenen omlijsting met imposten, sluitsteen en waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. in de zuidwestelijke hoek. In het midden van de westvleugel aanleunende trapkoker met stenen wenteltrap, omschreven door een later trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met brede houten trap.
Zuidelijke tuinvleugel (3). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. lijstgevel met voorheen twee bouwlagen en mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. - door Partoes vervangen door een derde bouwlaag - en een vijftiental traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), later gedeeltelijk ingebouwd. Eerste twee bouwlagen opgetrokken uit bak- en zandsteen zoals het kloosterpand, met aangepaste rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op lekdrempels; lage derde bouwlaag met haast vierkante vensters en klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Door vlakke pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. gemarkeerd middenrisaliet : oorspronkelijk bekronend driehoekig pseudofronton vervangen door een neoclassicistisch hoogveld met segmentvenster en ronde oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Spiegelboogdeur en aansluitend - vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met arduinen omlijsting in vroege Lodewijk XV-stijl, uit het midden van de 18e eeuw (1752?) : geprofileerd kwarthol beloop met neuten, imposten en voluutsleutel, onder gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. met gestrekte uiteinden, het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. geflankeerd door langgerekte volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.; eertijds voorafgegaan door een bordestrap met gesmeed ijzeren leuning. Gedenkstenen voor A.J. Wauters (1845-1916) en Ch. Van Der Stappen (1843-1910), laatst genoemde door M. Rau.
Academiegebouw
Monumentaal complex in klassiek geïnspireerde eclectische stijl, naar ontwerp van architect P.V. Jamaer, van 1874-1876. Symmetrisch geordonneerde vleugels van twee bouwlagen, in U-vorm rondom een binnenplaats. Gevels met parement van natuursteen verwerkt met hardsteen. Markant hoger oplopend hoekpaviljoen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien), de bovenverdieping met gekoppelde hoekpilasters waarop klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met de wapens van Brussel. Grote steekboogvensters met voluutsleutel en ijzeren roedenverdeling, boven de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. bekroond door driehoekige pseudofrontons met decoratief beeldhouwwerk. Identieke west- en oostvleugel met zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) : begane grond geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en steekboogopeningen, afgewerkt met hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en blinde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.; erboven terugwijkende lage dakverdieping opgevat als galerij met drielichten met typische roedenverdeling. Gebeeldhouwde reliëfs met putti tegen de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. aan pleinzijde, door beeldhouwer A.- E. Carrier-Belleuse, afkomstig van de zijgevels van de Beurs (1865-1873) waar zij in 1893 werden verwijderd (zie Anspach- laan nr. 80). zuidvleugel van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met horizontale geleding in twee registersVensterstrook in een topgevel., beide geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en steekboogopeningen en afgewerkt met een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel..
De vroegst gekende archivalia met betrekking tot het bogaardenklooster dateren van 1277 en 1303. Aanvankelijk gemeenschap van wevers, die in 1359 de regel van Sint- Franciscus aannam. Begin 15e eeuw onder toezicht van de stadsmagistraat geplaatst. Het bij intrede vereiste lidmaatschap van de weversgilde werd in 1474 afgeschaft; nog bedrijvig in handel en herstel van weefkammen tot de omvorming tot een exclusief religieuze orde in de loop van de 17e eeuw. Klooster zogenaamd «Mariendael». Eerste vermelding van een kapel in de 14e eeuw, opnieuw gewijd na de godsdiensttroebelen in 1585. Schip van de nieuwe kerk aangezet na het verkrijgen van de toelating tot collecteren in 1624, bijkomende toelagen in 1659, beëindigd in 1673. Eerstesteenlegging voor het koor in 1696, ingewijd in 1701; de voorgevel bleef onafgewerkt. Kloostergebouwen vergroot in 1657 en wederopgebouwd of minstens aangepast in Lodewijk XV-stijl in 1752. Kloosterlingen verdreven in 1796; vervolgens diverse functies, onder meer gevangenis, stallingen, tabaksmagazijn en zondagsschool. Een gedeelte van de gebouwen werd vanaf 1803 ingenomen door de zwartzusters, tot deze in 1829 hun intrek namen in het vroegere visitandinenklooster. Kraaminrichting van het Bestuur der Godshuizen, sinds 1810 eigenaar van het complex, van 1831 tot 1843. Gedeelten van kerk en klooster werden ingevolge de aanleg van de Zuidstraat gesloopt in 1844. De resterende gebouwen werden aangepast tot meisjesweeshuis naar ontwerp van architect H.L.F. Partoes van 1843, uitgevoerd in 1844-1845.
Heringericht en uitgebreid voor de huidige functie, naar ontwerp van architect P.V. Jamaer, in 1874-1876. De Academie werd te Brussel opgericht in 1711, en verkreeg van Leopold I de titel «Koninklijke Academie» in 1835. Aanvankelijk gevestigd in het Stadhuis, tot 1829; van 1832 tot 1875 in de kelders van het Nijverheidspaleis (Museumplein). Restauratie van kloosterpand en kapel, en uitbreiding met een nieuwe vleugel, door architecten A. Bemard en R. Vandendaele, in 1971-1975.
Complex begrensd door Zuidstraat, Bogaardenstraat en Priemstraat, met de voormalige kloostergebouwen in het centrum, het oude academiegebouw ten zuiden, de nieuwe vleugel ten noorden.
Voormalige kloostergebouwen
Voorheen gebouwencomplex uit de 17e en 18e eeuw met hoofdingang aan de Bogaardenstraat, doorlopend tot de Priemstraat, waarvan de kloosterkerk de noord-westhoek innam, en kloostertuin ten zuiden Bij de aanpassing tot meisjesweeshuis door Partoes in 1843-1845 werd het kloosterpand vrij intact bewaard, het koor van de kerk als huiskapel geïntegreerd, de zuidelijke tuinvleugel verhoogd, en een nieuw gevelscherm opgetrokken aan de Zuidstraat. Tot de gesloopte delen behoorden het schip van de kerk en diverse bijgebouwen. Gevelscherm Zuidstraat. Lijstgevel in neoclassicistische stijl met neo- Italiaanse-renaissance-kenmerken, van drie bouwlagen en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) ParementGevel- of muurbekleding. van natuursteen met verwerking van hardsteen voor plint, hoekkettingen, kordons en omlijstingen. Symmetrische opbouw met geaccentueerde inkompartij in de twee middentraveeën : rondboogpoort in omlijsting met schijfornamenten, binnen risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.. Rondboogvensters met geriemde omlijsting en doorgetrokken lekdrempels op de eerste twee bouwlagen Haast vierkante volledig omlijste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de lagere derde bouwlaag Kroonlijst boven friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. linker aanpalende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. : rondboogpoort met imposten en sluitsteen, binnen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en driehoekig fronton ; flankerende rondboognissen.
Kapel (1). Oorspronkelijk koor (1696-1701) van de voormalige kloosterkerk, voorheen met driebeukig schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en onafgewerkte ingebogen voorgevel. Eenbeukige ruimte in laatbarokstijl, met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en driezijdige zuid georiënteerde sluiting; heden opgesplitst, de benedenbouw geïntegreerd in de nieuwe vleugel. Onversierde baksteenbouw onder afgeschuind schilddak (leien).
Interieur. Bovenbouw onder bepleisterd kruisgewelf (stuc op hout) : ribben uitlopend op acanthusbladeren en dito sluitstenen; platte gordelbogen met casementen op lijstkapitelen, opgevangen door cartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met gevleugeld engelenhoofd en rankwerkVersiering bestaande uit een buigzame, slingerende tak, versierd met lofwerk.. Gehalveerde rondbogen met geprofileerde booglijst in het onderste registerVensterstrook in een topgevel.; rondboogvensters en -nissen in vlakke omlijsting met neuten, imposten, sluitsteen en waterlijst in het bovenste registerVensterstrook in een topgevel.. Toegevoegd doksaal met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. tegen de noordwand.
Kloosterpand (2). Vier kloostervleugels van twee bouwlagen en respectievelijk zes en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien) met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Ontpleisterde baksteenbouw met verwerking van zandsteen voor de sokkel met geprofileerde afzaat, negblokken en steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.. travee-indeling door vlakke pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Brede korfboogopeningen met kwarthol profiel aan de dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. en metalen roedenverdeling op de benedenverdieping. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met kwartholle negblokken en vernieuwde arduinen dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). op de bovenverdieping. Kloostergang op de begane grond, onder gedrukte, ontpleisterde bakstenen kruisgewelven, de gordelbogen opgevangen door geprofileerde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; twee hoge steekboogdeuren in zandstenen omlijsting met imposten, sluitsteen en waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. in de zuidwestelijke hoek. In het midden van de westvleugel aanleunende trapkoker met stenen wenteltrap, omschreven door een later trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met brede houten trap.
Zuidelijke tuinvleugel (3). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. lijstgevel met voorheen twee bouwlagen en mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. - door Partoes vervangen door een derde bouwlaag - en een vijftiental traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), later gedeeltelijk ingebouwd. Eerste twee bouwlagen opgetrokken uit bak- en zandsteen zoals het kloosterpand, met aangepaste rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op lekdrempels; lage derde bouwlaag met haast vierkante vensters en klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Door vlakke pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. gemarkeerd middenrisaliet : oorspronkelijk bekronend driehoekig pseudofronton vervangen door een neoclassicistisch hoogveld met segmentvenster en ronde oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Spiegelboogdeur en aansluitend - vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met arduinen omlijsting in vroege Lodewijk XV-stijl, uit het midden van de 18e eeuw (1752?) : geprofileerd kwarthol beloop met neuten, imposten en voluutsleutel, onder gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. met gestrekte uiteinden, het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. geflankeerd door langgerekte volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.; eertijds voorafgegaan door een bordestrap met gesmeed ijzeren leuning. Gedenkstenen voor A.J. Wauters (1845-1916) en Ch. Van Der Stappen (1843-1910), laatst genoemde door M. Rau.
Academiegebouw
Monumentaal complex in klassiek geïnspireerde eclectische stijl, naar ontwerp van architect P.V. Jamaer, van 1874-1876. Symmetrisch geordonneerde vleugels van twee bouwlagen, in U-vorm rondom een binnenplaats. Gevels met parement van natuursteen verwerkt met hardsteen. Markant hoger oplopend hoekpaviljoen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien), de bovenverdieping met gekoppelde hoekpilasters waarop klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met de wapens van Brussel. Grote steekboogvensters met voluutsleutel en ijzeren roedenverdeling, boven de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. bekroond door driehoekige pseudofrontons met decoratief beeldhouwwerk. Identieke west- en oostvleugel met zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) : begane grond geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en steekboogopeningen, afgewerkt met hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en blinde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.; erboven terugwijkende lage dakverdieping opgevat als galerij met drielichten met typische roedenverdeling. Gebeeldhouwde reliëfs met putti tegen de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. aan pleinzijde, door beeldhouwer A.- E. Carrier-Belleuse, afkomstig van de zijgevels van de Beurs (1865-1873) waar zij in 1893 werden verwijderd (zie Anspach- laan nr. 80). zuidvleugel van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met horizontale geleding in twee registersVensterstrook in een topgevel., beide geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en steekboogopeningen en afgewerkt met een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel..
Bronnen
Archieven
SAB, P.P, 1004, 2238; N.PP, S 3, 72.
Publicaties en studies
Academie Royale des Beaux-Arts de Bruxelles, 275 ans d’enseignement,Brussel, 1987.
Publicaties en studies
BONENFANT-FEYTMANS A.M., "Le sort du couvent des Bogards à Bruxelles depuis la fin de l’ancien régime" (Cahiers Bruxellois, 1959, IV, 3-4, p. 295-317).
HOEBANX F., MARTINY V.G., QUIEVREUX L., "Le 250me anniversaire de l’Académie Royale des Beaux-Arts de Bruxelles" (Brabant, 1961, 6).